Home

Besluit van het Bureau van het Europees Parlement van 29 maart 2004 betreffende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2004/2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het statuut en de financiering van politieke partijen op Europees niveau

Besluit van het Bureau van het Europees Parlement van 29 maart 2004 betreffende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2004/2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het statuut en de financiering van politieke partijen op Europees niveau

28.6.2006

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 150/9


BESLUIT VAN HET BUREAU VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 29 maart 2004(1)

betreffende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2004/2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het statuut en de financiering van politieke partijen op Europees niveau

(2006/C 150/02)

HET BUREAU,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid artikel 191 daarvan,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2004/2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het statuut en de financiering van politieke partijen op Europees niveau(2),

Gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(3) (hierna „het Financieel Reglement”), Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(4) (hierna „uitvoeringsvoorschriften”) en Verordening (EG) nr. 643/2005 van de Commissie tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2909/2000 van de Commissie van 29 december 2000 betreffende het boekhoudkundige beheer van de niet-financiële vaste activa van de Europese Gemeenschappen(5),

Gelet op artikel 22, lid 10 van het Reglement van het Parlement,

Overwegende dat

(1)

moet worden vastgelegd op welke wijze de subsidies die dienen als bijdrage aan de financiering van politieke partijen op Europees niveau worden toegekend en beheerd,

(2)

de financiële steun voor politieke partijen op Europees niveau een subsidie is in de zin van artikel 108 e.v. van het Financieel Reglement,

BESLUIT:

Artikel 1

Voorwerp

Deze regeling legt de uitvoeringsbepalingen vast van Verordening (EG) nr. 2004/2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het statuut en de financiering van politieke partijen op Europees niveau.

Artikel 1 bis

Voor de financiering van de politieke partijen op Europees niveau stelt het Bureau aan het begin van elke zittingsperiode een indicatief financieel meerjarenkader vast, op basis van de referentiewaarden voor het basisbedrag per partij en voor het bijkomende bedrag dat gekoppeld is aan het aantal leden dat lid van de partij in kwestie is. Dit kader vormt voor de begrotingsautoriteit van het Europees Parlement tijdens de jaarlijkse begrotingsprocedure het belangrijkste referentiepunt, maar laat de in het Verdrag vastgestelde bevoegdheden van de begrotingsautoriteit onverlet.

Artikel 2

Oproep tot het indienen van voorstellen

Het Europees Parlement publiceert elk jaar vóór het verstrijken van het eerste halfjaar een oproep tot het indienen van voorstellen met het oog op de verlening van subsidie ter financiering van politieke partijen op Europees niveau. In deze oproep wordt bekendgemaakt aan welke criteria moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor subsidie, op welke wijze de financiering door de Gemeenschap geschiedt en wat het tijdschema is voor de subsidietoekenningsprocedure.

Artikel 3

Verzoek om financiering

1. Ter toepassing van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2004/2003 dienen politieke partijen op Europees niveau die voor financiering uit de algemene begroting van de Europese Unie in aanmerking wensen te komen vóór 15 november voorafgaand aan het begrotingsjaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd een schriftelijk verzoek in bij de Voorzitter van het Europees Parlement. Aan de in artikel 3 van genoemde verordening opgesomde voorwaarden moet op het tijdstip van de indiening van het verzoek zijn voldaan.

2. Het voor de aanvraag van subsidie te gebruiken formulier is aan deze regeling gehecht (zie bijlage 1) en is beschikbaar op de internetsite van het Parlement.

3. Kennisgevingen uit hoofde van artikel 4, lid 3 van Verordening (EG) nr. 2004/2003 worden gericht aan de Voorzitter van het Europees Parlement.

Artikel 4

Besluit over het verzoek om financiering

1. Op voorstel van de secretaris-generaal behandelt het Bureau de verzoeken om financiering aan de hand van de in de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 2004/2003 genoemde criteria om vast te stellen welke aanvragen in aanmerking komen voor financiering. Het Bureau en in het kader van de voorbereiding van het besluit van het Bureau eveneens de secretaris-generaal kunnen de aanvrager verzoeken om binnen een door hen te stellen termijn de bij de aanvraag gevoegde bewijsstukken aan te vullen of toe te lichten.

2. Vóór 15 februari van het begrotingsjaar waarvoor de subsidie is aangevraagd stelt het Bureau de lijst van begunstigden en de toegekende bedragen vast. Voor het geval de gevraagde subsidie niet wordt toegekend, vermeldt het Bureau in hetzelfde besluit de redenen waarom de aanvraag niet wordt gehonoreerd, met name in het licht van de in de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 2004/2003 genoemde criteria.

