2006/1005/EG: Besluit van de Raad of 18 december 2006 betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Regering van de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Gemeenschap over de coördinatie van programma's voor energie-efficiëntie-etikettering voor kantoorapparatuur
2006/1005/EG: Besluit van de Raad of 18 december 2006 betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Regering van de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Gemeenschap over de coördinatie van programma's voor energie-efficiëntie-etikettering voor kantoorapparatuur
28.12.2006 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | L 381/24 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 18 december 2006
betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Regering van de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Gemeenschap over de coördinatie van programma's voor energie-efficiëntie-etikettering voor kantoorapparatuur
(2006/1005/EC)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 133 juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin en artikel 300, lid 4,
Gelet op het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) | Op 5 mei 2006 heeft de Raad een aanbeveling aangenomen teneinde de Commissie te machtigen onderhandelingen te openen voor de sluiting van een Overeenkomst tussen de Regering van de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Gemeenschap inzake de coördinatie van programma's voor de energie-efficiëntie-etikettering van kantoorapparatuur. |
(2) | De onderhandelingen zijn afgerond, en de Overeenkomst tussen de Regering van de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Gemeenschap inzake de coördinatie van programma's voor de energie-efficiëntie-etikettering van kantoorapparatuur (hierna „de overeenkomst” genoemd) is op 7 juni 2006 door beide Partijen getekend. |
(3) | Teneinde de juiste werking van de Overeenkomst te waarborgen, dienen passende interne procedures tot stand te worden gebracht. |
(4) | De markt voor kantoorapparatuur ontwikkelt zich snel. Het is noodzakelijk de mogelijkheden voor maximalisering van de energiebesparingen en de milieubaten door het aanbod van en de vraag naar energie-efficiënte producten te bevorderen frequent opnieuw te beoordelen. Het is daarom noodzakelijk de Commissie, bijgestaan door een communautaire adviesraad bestaande uit nationale vertegenwoordigers en alle belanghebbende partijen, de bevoegdheid te geven de gemeenschappelijke specificaties voor kantoorapparatuur als vastgelegd in bijlage C bij de Overeenkomst regelmatig opnieuw te beoordelen en bij te stellen en bepaalde beslissingen te nemen over de uitvoering van de Overeenkomst, bijvoorbeeld over het ontwerp van het ENERGY STAR-logo en de richtsnoeren voor het gebruik van het logo, vervat in bijlage A resp. bijlage B. |
(5) | De uitvoering van de Overeenkomst moet worden beoordeeld door de technische commissie die bij de overeenkomst is ingesteld. |
(6) | Elke Partij bij de Overeenkomst dient een beheersinstantie aan te wijzen en er moet een procedure voor wijziging van de overeenkomst worden vastgesteld. |
(7) | De Overeenkomst moet worden goedgekeurd, |
BESLUIT:
Artikel 1
De Overeenkomst tussen de Regering van de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Gemeenschap over de coördinatie van programma's voor energie-efficiëntie-etikettering voor kantoorapparatuur, met haar bijlagen, wordt bij dezen namens de Commissie goedgekeurd.
De tekst van de Overeenkomst en de bijlagen is aan dit besluit gehecht.
Artikel 2
De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon aan te wijzen die bevoegd is de Overeenkomst te ondertekenen teneinde de Gemeenschap te binden.
Artikel 3
De Voorzitter van de Raad verricht namens de Gemeenschap de in artikel XIV, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde schriftelijke kennisgeving.
Artikel 4
1. De Commissie vertegenwoordigt de Gemeenschap in de technische commissie waarin artikel VII van de Overeenkomst voorziet, nadat zij de standpunten heeft gehoord van de leden van het ENERGY STAR-bestuur van de Europese Gemeenschap, dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 2422/2001(1). Na raadpleging van het ENERGY STAR-bestuur van de Europese Gemeenschap voert de Commissie de taken uit die zijn genoemd in artikel VI, lid 5, artikel VII, leden 1 en 2, en artikel IX, lid 4, van de Overeenkomst.
2. De Commissie houdt bij de voorbereiding van een standpunt van de Gemeenschap over de wijzigingen in de lijst van kantoorapparatuur in bijlage C bij de Overeenkomst rekening met de standpunten die het ENERGY STAR-bestuur van de Europese Gemeenschap inneemt.
3. Het standpunt van de Gemeenschap ten aanzien van besluiten die de beheersinstanties zullen nemen over wijzigingen in bijlage A (ENERGY STAR-naam en gemeenschappelijk logo), bijlage B (Richtsnoeren voor het correcte gebruik van de ENERGY STAR-naam en het gemeenschappelijk logo) en bijlage C (Gemeenschappelijke specificaties) bij de Overeenkomst, zal door de Commissie worden vastgesteld na raadpleging van het ENERGY STAR-bestuur van de Europese Gemeenschap.
4. In alle andere gevallen wordt het standpunt van de Gemeenschap ten aanzien van de besluiten die de Partijen bij de Overeenkomst nemen, vastgesteld door de Raad, die in overeenstemming met artikel 300 van het Verdrag op voorstel van de Commissie handelt.
Artikel 5
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 18 december 2006
Voor de Raad
De Voorzitter
J.-E. ENESTAM
OVEREENKOMST TUSSEN
de regering van de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Gemeenschap over de coördinatie van programma's voor energie-efficiëntie-etikettering voor kantoorapparatuur
De regering van de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Gemeenschap, hierna te noemen „de Partijen”;
GELEID DOOR de wens de maximale energiebesparingen en milieubaten te realiseren door het aanbod van en de vraag naar energie-efficiënte producten te bevorderen;
GELET OP de Overeenkomst tussen de regering van de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Gemeenschap over de coördinatie van programma's voor energie-efficiëntie-etikettering voor kantoorapparatuur, gedaan op 19 december 2000, en haar bijlagen, als gewijzigd (hierna „de overeenkomst van 2000” genoemd);
GELET OP hun tevredenheid over de voortgang die onder de overeenkomst van 2000 is geboekt;
ERVAN OVERTUIGD dat meer baten kunnen worden behaald door de wederzijdse inspanningen met betrekking tot ENERGY STAR voort te zetten;
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
Artikel I
Algemene beginselen
1. Een gemeenschappelijk pakket specificaties inzake energie-efficiëntie en een gemeenschappelijk logo worden door de Partijen gebruikt met het doel samenhangende doelstellingen voor de fabrikanten vast te stellen, zodat hun individuele inspanningen een maximaal effect sorteren op het aanbod van en de vraag naar de betrokken producttypes.
2. De Partijen maken gebruik van het gemeenschappelijke logo voor het aanduiden van de overeenkomstig bijlage C goedgekeurde energie-efficiënte producttypes.
3. De Partijen dragen er zorg voor dat de gemeenschappelijke specificaties een aansporing vormen voor voortdurende verbetering van de efficiëntie, waarbij rekening wordt gehouden met de meest geavanceerde technische praktijken op de markt.
4. De gemeenschappelijke specificaties zijn zo gekozen dat niet meer dan de beste 25 procent van de modellen waarvoor op het moment van vaststelling van de specificaties gegevens beschikbaar zijn, eraan voldoen, alsook met andere elementen rekening wordt gehouden.
