Het doel van deze verordening is de verschaffing van een gemeenschappelijk kader voor de bijdragen van de lidstaten aan de opstelling van Europese niet-financiële kwartaalrekeningen per institutionele sector.
Verordening (EG) nr. 1161/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2005 betreffende de opstelling van niet-financiële kwartaalrekeningen per institutionele sector
Verordening (EG) nr. 1161/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2005 betreffende de opstelling van niet-financiële kwartaalrekeningen per institutionele sector
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 285, lid 1,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van de Europese Centrale Bank(1),
Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(2),
Overwegende hetgeen volgt:
In het Actieplan betreffende de statistische vereisten ten behoeve van de Economische en Monetaire Unie (EMU), dat de Raad Ecofin in september 2000 heeft onderschreven, wordt bepaald dat een beperkte hoeveelheid driemaandelijkse sectorrekeningen dringend noodzakelijk is en dat deze binnen 90 dagen na het eind van het betrokken kwartaal beschikbaar moeten zijn.
In het gezamenlijk verslag van de Raad Ecofin en de Commissie aan de Europese Raad over statistieken en indicatoren voor de eurozone, dat de Raad Ecofin op 18 februari 2003 heeft goedgekeurd, wordt er de nadruk op gelegd dat de op diverse gebieden te nemen prioritaire maatregelen, waaronder de nationale kwartaalrekeningen per institutionele sector, uiterlijk in 2005 hun beslag moeten krijgen.
Voor de analyse van cyclische bewegingen in de economie van de Europese Unie en voor de uitvoering van het monetaire beleid in de EMU zijn macro-economische statistieken over het economische gedrag van de onderscheiden institutionele sectoren en over hun onderlinge betrekkingen nodig, die bij gegevens voor de gehele economie verborgen blijven. Daarom zijn er kwartaalrekeningen per institutionele sector nodig, voor de gehele Europese Unie en voor de eurozone.
De productie van deze rekeningen maakt deel uit van de algemene doelstelling een systeem van jaar- en kwartaalrekeningen voor de Europese Unie en de eurozone op te stellen. Het systeem omvat de belangrijkste macro-economische aggregaten en de financiële en niet-financiële rekeningen per institutionele sector. Hiermee wordt samenhang beoogd tussen al deze rekeningen en, wat de rekeningen van het buitenland betreft, tussen de betalingsbalansgegevens en de gegevens van de nationale rekeningen.
Voor de opstelling van Europese rekeningen per institutionele sector overeenkomstig de beginselen van het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap zoals vermeld in Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad(3) moeten de lidstaten driemaandelijkse nationale rekeningen per institutionele sector verstrekken. De Europese rekeningen moeten evenwel de economie van Europa als geheel weerspiegelen en kunnen afwijken van de eenvoudige aggregatie van de rekeningen van de lidstaten. Met name moet in de rekeningen van het betrokken gebied (de Europese Unie of de eurozone, al naar gelang) rekening worden gehouden met de transacties van de instellingen en organen van de Europese Unie.
De productie van specifieke communautaire statistieken wordt geregeld in Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad van 17 februari 1997 betreffende de communautaire statistiek(4).
Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk de opstelling van niet-financiële kwartaalrekeningen per institutionele sector voor de Europese Unie en de eurozone, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve, vanwege de omvang en de gevolgen van de maatregel, beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap maatregelen nemen in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag. In overeenstemming met het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te bereiken. Met name hoeven lidstaten die een zeer kleine bijdrage aan de Europese totalen leveren, geen uitvoerig detail van de gegevens te verstrekken.
De voor de uitvoering van deze verordening noodzakelijke maatregelen worden vastgesteld in overeenstemming met Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(5).
Het bij Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad(6) ingestelde Comité statistisch programma en het bij Besluit 91/115/EEG van de Raad(7) ingestelde Comité voor monetaire, financiële en betalingsbalansstatistiek zijn geraadpleegd,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1 Doel
Artikel 2 Indiening van niet-financiële kwartaalrekeningen per institutionele sector
De lidstaten verstrekken de Commissie niet-financiële kwartaalrekeningen per institutionele sector, als gespecificeerd in de bijlage, voorlopig met uitzondering van de posten P.1, P.2, D.42, D.43, D.44, D.45 en B.4G.
Een tijdschema voor de indiening van respectievelijk de posten P.1, P.2, D.42, D.43, D.44, D.45 en B.4G en een eventueel besluit om een indeling van de in de bijlage opgenomen transacties naar partnersector te verlangen, worden goedgekeurd volgens de in artikel 8, lid 2, bedoelde procedure. Een dergelijk besluit wordt pas genomen nadat de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslag heeft uitgebracht over de uitvoering van deze verordening, overeenkomstig artikel 9.
De in lid 1 bedoelde kwartaalgegevens worden uiterlijk 90 kalenderdagen na het eind van het kwartaal waarop de gegevens betrekking hebben aan de Commissie geleverd. Gedurende een overgangsperiode van drie jaar, te rekenen vanaf de inwerkingtreding van deze verordening, worden de in lid 1 bedoelde kwartaalgegevens uiterlijk 95 kalenderdagen na het eind van het kwartaal waarop de gegevens betrekking hebben aan de Commissie geleverd. Tezelfdertijd worden eventuele herziene gegevens voor eerdere kwartalen verstrekt.
De in lid 3 genoemde indieningstermijn kan volgens de procedure van artikel 8, lid 2, met maximaal vijf dagen worden aangepast.
De eerste indiening van kwartaalgegevens heeft betrekking op de gegevens van het derde kwartaal van 2005. De lidstaten leveren deze gegevens niet later dan 3 januari 2006. Bij deze eerste indiening worden ook retrospectieve gegevens voor de tijdvakken vanaf het eerste kwartaal van 1999 verstrekt.
Artikel 3 Rapportageverplichtingen
Alle lidstaten verstrekken de in de bijlage beschreven gegevens voor de sectoren Buitenland (S.2) en Overheid (S.13). Indien het bruto binnenlands product van een lidstaat tegen lopende prijzen gewoonlijk meer dan 1 % van het overeenkomstige communautaire totaal uitmaakt, verstrekt deze lidstaat de in de bijlage beschreven gegevens voor alle institutionele sectoren.
De Commissie bepaalt het aandeel in procenten dat het bruto binnenlands product van een lidstaat tegen lopende prijzen gewoonlijk uitmaakt in het totaal bruto binnenlands product van de Gemeenschap, zoals bedoeld in lid 1; zij baseert zich daarbij op het rekenkundig gemiddelde van de door de lidstaten ingediende jaargegevens over de laatste drie jaar.
Het aandeel van 1 % in het communautaire totaal, genoemd in lid 1, kan worden bijgesteld volgens de in artikel 8, lid 2, bedoelde procedure.
De Commissie kan afwijkingen van deze verordening toestaan indien er belangrijke aanpassingen in de nationale statistische systemen nodig zijn. Deze afwijkingen mogen niet langer dan drie jaar gelden, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening of van de uitvoeringsmaatregelen die zijn aangenomen volgens de in artikel 8, lid 2, bedoelde procedure.
Artikel 4 Definities en normen
De normen, definities, classificaties en registratieregels voor de ten behoeve van deze verordening verstrekte gegevens zijn die welke zijn neergelegd in Verordening (EG) nr. 2223/96 (hierna de „ESR-verordening” genoemd).