Het besluit van het Bureau wordt goedgekeurd op basis van de in lid 1 genoemde beoordeling. In het besluit wordt rekening gehouden met eventuele veranderingen in de situatie die zich sinds de indiening van het verzoek hebben voorgedaan, op basis van de ontvangen kennisgevingen uit hoofde van artikel 4, lid 3 van Verordening (EG) nr. 2004/2003, en met manifeste veranderingen.

Als de referentiewaarden voor de indieners van een verzoek om financiering, als gevolg van een toename van het aantal partijen dat om financiering verzoekt of het aantal leden dat in de tussentijd tot een partij die een verzoek indient, is toegetreden, verschillen van degene waarin artikel 1 bis voorziet, stelt de secretaris-generaal het Bureau hiervan onmiddellijk in kennis. Het Bureau kan de Voorzitter verzoeken bij de bevoegde commissie een voorstel in te dienen, om de beschikbare kredieten aan te passen.

3. De Voorzitter stelt de aanvrager schriftelijk op de hoogte van het gevolg dat aan zijn verzoek is gegeven. In geval van toekenning van een subsidie gaat de kennisgeving vergezeld van een ontwerpsubsidieovereenkomst die door de begunstigde moet worden ondertekend. In geval van niet-toekenning van de gevraagde subsidie worden de redenen vermeld van de weigering door het Bureau. De aanvragers waarvan het verzoek niet wordt gehonoreerd door het Bureau worden hiervan op de hoogte gesteld binnen veertien kalenderdagen na de verzending aan de begunstigden van het besluit om subsidie te verlenen.

Artikel 5

Subsidieovereenkomst

De subsidiëring van een politieke partij op Europees niveau wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen het Europees Parlement, vertegenwoordigd door de Voorzitter of zijn gemachtigde, en de begunstigde. De subsidieovereenkomst is aan deze regeling gehecht (zie bijlage 2). Deze overeenkomst dient binnen dertig dagen na het besluit van het Bureau als bedoeld in artikel 4 door beide partijen naar behoren te worden ingevuld en ondertekend. De tekst van de overeenkomst kan niet gewijzigd worden.

Artikel 6

Uitbetaling

1. Behoudens andersluidend besluit van het Bureau wordt de subsidie bij wijze van voorfinanciering aan de politieke partijen op Europees niveau uitbetaald in één tranche ten belope van 80 % van het maximumbedrag van de subsidie als vastgelegd in artikel I.3, lid 2 van de subsidieovereenkomst binnen veertien dagen na ondertekening van de subsidieovereenkomst.

2. De uitbetaling van het restbedrag vindt plaats na afloop van de periode waarvoor subsidie van de Gemeenschap kon worden verkregen op basis van de daadwerkelijk door de begunstigde gemaakte kosten voor de verwezenlijking van het werkprogramma. Als het totaalbedrag van de voorgaande betalingen hoger is dan het uiteindelijk vastgestelde subsidiebedrag vordert het Europees Parlement de ten onrechte uitbetaalde bedragen terug.

3. Uiterlijk op 15 mei en niet later dan 30 juni na afloop van het begrotingsjaar dient de begunstigde de volgende stukken in op grond waarvan de uitbetaling van het restbedrag kan plaatsvinden:

een eindverslag over de verwezenlijking van het werkprogramma;

een definitieve afrekening van de werkelijk gemaakte subsidiabele kosten, volgens de structuur van de geraamde begroting;

een volledige overzichtsstaat van de ontvangsten en de uitgaven overeenkomend met de rekeningen van de begunstigde over de periode waarvoor volgens de subsidieovereenkomst subsidie kon worden verkregen;

een rapport over de externe controle van de rekeningen van de begunstigde door een onafhankelijke instantie of deskundige die volgens de nationale wetgeving is gemachtigd rekeningen te controleren.

4. De externe audit dient om te certificeren dat de door de begunstigde bij het Parlement ingediende financiële stukken conform de financiële bepalingen van de subsidieovereenkomst zijn, dat de gedeclareerde kosten ook daadwerkelijk zijn gemaakt en alle ontvangsten daadwerkelijk zijn opgevoerd en dat de uit de artikelen 6, 7, 8 en 10, lid 2 van Verordening (EG) nr. 2004/2003 voortvloeiende verplichtingen zijn nagekomen.

5. Na ontvangst van de in lid 3 bedoelde stukken keurt het Bureau, op voorstel van de secretaris-generaal, binnen twee maanden het eindverslag goed over de verwezenlijking van het werkprogramma en de definitieve afrekening.

Het Bureau kan de begunstigde vragen om bewijsstukken of om andere aanvullende informatie dat het nodig denkt te hebben om het verslag en de definitieve afrekening te kunnen goedkeuren. De begunstigde beschikt over twee weken om de bewijsstukken in te dienen.