5. De Partijen dragen er zorg voor dat de consumenten efficiënte producten aan de hand van het label op de markt kunnen identificeren.
Artikel II
Relatie tot de overeenkomst van 2000
Deze overeenkomst vervangt in haar geheel de overeenkomst van 2000.
Artikel III
Definities
Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt verstaan onder:
(a) | „ENERGY STAR”, het in de VS ingeschreven dienstmerk dat is weergegeven in bijlage A en eigendom is van het United States Environmental Protection Agency („U.S. EPA”); |
(b) | „gemeenschappelijk logo”, het in de VS ingeschreven certificeringsmerk dat is weergegeven in bijlage A en eigendom is van het U.S. EPA; |
(c) | „ENERGY STAR-merken”, de „ENERGY STAR”-naam en het gemeenschappelijk logo, alsook alle versies van deze merken die eventueel worden ontwikkeld of gewijzigd door de beheersinstanties of deelnemers aan het programma, zoals hierna omschreven, met inbegrip van het in bijlage A bij deze overeenkomst vervatte teken of merkteken; |
(d) | „ENERGY STAR-etiketteringsprogramma” een door een beheersinstantie beheerd programma waarin gebruik wordt gemaakt van gemeenschappelijke specificaties, merken en richtsnoeren inzake energie-efficiëntie die gelden voor de welbepaalde producttypen; |
(e) | „deelnemers aan het programma”, fabrikanten, leveranciers of verkopers van welbepaalde energie-efficiënte producten die voldoen aan de specificaties van het ENERGY STAR-etiketteringsprogramma en die zich aangemeld hebben bij of een overeenkomst gesloten hebben met de beheersinstantie van een van beide Partijen teneinde te kunnen deelnemen aan dit programma; |
(f) | „specificaties”, de in bijlage C vermelde eisen inzake energie-efficiëntie en resultaten, inclusief testmethoden, aan de hand waarvan de beheersinstanties en deelnemers aan het programma bepalen of energie-efficiënte producten in aanmerking komen voor het gemeenschappelijk logo. |
Artikel IV
Beheersinstanties
Elke Partij wijst een beheersinstantie aan die verantwoordelijk is voor de uitvoering van deze overeenkomst (hierna de „beheersinstanties”). De Europese Gemeenschap wijst de Commissie van de Europese Gemeenschappen (hierna „de Commissie”) aan als haar beheersinstantie. De Verenigde Staten van Amerika wijzen het U.S. EPA aan als hun beheersinstantie.
Artikel V
Beheer van het ENERGY STAR-etiketteringsprogramma
1. Elke beheersinstantie beheert het ENERGY STAR-etiketteringsprogramma voor wat betreft de in bijlage C bedoelde energie-efficiënte producttypes, met inachtneming van de bepalingen en voorwaarden van deze overeenkomst. Het programmabeheer omvat de registratie van deelnemers aan het programma op vrijwillige basis, het bijhouden van een lijst van deelnemers aan het programma en van goedgekeurde producten, alsook het toezicht op de naleving van de in bijlage B vermelde richtsnoeren voor het gebruik van de ENERGY STAR-naam en het gemeenschappelijk logo.
2. Voor het ENERGY STAR-etiketteringsprogramma worden de in bijlage C vermelde specificaties gehanteerd.
3. Voor zover de beheersinstanties effectieve maatregelen nemen om de consumenten voor te lichten over de ENERGY STAR-merken, doen zij dit overeenkomstig de in bijlage B vermelde richtsnoeren voor het correcte gebruik van de ENERGY STAR-naam en het gemeenschappelijk logo.
4. Elke beheersinstantie draagt de kosten van al haar activiteiten in het kader van deze overeenkomst.
Artikel VI
Deelname aan het ENERGY STAR-etiketteringsprogramma
1. Elke fabrikant, leverancier of verkoper kan toetreden tot het ENERGY STAR-etiketteringsprogramma door zich als deelnemer aan het programma aan te melden bij de beheersinstantie van een van beide Partijen.
2. Deelnemers aan het programma kunnen gebruik maken van het gemeenschappelijke logo om goedgekeurde producten aan te duiden die in hun eigen bedrijf of door een onafhankelijk laboratorium zijn getest en aan de in bijlage C vermelde specificaties voldoen, en kunnen zelf de betrokken producten certificeren.
3. De registratie van een deelnemer aan het ENERGY STAR-etiketteringsprogramma door de beheersinstantie van de ene Partij wordt erkend door de beheersinstantie van de andere Partij.
4. Om de erkenning van deelnemers aan het ENERGY STAR-etiketteringsprogramma overeenkomstig de voorgaande alinea te vergemakkelijken, houden de beheersinstanties gezamenlijk lijsten bij van alle deelnemers aan het programma en alle producten die het gemeenschappelijk logo mogen voeren.
5. Ongeacht de in lid 2 vermelde procedures voor het zelf certificeren van producten door deelnemers, behoudt elke beheersinstantie zich het recht voor producten die worden of zijn verkocht op haar grondgebied (het grondgebied van de lidstaten van de Europese Gemeenschap in het geval van de Commissie) te testen of anderszins aan een onderzoek te onderwerpen, teneinde vast te stellen of de producten zijn gecertificeerd overeenkomstig de in bijlage C opgenomen specificaties. De beheersinstanties verstrekken elkaar alle nodige informatie en verlenen elkaar volledige medewerking om ervoor te zorgen dat alle producten die het gemeenschappelijke logo voeren, voldoen aan de in bijlage C opgenomen specificaties.
Artikel VII
Coördinatie van het programma tussen de Partijen
1. De Partijen stellen een uit vertegenwoordigers van hun respectieve beheersinstanties samengestelde technische commissie in die toezicht moet houden op de uitvoering van deze overeenkomst.
2. De technische commissie komt jaarlijks bijeen en pleegt op verzoek van een van de beheersinstanties overleg over het functioneren en het beheer van het ENERGY STAR-etiketteringsprogramma, de in bijlage C opgenomen specificaties, de producten die door het programma worden bestreken en de vooruitgang die is geboekt bij de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst.
3. Derden (met inbegrip van andere regeringen en vertegenwoordigers van de industrie) kunnen de vergaderingen van de technische commissie als waarnemer bijwonen, tenzij door beide beheersinstanties anders is overeengekomen.
Artikel VIII
Registratie van de ENERGY STAR-merken
1. Het U.S. EPA heeft, als eigenaar van de ENERGY STAR-merken, deze merken in de Europese Gemeenschap geregistreerd als handelsmerken van de Gemeenschap. De Commissie onderneemt niets om enige vorm van inschrijving van de ENERGY STAR-merken of varianten daarvan in enig land te verkrijgen.
2. Het U.S. EPA verbindt zich ertoe het gebruik door de Commissie of een door de Commissie geregistreerde deelnemer aan het programma van het in bijlage A vervatte teken of het merkteken overeenkomstig de bepalingen van deze overeenkomst, niet als een inbreuk op deze merken te beschouwen.
Artikel IX
Handhaving en niet-naleving
1. Om de ENERGY STAR-merken te beschermen, ziet elke beheersinstantie erop toe dat de ENERGY STAR-merken op het onder haar bevoegdheid vallende grondgebied (in het geval van de Commissie, op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Gemeenschap) correct worden gebruikt. Elke beheersinstantie ziet erop toe dat de ENERGY STAR-merken alleen worden gebruikt in de vorm waarin zij in bijlage A zijn opgenomen. Elke beheersinstantie ziet erop toe dat de ENERGY STAR-merken alleen worden gebruikt op de wijze die is aangegeven in de in bijlage B opgenomen richtsnoeren voor het correcte gebruik van de ENERGY STAR-naam en het gemeenschappelijk logo.
2. Elke beheersinstantie zorgt ervoor dat snel en op passende wijze wordt opgetreden tegen een deelnemer aan het programma wanneer haar bekend is dat deze gebruik heeft gemaakt van een inbreukmakend merk of de ENERGY STAR-merken heeft aangebracht op een product dat niet voldoet aan de in bijlage C opgenomen specificaties. In dit verband neemt zij onder andere de volgende stappen:
(a) | zij stelt de deelnemer aan het programma er schriftelijk van in kennis dat hij niet voldoet aan de eisen van het ENERGY STAR-etiketteringsprogramma; |
(b) | via overleg ontwikkelt zij een plan dat tot naleving van de eisen moet leiden; en |
(c) | indien de naleving niet kan worden gerealiseerd, beëindigt zij indien nodig de registratie van de deelnemer aan het programma. |
3. Elke beheersinstantie zorgt ervoor dat alle maatregelen worden genomen die redelijkerwijs kunnen worden verwacht om een einde te maken aan het ongeoorloofde gebruik van de ENERGY STAR-merken of het gebruik van een inbreukmakend merk door een marktdeelnemer die geen deelnemer aan het programma is. Deze maatregelen omvatten onder andere:
(a) | het verstrekken van informatie aan de marktdeelnemer die van de ENERGY STAR-merken gebruikmaakt, over de eisen van het ENERGY STAR-etiketteringsprogramma en de richtsnoeren voor een correct gebruik van de ENERGY STAR-naam en het gemeenschappelijk logo; en |
(b) | het stimuleren van deze marktdeelnemer om deelnemer aan het programma te worden en goedgekeurde producten te registreren. |
4. Elke beheersinstantie stelt de beheersinstantie van de andere Partij onmiddellijk in kennis van elke inbreuk op de ENERGY STAR-merken die haar bekend is, alsook van de maatregelen die zijn getroffen om daaraan een einde te stellen.
Artikel X
Procedures voor wijziging van de overeenkomst, alsmede voor de toevoeging van nieuwe bijlagen
1. Elke beheersinstantie kan een wijziging van deze overeenkomst, alsook de toevoeging van nieuwe bijlagen aan de overeenkomst voorstellen.
2. Wijzigingsvoorstellen worden schriftelijk ingediend en worden besproken op de volgende vergadering van de technische commissie, mits zij ten minste 60 dagen vóór die vergadering aan de andere beheersinstantie zijn medegedeeld.
3. Wijzigingen in deze overeenkomst en besluiten over de toevoeging van nieuwe bijlagen aan deze overeenkomst behoeven de goedkeuring van beide Partijen. Wijzigingen in de bijlagen A, B en C kunnen worden aangebracht in overeenstemming met de bepalingen in de artikelen XI en XII.
Artikel XI
Procedures voor wijziging van de bijlagen A en B
1. Een beheersinstantie die bijlage A of bijlage B wil wijzigen, volgt de in lid 1 en lid 2 van artikel X vermelde procedures.
2. Wijzigingen in de bijlagen A en B behoeven de goedkeuring van beide beheersinstanties.
Artikel XII
Procedures voor wijziging van bijlage C
1. Een beheersinstantie die bijlage C wil wijzigen teneinde bestaande specificaties aan te passen of een nieuw producttype toe te voegen (hierna „de beheersinstantie die het voorstel heeft ingediend”), volgt de in de vorige afdeling vermelde procedures en neemt in haar voorstel de volgende elementen op:
(a) | gegevens die aantonen dat de betrokken aanpassing van de specificaties of de toevoeging van het nieuwe producttype aanzienlijke energiebesparingen zou opleveren; |
(b) | naargelang nodig, de energieverbruikseisen voor de verschillende energieverbruiksmodi; |
(c) | informatie betreffende gestandaardiseerde, bij de evaluatie van het product te gebruiken testprotocollen; |
(d) | gegevens over bestaande technologie die kosteneffectieve energiebesparingen mogelijk zou maken zonder de productprestaties nadelig te beïnvloeden; |
(e) | informatie over het geraamde aantal productmodellen dat aan de voorgestelde specificaties zou voldoen en over het marktaandeel dat deze naar schatting vertegenwoordigen; |
(f) | informatie over de inzichten van de industriegroepen waarvoor de voorgestelde wijziging gevolgen kan hebben; en tevens |
(g) | een voorstel voor de datum van inwerkingtreding van de nieuwe specificaties, rekening houdend met de levenscyclus van de producten en de productieschema's. |
2. Voorgestelde wijzigingen die door beide beheersinstanties worden goedgekeurd, worden van kracht op een door de beheersinstanties overeengekomen datum.
3. Indien na ontvangst van een overeenkomstig artikel IX, lid 1 en lid 2, ingediend voorstel de andere beheersinstantie (hierna te noemen de „beheersinstantie die bezwaar maakt”) van mening is dat het voorstel niet aan de eisen van lid 1 van dit artikel voldoet of anderszins bezwaar maakt tegen het voorstel, stelt zij de beheersinstantie die het voorstel heeft ingediend onverwijld (normalerwijze vóór de volgende vergadering van de technische commissie) schriftelijk van haar bezwaar in kennis en verstrekt zij daarbij alle beschikbare gegevens waardoor haar bezwaar wordt gestaafd, bijvoorbeeld informatie waardoor wordt aangetoond dat door de goedkeuring van het voorstel waarschijnlijk:
(a) | aan één bedrijf of industriegroep op onbillijke wijze een onevenredig grote invloed op de markt zou worden gegeven; |
(b) | algemene deelneming door de industrie aan het ENERGY STAR-etiketteringsprogramma zou worden ondermijnd; |
(c) | strijdigheid met haar wet- en regelgeving zou ontstaan; of |
(d) | technische eisen zouden worden opgelegd die een zware last voor de betrokkenen zouden vormen. |
4. De beheersinstanties stellen alles in het werk om daarover overeenstemming te bereiken op de eerste vergadering van de technische commissie na de indiening van het wijzigingsvoorstel. Indien de beheersinstanties er niet in slagen tijdens die vergadering van de technische commissie overeenstemming over het wijzigingsvoorstel te bereiken, trachten zij schriftelijk tot een akkoord te komen vóór de daaropvolgende vergadering van de technische commissie.