Na de vertegenwoordigers van de desbetreffende politieke partij gehoord te hebben, kan het Bureau het eindverslag en de definitieve afrekening afwijzen en om een nieuw verslag en een nieuwe afrekening vragen. De begunstigde beschikt over twee weken om een nieuw verslag en een nieuwe afrekening in te dienen.

Bij uitblijven van een schriftelijke reactie van het Parlement binnen voornoemde termijn worden het verslag en de definitieve afrekening geacht te zijn goedgekeurd.

6. De begunstigde stelt het Parlement in kennis van het bedrag aan rente of soortgelijke voordelen die de van het Parlement ontvangen voorfinancieringen eventueel hebben opgeleverd. Deze kennisgeving dient te geschieden bij de aanvraag om uitbetaling van het restbedrag ter verrekening van de voorfinanciering. Deze rente wordt teruggevorderd via een inningsopdracht van de secretaris-generaal of zijn gemachtigde.

Artikel 7

Vaststelling van de definitieve subsidie

1. Onverlet de later in het kader van controles en audits verkregen informatie stelt het Bureau, na de vertegenwoordigers van de desbetreffende politieke partij op verzoek van die partij gehoord te hebben, het definitieve aan de begunstigde te verlenen subsidiebedrag vast op basis van de in artikel 6, lid 3 genoemde stukken die door het Bureau zijn aanvaard.

2. Het totaalbedrag van de door het Parlement aan de begunstigde uitgekeerde bijdrage mag in geen geval meer bedragen dan

het maximumbedrag van de subsidie als vastgelegd in artikel I.3, lid 2 van de subsidieovereenkomst;

75 % van de reële subsidiabele kosten.

3. De subsidie is beperkt tot het bedrag dat nodig is voor een verevening van de ontvangsten en de subsidiabele uitgaven van de huishoudelijke begroting van de begunstigde die hebben geleid tot de verwezenlijking van het werkprogramma en mag in geen geval winst opleveren in de zin van artikel 165 van de uitvoeringsvoorschriften. Overschotten leiden tot een dienovereenkomstige verlaging van het subsidiebedrag.

4. Op basis van het aldus vastgestelde definitieve subsidiebedrag en het totale bedrag van de vooraf uit hoofde van de subsidieovereenkomst gedane betalingen bepaalt het Bureau hoe hoog het nog aan de begunstigde verschuldigde restbedrag is. Als het totale bedrag van de voorafgaande betalingen het definitieve subsidiebedrag overschrijdt, stelt de secretaris-generaal of zijn gemachtigde een opdracht op tot inning van het overschot.

Artikel 8

Opschorting en verlaging van de subsidie

Op voorstel van de secretaris-generaal schort het Bureau in de volgende gevallen de betalingen op en verlaagt het de subsidie, en zegt het zo nodig de subsidieovereenkomst op, eventueel met het verzoek tot dienovereenkomstige terugbetaling:

a)

gebruik van de subsidie voor uitgaven die niet zijn toegestaan door Verordening (EG) nr. 2004/2003;

b)

niet-kennisgeving uit hoofde van artikel 4, lid 3 van Verordening (EG) nr. 2004/2003;

c)

niet-eerbiediging van de respectievelijk in artikel 3 en 6 van Verordening (EG) nr. 2004/2003 genoemde voorwaarden en verplichtingen;

d)

als een van de in de artikelen 93 of 94 van het Financieel Reglement genoemde situaties zich voordoet.

Alvorens een besluit te nemen stelt het Bureau de begunstigde in de gelegenheid zijn standpunt over de geconstateerde onregelmatigheden kenbaar te maken.

Artikel 9

Terugvordering

1. Als er ten onrechte bedragen zijn overgemaakt aan de begunstigde of als een terugvorderingsprocedure is gerechtvaardigd op grond van de voorwaarden van de subsidieovereenkomst, maakt de begunstigde overeenkomstig de door het Parlement gestelde voorwaarden en termijn de desbetreffende bedragen over aan het Parlement.

2. Bij uitblijven van betaling door de begunstigde op de door het Parlement bepaalde vervaldatum verhoogt het Parlement het verschuldigde bedrag met achterstallige rente tegen het in artikel II.14, lid 3 van de subsidieovereenkomst genoemde percentage. De achterstallige rente wordt berekend over de periode tussen de voor betaling vastgestelde vervaldatum, exclusief deze dag, en de datum waarop het Parlement het volledig verschuldigde bedrag ontvangt, inclusief deze dag.

Artikel 10

Controles en audits

1. De regelmatige controle als bedoeld in artikel 5, lid 1 van Verordening (EG) nr. 2004/2003 wordt uitgevoerd door de secretaris-generaal.