5. Indien de Partijen er aan het eind van de daaropvolgende vergadering van de technische commissie niet in geslaagd zijn overeenstemming te bereiken, trekt de beheersinstantie die het voorstel heeft ingediend dit voorstel weer in; in geval van voorstellen tot aanpassing van bestaande specificaties, wordt het desbetreffende producttype uit bijlage C geschrapt op de schriftelijk door de beheersinstanties overeengekomen datum. Alle deelnemers aan het programma worden op de hoogte gebracht van deze wijziging en van de voor de uitvoering van deze wijziging te volgen procedures.
6. Wanneer nieuwe specificaties worden opgesteld of bestaande specificaties worden gewijzigd, zorgen de beheersinstanties voor een goede coördinatie en raadpleging, zowel onderling als wat de respectieve belanghebbenden betreft, met name inzake de inhoud van de werkdocumenten en de tijdschema's.
Artikel XIII
Algemene bepalingen
1. Andere milieu-etiketteringsprogramma's vallen niet onder deze overeenkomst en kunnen door elk van beide Partijen worden ontwikkeld en vastgesteld.
2. Alle in het kader van deze overeenkomst ondernomen activiteiten zijn onderworpen aan de geldende wet- en regelgeving van elke Partij en zijn afhankelijk van de beschikbaarheid van passende fondsen en middelen.
3. De bepalingen van deze overeenkomst laten de rechten en verplichtingen van elke Partij die voortvloeien uit een bilaterale, regionale of multilaterale overeenkomst die zij vóór de inwerkingtreding van deze overeenkomst is aangegaan, onverlet.
4. Zonder dat afbreuk wordt gedaan aan enige andere bepaling van deze overeenkomst kan elke beheersinstantie etiketteringsprogramma's uitvoeren voor niet in bijlage C opgenomen producttypen. Niettegenstaande de overige bepalingen van deze overeenkomst, belemmert geen van beide Partijen de invoer, uitvoer, verkoop of distributie van producten uitsluitend omdat zij de energie-efficiëntiemerken van de beheersinstantie van de andere Partij voeren.
Artikel XIV
Inwerkingtreding en duur
1. Deze overeenkomst treedt in werking op de dag waarop de ene Partij de andere er schriftelijk van in kennis heeft gesteld dat haar daartoe vereiste interne procedures zijn afgerond.
2. Deze overeenkomst blijft van kracht gedurende een periode van vijf jaar. Ten minste één jaar vóór het einde van deze periode komen de Partijen bijeen om de verlenging van deze overeenkomst te bespreken.
Artikel XV
Beëindiging
1. Elke Partij kan deze overeenkomst te allen tijde opzeggen door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de andere Partij, die drie maanden van tevoren moet worden toegezonden.
2. Bij opzegging van deze overeenkomst of wanneer deze niet wordt verlengd, stellen de beheersinstanties alle deelnemers aan het programma die zij hebben geregistreerd, ervan in kennis dat het gezamenlijke programma is beëindigd. Bovendien delen de beheersinstanties de deelnemers aan het programma die zij hebben geregistreerd, mede dat elke beheersinstantie de etiketteringsactiviteiten kan voortzetten in het kader van twee afzonderlijke, eigen programma's. In dat geval wordt bij het etiketteringsprogramma van de Europese Gemeenschap geen gebruik gemaakt van de ENERGY STAR-merken. De Commissie zorgt ervoor dat zijzelf, de lidstaten van de Europese Gemeenschap en alle deelnemers aan het programma die zij heeft geregistreerd, uiterlijk op de schriftelijk door de beheersinstanties overeengekomen datum ophouden de ENERGY STAR-merken te gebruiken. De in dit lid vervatte verplichtingen blijven ook na de beëindiging van deze overeenkomst van kracht.
Artikel XVI
Authentieke talen
Dit protocol is opgesteld in twee exemplaren te Washington D.C. de twintigste december tweeduizend zes in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. In geval van meningsgeschillen over de uitlegging van de tekst, is de overeenkomst in de Engelse taal bepalend.
Por la Comunidad Europea
Za Evropské společenství
For Det Europæiske Fællesskab
Für die Europäische Gemeinschaft
Euroopa Ühenduse nimel
Για την Ευρωπαϊκή Κοινότητα
For the European Community
Pour la Communauté européenne
Per la Comunità europea
Eiropas Kopienas vārdā
Europos bendrijos vardu
az Európai Közösség részéről
Għall-Komunità Ewropea
Voor de Europese Gemeenschap
W imieniu Wspólnoty Europejskiej
Pela Comunidade Europeia
Za Európske spoločenstvo
Za Evropsko skupnost
Euroopan yhteisön puolesta
För Europeiska gemenskapens vägnar
Por el Gobierno de los Estados Unidos de América
Za vládu Spojených států amerických
For regeringen for Amerikas Forenede Stater
Für die Regierung der Vereinigten Staaten von Amerika
Ameerika Ühendriikide valitsuse nimel
Για την Κυβερνηση των Ηνωμενων Πολιτειων τησ Αμερικησ
For the Government of the United States of America
Pour le gouvernement des États-Unis d'Amérique
Per il governo degli Stati Uniti d'America
Amerikas Savienoto Valstu valdības vārdā
Jungtinių Amerikos Valstijų vyriausybės vardu
az Amerikai Egyesült Államok kormánya részéről
Għall-Gvern ta' l-Istati Uniti ta' l-Amerika
Voor de regering van Verenigde Staten van Amerika
W imieniu rządu Stanów Zjednoczonych Ameryki
Pelo governo Estados Unidos da América
Za vládu Spojené štáty americké
Za vlado Združene države Amerike
Amerikan yhdysvaltojen hallituksen puolesta
För Amerikas förenta staters regering
BIJLAGE A
ENERGY STAR-NAAM EN GEMEENSCHAPPELIJK LOGO
Naam: ENERGY STAR
Gemeenschappelijk logo:
BIJLAGE B
Richtsnoeren voor het correcte gebruik van de ENERGY STAR-naam en het gemeenschappelijk logo
De ENERGY STAR-naam en het gemeenschappelijk logo zijn merken van het U.S. EPA. De naam en het gemeenschappelijk logo mogen derhalve alleen worden gebruikt overeenkomstig de onderstaande richtsnoeren en de partnerschapsovereenkomst of het registratieformulier van de Europese Commissie die resp. dat is ondertekend door de deelnemers aan het ENERGY STAR-etiketteringsprogramma. Deze richtsnoeren moeten worden verstrekt aan degenen die in uw opdracht verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling van ENERGY STAR-materiaal.
Het U.S. EPA en de Europese Commissie, op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Gemeenschap, zien erop toe dat de ENERGY STAR-naam en het gemeenschappelijk logo correct worden gebruikt. Dit houdt in dat het gebruik van de merken op de markt wordt bewaakt en dat rechtstreeks contact wordt opgenomen met organisaties die deze op ongeoorloofde wijze of zonder toestemming gebruiken. Misbruik van de merken kan ertoe leiden dat het lidmaatschap van deelnemers aan het ENERGY STAR-etiketteringsprogramma wordt beëindigd en in de VS geïmporteerde goederen waarbij een ongeoorloofd gebruik van de merken wordt gemaakt kunnen door de douane van de VS in beslag worden genomen.
Algemene aanwijzingen
Het ENERGY STAR-programma is een partnerschap tussen bedrijven en organisaties aan de ene kant en de federale regering van de Verenigde Staten van Amerika of de Europese Gemeenschap aan de andere kant. In het kader van dit partnerschap mogen bedrijven en organisaties de ENERGY STAR-naam en het gemeenschappelijk logo gebruiken als onderdeel van hun energie-efficiëntie- en milieuactiviteiten.
Organisaties moeten een overeenkomst sluiten met een beheersinstantie (het Environmental Protection Agency voor de Verenigde Staten of de Europese Commissie voor de EU) als zij de merken waarin dit document voorziet, willen gebruiken. Wijzigingen in deze merken zijn niet toegestaan, aangezien wijzigingen bij bedrijven en consumenten verwarring zouden kunnen zaaien over de bron van het ENERGY STAR-programma en zij de waarde van het programma voor iedereen zouden verminderen.
Organisaties die deze merken gebruiken, moeten zich aan de onderstaande algemene richtsnoeren houden:
1. | De ENERGY STAR-naam en het gemeenschappelijk logo mogen nooit op een wijze worden gebruikt die goedkeuring van een bedrijf, zijn producten of zijn diensten suggereert. Het gemeenschappelijk logo en de ENERGY STAR-naam mogen evenmin in een bedrijfsnaam of bedrijfslogo, productnaam, dienstennaam, domeinnaam of titel van een website worden gebruikt. Ook mag het gemeenschappelijk logo, de ENERGY STAR-naam of een vergelijkbaar merk niet als handelsmerk of als onderdeel van een handelsmerk worden aangevraagd door een andere entiteit dan het U.S. EPA. |
2. | De ENERGY STAR-naam en het gemeenschappelijk logo mogen nooit op zodanige wijze worden gebruikt dat ENERGY STAR, het EPA, het ministerie van Energie, de Europese Gemeenschap, de Europese Commissie of een ander overheidsorgaan in diskrediet wordt gebracht. |
3. | Het gemeenschappelijk logo mag nooit worden aangebracht op producten die niet voldoen aan de ENERGY STAR-richtsnoeren. |
4. | De partners en andere bevoegde organisaties zijn verantwoordelijk voor hun eigen gebruik van de ENERGY STAR-naam en het gemeenschappelijk logo, alsook voor het gebruik daarvan door hun agenten, zoals reclamebureaus en gecontracteerde uitvoerende bedrijven. |
Gebruik van de ENERGY STAR-naam
— | De ENERGY STAR-naam moet altijd in hoofdletters worden weergegeven; |
— | De eerste keer dat de woorden „ENERGY STAR” voorkomen in materiaal dat is bestemd voor de Amerikaanse markt, moet het registratiesymbool ® worden gebruikt;:, en |
— | Het symbool ® moet altijd worden weergegeven in superscript; |
— | Er mag geen spatie staan tussen de woorden „ENERGY STAR” en het symbool ®; |
— | Het symbool ® moet in elk hoofdstuk of op elke webpagina in een document worden herhaald. |
Gebruik van het gemeenschappelijk logo
Het gemeenschappelijk logo is een merk dat als etiket alleen mag worden gebruikt op producten die ten minste voldoen aan de ENERGY STAR-prestatierichtsnoeren.
Onder gebruik van het gemeenschappelijk logo wordt onder meer verstaan gebruik:
— | op een product dat voldoet aan de ENERGY STAR-richtsnoeren en is geregistreerd; |
— | in productdocumentatie voor een product dat voldoet aan de ENERGY STAR-richtsnoeren; |
— | op het web om een product aan te duiden dat voldoet aan de ENERGY STAR-richtsnoeren; |
— | in reclame wanneer het wordt gebruikt bij of op een product dat voldoet aan de ENERGY STAR-richtsnoeren; |
— | op verkooppuntmaterialen; |
— | op de verpakking van een product dat voldoet aan de ENERGY STAR-richtsnoeren. |
Weergave van het gemeenschappelijk logo
Het U.S. EPA heeft dit merk zo ontworpen dat de visuele indruk van het merk, het contrast en de leesbaarheid maximaal zijn. Om de leesbaarheid van het symbool te vergroten, bestaat het merk uit een blok met het ENERGY STAR-symbool met direct daaronder een apart blok met daarin de ENERGY STAR-naam. De twee blokken worden gescheiden door een witte lijn van gelijke dikte als de boog in het symbool. Het merk wordt bovendien omgeven door een witte rand die eveneens van gelijke dikte is als de boog in het symbool.
Lege ruimte
Het U.S. EPA en de Commissie van de EU eisen dat het merk te allen tijde wordt omgeven door een lege ruimte van 0,333 (1/3) keer de hoogte van het grafische vak in het merk. In deze ruimte mogen geen andere grafische elementen, zoals tekst en afbeeldingen, worden weergegeven. Het U.S. EPA en de Commissie van de EU schrijven deze lege ruimte voor omdat het gemeenschappelijk logo vaak op materialen wordt aangebracht waarop complexe afbeeldingen voorkomen, zoals andere merken, grafische figuren en tekst.
Minimummaten
Het merk mag andere afmetingen worden gegeven, maar de onderlinge verhoudingen moeten worden gehandhaafd. We bevelen aan het merk voor de leesbaarheid in drukwerk weer te geven met een breedte van niet minder dan 0,375 inch (3/8 inch of 9,5 mm). De letters in het merk moeten leesbaar blijven wanneer het merk op het web wordt weergegeven.
Voorkeurskleur
De voorkeurskleur voor het merk is 100 % cyaan. Alternatieve versies in zwart-wit of omgekeerd in wit-zwart zijn toegestaan. Het kleurequivalent van 100 % cyaan op het web is hexadecimale kleur #0099FF. Als voor advertenties, productdocumentatie of verkooppuntmaterialen meerkleurendruk mogelijk is, moet het merk worden gedrukt in 100 % cyaan. Als deze kleur niet beschikbaar is, mag deze keur worden vervangen door zwart.
Incorrect gebruik van het merk
U wordt verzocht:
— | het merk niet te gebruiken op producten die daarvoor niet in aanmerking komen; |
— | het merk niet te wijzigen door alleen het ENERGY STAR-symbool te gebruiken zonder het blok met de ENERGY STAR-naam. |
Houd u aan de onderstaande regels wanneer u het merk reproduceert:
— | Maak van het merk geen contour- of lijntekening. |
— | Gebruik geen wit merk op een witte achtergrond. |
— | Wijzig de kleuren van het merk niet. |
— | Vervorm het merk niet. |
— | Breng geen wijzigingen aan in de opsluiting van het merk. |
— | Plaats het merk niet op een drukke afbeelding. |
— | Draai het merk niet. |
— | Haal de elementen van het merk niet uit elkaar. |
— | Vervang geen enkel deel van het merk. |
— | Gebruik geen ander lettertype in het merk. |
— | Houd u aan de lege ruimte om het merk. |
— | Trek het merk niet scheef. |
— | Wijzig de afmetingen van de opsluiting van het merk niet. |
— | Wijzig de goedgekeurde bewoording niet. |
— | Gebruik het gemeenschappelijk logo niet in een niet-goedgekeurde kleur. |
— | Laat geen tekst doorlopen tot in het merk. |
— | Gebruik het blok met het symbool niet losstaand. De ENERGY STAR-naam moet ook worden weergegeven. |
— | Laat het blok met het symbool niet weg uit het merk. |
Taalgebruik rond ENERGY STAR
Om de waarde van ENERGY STAR te behouden en te versterken, bevelen het U.S. EPA en de Commissie van de EU aan bepaalde terminologie te gebruiken wanneer u schrijft of spreekt over de elementen van het programma.