2. De begunstigde verstrekt alle door het Parlement opgevraagde gedetailleerde gegevens, ook aan externe instanties die handelen in opdracht van het Parlement, opdat het Parlement kan nagaan of het werkprogramma goed is uitgevoerd en de bepalingen van de subsidieovereenkomst goed zijn nageleefd.

3. De begunstigde houdt alle originele documenten, met name boekhoudkundige, bancaire en fiscale stukken, of in naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke gevallen de voor eensluidend gewaarmerkte kopieën van de originele documenten met betrekking tot de subsidieovereenkomst, gedurende een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van uitbetaling van het verschuldigde restbedrag als bedoeld in artikel I.4 van de subsidieovereenkomst, ter beschikking van het Parlement.

4. De begunstigde stelt het Parlement in de gelegenheid, hetzij rechtstreeks via zijn personeelsleden, hetzij via een andere hiertoe door het Parlement aangewezen externe instantie, om een audit uit te voeren naar de besteding van de subsidie. Deze audits kunnen plaatsvinden gedurende de gehele looptijd van de subsidieovereenkomst tot aan de uitbetaling van het restbedrag alsmede gedurende een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van uitbetaling van het verschuldigde restbedrag. Deze audits kunnen eventueel leiden tot een besluit tot terugvordering van het Bureau.

5. In de subsidieovereenkomst wordt uitdrukkelijk vastgelegd dat het Europees Parlement en de Rekenkamer bevoegd zijn om aan de hand van stukken en ter plaatse controle uit te oefenen op een politieke partij op Europees niveau die een subsidie uit de algemene begroting van de Europese Unie heeft ontvangen.

6. Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)(6) kan OLAF ook controles en verificaties ter plekke uitvoeren volgens de procedures die in de communautaire wetgeving zijn voorzien ter bescherming van de financiële belangen van de Europese gemeenschappen tegen fraude en andere onregelmatigheden. Deze controles kunnen eventueel leiden tot een besluit tot terugvordering van het Bureau.

Artikel 11

Technische ondersteuning

1. Op voorstel van de secretaris-generaal kan het Bureau politieke partijen op Europees niveau technische ondersteuning verlenen overeenkomstig het besluit van het Bureau van 14 maart 2000 inzake het reglement voor het gebruik van de gebouwen van het Europees Parlement door externe gebruikers, alsmede enige andere vorm van technische ondersteuning overeenkomstig een latere regeling. Het Bureau kan bepaalde besluiten over de verlening van technische ondersteuning delegeren aan de secretaris-generaal.

2. Elk jaar dient de secretaris-generaal binnen drie maanden na afloop van het begrotingsjaar een verslag in bij het Bureau met een gedetailleerd overzicht van de technische ondersteuning die elke politieke partij op Europees niveau van het Europees Parlement heeft ontvangen. Dit verslag wordt vervolgens op de internetsite van het Parlement gepubliceerd.

Artikel 12

Openbaarheid

Alle door het Europees Parlement gedurende een begrotingsjaar verleende subsidies aan politieke partijen op Europees niveau worden in de loop van het eerste semester van het daaropvolgende begrotingsjaar gepubliceerd op de internetsite van het Europees Parlement, met vermelding van:

naam en adres van de begunstigde,

bestemming van de subsidie,

toegekend bedrag en aandeel van de financiering in de totale huishoudelijke begroting van de begunstigde.

Artikel 13

Beroepsmogelijkheden

Tegen de besluiten die worden genomen krachtens deze regeling kan beroep worden aangetekend bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en het Gerecht van Eerste Aanleg van de Europese Gemeenschappen, onder de in het Verdrag gestelde voorwaarden.

Artikel 14

Overgangsbepalingen voor het begrotingsjaar 2004

1. De in artikel 3, lid 1 van deze regeling genoemde datum wordt vervangen door 23 juli 2004 en de in artikel 4, lid 2 genoemde datum door 16 september 2004.

2. In afwijking van artikel 6, lid 1 van deze regeling wordt bij wijze van voorfinanciering een eenmalige tranche van 80 % van het maximumbedrag van de subsidie als vastgelegd in artikel I.3, lid 2 van de subsidieovereenkomst binnen veertien dagen na ondertekening van de subsidieovereenkomst overgemaakt.

Artikel 15

Herziening van de regeling

De secretaris-generaal van het Europees Parlement legt het Bureau vóór 30 september 2005 een verslag voor over de tenuitvoerlegging van deze regeling. In dit verslag worden eventueel voorstellen gedaan voor wijziging van deze regeling en van het in Verordening (EG) 2004/2003 voorziene stelsel voor de financiering van politieke partijen op Europees niveau.

Artikel 16

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de eerste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.



BIJLAGE 1

Image

Image

Image

Image

Image

Image


BIJLAGE 2

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image