GOED | FOUT |
Een computer die voldoet aan de ENERGY STAR-richtsnoeren | ENERGY STAR-conforme computer ENERGY STAR-gecertificeerde computer ENERGY STAR-geclassificeerde computer |
Computer die de ENERGY STAR heeft verdiend | |
Producten die de ENERGY STAR hebben verdiend | ENERGY STAR-product ENERGY STAR-producten (verwijzend naar een reeks producten) ENERGY STAR-apparaat Goedgekeurd door het U.S. EPA Voldoend aan de ENERGY STAR-normen |
PARTNERS/DEELNEMERS AAN HET PROGRAMMA | |
Een ENERGY STAR-partner | Een ENERGY STAR-bedrijf |
Bedrijf X, een ENERGY STAR-partner | Bedrijf X, een bedrijf dat is goedgekeurd door het U.S. EPA |
Een bedrijf dat deelneemt aan ENERGY STAR | Een door het U.S. EPA goedgekeurde verkoper van ENERGY STAR-apparatuur |
Een bedrijf dat ENERGY STAR bevordert | Goedgekeurd door het U.S. EPA |
Monitoren die voldoen aan de ENERGY STAR-richtsnoeren | ENERGY STAR-monitorprogramma |
OVERheid als AUTORITEIT | |
Producten die de ENERGY STAR verdienen, voorkomen broeikasgasemissies door te voldoen aan de stringente energie-efficiëntierichtsnoeren die het U.S. EPA en de Commissie van de EU hebben vastgesteld | |
ENERGY STAR en het ENERGY STAR-merk zijn gedeponeerde merken van de VS | |
ENERGY STAR is een gedeponeerd merk van de overheid van de VS | |
PRESTATIERICHTSNOEREN | |
ENERGY STAR-richtsnoeren | ENERGY STAR-normen |
ENERGY STAR-specificaties | Erkend door het U.S. EPA |
ENERGY STAR-prestatieniveaus | U.S. EPA-goedgekeurd |
Vrijwillige programma's | Heeft goedkeuring ontvangen van het U.S. EPA |
Vragen over het gebruik van de ENERGY STAR-naam en het gemeenschappelijk logo
ENERGY STAR Hotline
Bel binnen de VS het gratis nummer: 1-888-STAR-YES (1-888-782-7937)
Bel buiten de VS: +1 202-775-6650
Fax: +1 202-775-6680
www.energystar.gov
EUROPESE COMMISSIE
Directoraat-generaal Energie en Vervoer
Telefoon: +32 2 2985792
Fax: +32 2 2966016
www.eu-energystar.org
BIJLAGE C
ALGEMENE SPECIFICATIES
I. COMPUTERSPECIFICATIES
De onderstaande specificaties voor computers zijn van toepassing tot en met 19 juli 2007. Zie blijven van kracht tot uiterlijk 31 december 2007. Zie afdeling VIII voor de computerspecificaties die van toepassing zijn vanaf 20 juli 2007.
A. Definities
1. | Computer: Een desktop, (mini)toren, of draagbare eenheid, met inbegrip van professionele desktop computers, personal computers, werkstations, netwerkdesktops, X-terminalcontrollers en op computers gebaseerde kassaterminals. De systeemeenheid valt onder deze definitie als zij kan worden aangesloten op het elektriciteitsnet, maar ook als zij zowel door het elektriciteitsnet als door een batterij kan worden gevoed. Deze definitie heeft in de eerste plaats betrekking op computers die voor gebruik op kantoor of thuis zijn bestemd. Onder deze definitie van een computer vallen geen computers die worden verkocht of op andere wijze op de markt worden gebracht als „fileserver” of „server”. |
2. | Monitor: Een kathodestraalbuis (cathode-ray tube, CRT), plat beeldscherm (bijvoorbeeld een LCD-scherm) of beeldscherm van een ander type met de bijbehorende elektronica. Een monitor kan afzonderlijk worden verkocht of in de computerbehuizing zijn geïntegreerd. Deze definitie heeft in de eerste plaats betrekking op standaardmonitoren die samen met personal computers worden gebruikt. In deze specificatie kan onder monitor ook worden verstaan: mainframe-terminals en fysiek onafhankelijke monitoreenheden. |
3. | Geïntegreerd computersysteem: Systeem waarbij computer en monitor zijn gecombineerd in een enkele eenheid. Zulke systemen moeten voldoen aan de volgende voorwaarden: het is niet mogelijk het energieverbruik van beide onderdelen afzonderlijk te meten en het systeem wordt met één enkel netsnoer op het elektriciteitsnet aangesloten. |
4. | Inactiviteit: Een tijdsperiode waarin een computer geen invoer van een gebruiker ontvangt (bijvoorbeeld invoer met het toetsenbord of bewegingen van de muis). |
5. | Spaarstand of „slaapstand”: Een stand met verminderd energieverbruik waarnaar de computer overschakelt na een periode van inactiviteit. |
6. | Activerende gebeurtenissen: Een gebeurtenis of stimulans uitgaande van een gebruiker, geprogrammeerd of extern die maakt dat de computer van de spaarstand of slaapstand overschakelt naar de actieve werkstand. Voorbeelden van activerende gebeurtenissen zijn een beweging van de muis, toetsenbordactiviteit of een druk op een knop op de behuizing en, in het geval van externe gebeurtenissen, een via een telefoon, afstandsbediening, netwerk, kabelmodem, satelliet, enz. uitgeoefende stimulans. |
B. Productkwalificaties voor het ENERGY STAR-logo
1. | Technische specificaties
|
2. | Leveringsinstellingen: Om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk gebruikers van de spaarstand of „slaapstand” gebruikmaken, dienen programmadeelnemers hun computers en/of geïntegreerde computersystemen met ingeschakelde energiebesparingsvoorziening te leveren. De verstekwaarde voor alle producten voor de inschakelvertraging moet vooraf worden ingesteld op minder dan 30 minuten. (Het EPA beveelt aan de tijd vooraf in te stellen op een waarde tussen de 15 en 30 minuten.) De gebruiker dient over de mogelijkheid te beschikken de tijdsinstellingen te wijzigen of de slaapstand of spaarstand uit te schakelen. |
3. | Besturingssystemen: Of de spaarstand of „slaapstand” van een computer op de juiste wijze geactiveerd wordt, is doorgaans afhankelijk van de installatie en het gebruik van een bepaalde versie van een besturingssysteem. Als een computer door de programmadeelnemer met een of meer besturingssystemen wordt geleverd, dient de computer in staat te zijn naar de spaarstand of „slaapstand” over te schakelen en van daaruit weer volledig terug te keren terwijl minstens een van deze besturingssystemen actief is. Als een computer niet met besturingssysteemsoftware wordt geleverd, dient de programmadeelnemer duidelijk te vermelden met welk mechanisme kan worden bereikt dat de computer aan de ENERGY STAR-eisen voldoet. Voorts moeten speciale software, hardwarestuurprogramma's of hulpprogramma's die nodig zijn voor een correcte activering van de slaapstand en een juiste terugkeer daaruit, op de computer zijn geïnstalleerd. De programmadeelnemer dient de gegevens op te nemen in de productdocumentatie (bijvoorbeeld in de gebruikershandleiding of productspecificatie) en/of op zijn webpagina op Internet. Brochures en advertenties dienen zo te zijn geformuleerd dat zij geen misleidende beweringen bevatten. |
4. | Monitorbesturing: De computer dient over een of meer mechanismen te beschikken waarmee de spaarstanden van een monitor met ENERGY STAR-logo kunnen worden geactiveerd. De programmadeelnemer dient in de productdocumentatie duidelijk aan te geven hoe zijn monitoren met ENERGY STAR-logo met de computer kunnen worden bestuurd en aan welke bijzondere voorwaarden eventueel moet zijn voldaan om het verbruik van de monitor te kunnen beïnvloeden. De programmadeelnemer dient de verstekwaarden van de computer zo in te stellen dat binnen 30 minuten van inactiviteit van de gebruiker naar de eerste spaarstand of slaapstand van de monitor wordt overgeschakeld. De programmadeelnemer dient voorts de verstekwaarden voor de inschakelvertraging van het volgende energiebesparingsniveau van de computer zo in te stellen dat de monitor uiterlijk na 60 minuten van inactiviteit overschakelt naar de tweede spaarstand of „diepe slaapstand”. Het totaal van de verstekwaarden voor beide spaarstanden mag niet meer dan 60 minuten bedragen. De programmadeelnemer kan de computer ook zo instellen dat de monitor binnen 30 minuten van inactiviteit direct overschakelt naar de tweede spaarstand of „diepe slaapstand”. De gebruiker dient over de mogelijkheid te beschikken om de inschakelvertragingen te veranderen of de spaarstanden voor de monitorbesturing geheel uit te schakelen. Deze eis betreffende monitorbesturing geldt niet voor geïntegreerde computersystemen. Bij geïntegreerde computersystemen die op de markt worden gebracht en worden verkocht als onderdeel van een dockingstation, dient het echter mogelijk te zijn het door een externe monitor opgenomen vermogen automatisch te regelen. |
C. Testrichtsnoeren voor aan ENERGY STAR beantwoordende computers
1. | Testomstandigheden: Hieronder volgt een overzicht van de testomgevingsomstandigheden die gerealiseerd moeten zijn voor het meten van het energieverbruik. Deze omstandigheden moeten voorkomen dat externe factoren de testresultaten beïnvloeden en ervoor zorgen dat de resultaten reproduceerbaar zijn. Lijnimpedantie: < 0,25 ohm Totale harmonische vervorming (THD): < 5 % Spanning: Voedingsstroom(2): 115 Vws eff. ±5 V eff. Voedingsfrequentie(3): 60 Hz ±3 Hz Omgevingstemperatuur: 25 °C ±3 °C |
2. | Testapparatuur: Het doel is een nauwkeurige meting van het opgenomen reële vermogen van het apparaat of de monitor(4). Daarvoor is een wattmeter nodig die de werkelijke effectieve waarde meet. Er kan uit allerlei wattmeters worden gekozen, maar de fabrikanten moeten met zorg een geschikt model kiezen. Bij de aanschaf van een wattmeter en bij de testopstelling moet op de volgende punten worden gelet. Topfactor: In een voorgaande versie van de ENERGY STAR-testprocedure werd bepaald dat de fabrikanten een wattmeter dienden te gebruiken die een topfactor had die groter was dan 8. Veel programmadeelnemers hebben erop gewezen dat deze eis niet zinvol of relevant is. In de volgende alinea's wordt ingegaan op de verschillende aspecten van de topfactor en wordt uitgelegd wat de bedoeling was van de oorspronkelijke, onterechte eis. Helaas kan deze fout niet worden hersteld door in het ENERGY STAR-programma een specifieke eis aan de apparatuur te stellen. Testen is evenzeer een kunst als een wetenschap, en fabrikanten en testers moeten daarom de nodige voorzichtigheid betrachten bij de keuze van een geschikte meter, waarbij zij zich moeten baseren op het oordeel van deskundigen op het gebied van de meettechniek. ![]() Ten eerste is het belangrijk te beseffen dat de golfvorm van de stroom die door apparaten met een geschakelde voeding wordt getrokken, afwijkt van de typische sinusoïdale vorm(5). Figuur 1 toont de typische golfvorm van de stroom voor een typisch elektronisch apparaat met geschakelde voeding. Terwijl bijna elke wattmeter een standaard elektronische golfvorm kan meten, is het moeilijker een wattmeter te kiezen als de golfvorm van de stroom een onregelmatig karakter heeft. Het is essentieel dat de gekozen wattmeter in staat is de door het apparaat getrokken stroom te meten zonder dat hierdoor inwendige vervorming van de piek ontstaat (bijvoorbeeld door het aftoppen van de golfvorm). Dit maakt het noodzakelijk goed te kijken naar de topfactor(6) en de schaalbereiken voor de stroom waarover de meter beschikt. Betere meters hebben een hogere topfactor en een grotere keuze wat betreft het schaalbereik. Bij de voorbereiding van de meting moet eerst de piekstroom (in ampère) van het te meten apparaat worden bepaald. Dit kan met een oscilloscoop worden gedaan. Vervolgens moet het stroombereik worden gekozen waarbij de meter de piekstroom kan registreren. In het bijzonder moet de volle schaalwaarde van het gekozen stroombereik, vermenigvuldigd met de topfactor van de meter (voor stroom), groter zijn dan de met de oscilloscoop bepaalde piekwaarde. Stel een wattmeter heeft een topfactor van 4 en het stroombereik wordt ingesteld op 3 ampère. Bij deze instelling kunnen stroompieken tot 12 ampère worden geregistreerd. Voor een piekstroom van slechts 6 ampère voldoet deze meter. Een tweede punt van zorg is een te hoge instelling van het stroombereik met het oog op de meting van de piekstroom, waardoor een nauwkeurige meting van de lagere waarden van de stroom wordt verhinderd. Daarom moet een goede afweging worden gemaakt. Nogmaals wordt benadrukt dat met een hoger aantal stroombereiken en hogere waarden van de topfactor betere resultaten worden bereikt. Frequentiebereik: Nog een punt van overweging bij de keuze van een wattmeter is het frequentiebereik van de meter. Elektronische apparatuur met geschakelde voedingen veroorzaakt harmonischen (doorgaans oneven harmonischen tot en met de 21e orde). Deze harmonischen moeten bij de vermogensmeting mee worden gerekend, want anders is de gemeten waarde van het opgenomen vermogen niet juist. In het ENERGY STAR-programma wordt aanbevolen dat de fabrikanten wattmeters aanschaffen met een frequentiebereik tot ten minste 3 kHz. Hiermee worden de harmonischen tot en met de 50e orde gemeten, zoals aanbevolen door IEC 555. Resolutie: De fabrikanten zullen waarschijnlijk een meter willen hebben met een resolutie van 0,1 watt. Nauwkeurigheid: Een ander punt van overweging is de nauwkeurigheid die kan worden bereikt. Catalogi en specificaties van wattmeters geven doorgaans informatie over de nauwkeurigheid van de meetwaarden bij verschillende instellingen van het meetbereik. Indien een product wordt gemeten met een energieverbruik dat in de betrokken toestand dicht bij de bovengrens voor het toegestane opgenomen vermogen ligt, dient een meetopstelling te worden gevonden die een hogere nauwkeurigheid biedt. IJking: Wattmeters moeten jaarlijks worden geijkt om de meetnauwkeurigheid te behouden. |
3. | Testmethode: De fabrikanten moeten in de uitstand of de spaarstand het gemiddelde opgenomen vermogen van de apparaten meten. Dit moet gebeuren door het energieverbruik over een periode van 1 uur te meten. Het resulterende energieverbruik kan worden gedeeld door 1 uur om het gemiddelde opgenomen vermogen (in watt) te berekenen. Vermogensmeting in de spaarstanden: Deze meting dient in alle energiebesparingsstanden (spaarstand, uitstand, stand-by-stand, slaapstand) van een apparaat waarvoor het ENERGY STAR-merk is aangevraagd, te worden verricht. Vóór de test moet het apparaat op het elektriciteitsnet worden aangesloten, zij het in uitgeschakelde toestand, waarna het ten minste 12 uur de gelegenheid krijgt zich aan de omgevingsomstandigheden aan te passen. Een geschikte wattuurmeter, die klaar is voor een nauwkeurige meting van het energieverbruik van het apparaat, moet serieel met het apparaat worden verbonden, zonder dat hierdoor de voeding wordt verstoord. Deze meting en de meting van het opgenomen vermogen in de uitstand mogen na elkaar plaatsvinden; beide metingen mogen samen niet meer dan 14 uur in beslag nemen, inclusief de tijd die nodig is om het apparaat in en uit te schakelen. Schakel het apparaat in en laat het de opwarmcyclus doorlopen. Nadat de verstekwaarde voor de inschakelvertraging van de spaarstand van het apparaat is verstreken, wordt het aantal wattuur van de wattuurmeter afgelezen en genoteerd, evenals de tijd (of schakel de stopwatch of timer in). Na 1 uur wordt het aantal wattuur opnieuw afgelezen en genoteerd. Het verschil tussen beide meetwaarden is het energieverbruik in de spaarstand; dit resultaat moet door 1 uur worden gedeeld om het gemiddelde opgenomen vermogen te verkrijgen. |
II. SPECIFICATIES VOOR COMPUTERMONITOREN
A. Definities
1. | Computermonitor (of monitor): Een in de handel verkrijgbaar elektronisch product bestaande uit een beeldscherm en de bijbehorende elektronica in een enkele behuizing, dat het uitgangssignaal van een computer via één of meer ingangen zoals VGA, DVI en/of IEEE 1394 kan weergeven De monitor bevat gewoonlijk een CRT-scherm (kathodestraalbuis) of een LCD-scherm (vloeibare kristallen), of een ander beeldschermtype. Deze definitie heeft in de eerste plaats betrekking op standaardmonitoren die samen met personal computers worden gebruikt. Alleen computermonitoren met een zichtbare beelddiagonaal van meer dan 12 inch die worden gevoed via een eigen netvoeding of een samen met een netvoedingsadapter verkochte oplaadbare-batterijvoeding, komen in aanmerking. Computermonitoren met een tuner/ontvanger kunnen op basis van deze specificaties als ENERGY STAR erkend worden, mits zij als computermonitor (m.a.w. met nadruk op het hoofdgebruik als computermonitor) of als gecombineerde computermonitor/televisie aan de consument worden aangeboden en verkocht. Producten met een tuner/ontvanger die ook geschikt zijn voor aansluiting op computers welke als televisie in de handel worden gebracht en verkocht, vallen niet onder deze specificaties. |
2. | Aanstand/Actief vermogen: De toestand waarin het product op een stroombron is aangesloten en een beeld produceert. De stroomvereisten zijn in deze toestand doorgaans hoger dan in de slaapstand of uitstand. |
3. | Slaapstand/Laag vermogen: De toestand van lage stroomopname waarnaar de monitor overschakelt na instructies van een computer of via andere functies. Een leeg scherm en een verminderd stroomverbruik zijn kenmerkend voor deze stand. De computermonitor reageert op een opdracht van een gebruiker/computer (bv. een beweging van de muis of het indrukken van een toets) door terug te keren naar de aanstand, in volledig bedrijfsklare toestand. |
4. | Uitstand/stand-by-vermogen: De toestand met het laagste stroomverbruik die niet door de gebruiker kan worden uitgeschakeld (beïnvloed) en die voor onbepaalde tijd kan blijven bestaan wanneer een computermonitor op netstroom is aangesloten en volgens de aanwijzingen van de fabrikant wordt gebruikt. De uitstand is in deze specificaties gedefinieerd als de toestand waarin het product op een stroombron is aangesloten, maar geen beeld levert en wacht tot het door een direct signaal van de gebruiker/computer (bv. wanneer de gebruiker de aan/uit-knop indrukt) in de aanstand wordt geschakeld(7). |
5. | Handmatig uitgeschakeld: Een toestand waarin de stekker van het product nog in het stopcontact zit, maar de verbinding met een externe stroombron onderbroken is. Deze toestand wordt gewoonlijk door de consument geactiveerd met behulp van een netschakelaar. In deze toestand is er geen stroomopname en bedraagt het verbruik bij meting doorgaans 0 W. |
6. | Stekker uitgetrokken: De stekker is uit het stopcontact en het product is dus niet meer met een externe stroombron verbonden. |
B. In aanmerking komende producten
Om voor het ENERGY STAR-logo in aanmerking te komen, dient het model van computermonitor te voldoen aan de definitie van punt A en de specificaties van C. Zoals uitgelegd in punt II.A.1, gelden de specificaties niet voor producten die op een computer kunnen worden aangesloten, maar die als televisie op de markt worden aangeboden en verkocht.
C. Energie-efficiëntiespecificaties voor de erkenning van producten
Enkel producten die in punt II. B zijn genoemd en aan de volgende criteria voldoen, kunnen als ENERGY STAR worden erkend.
Breedbeeldmodellen: Breedbeeldmodellen (bv. 16:9, 15:9, enz.) komen voor het ENERGY STAR-logo in aanmerking als zij voldoen aan de energie-efficiëntie-eisen van deze specificaties. Er zijn geen aparte specificaties voor breedbeeldmodellen en zij moeten bijgevolg voldoen aan de eisen van de punten II.C.1 en II.C.2 hieronder.
1. | Aanstand/Actief vermogen: Om als ENERGY STAR te worden erkend, mag het stroomverbruik in bedrijf van een model van computermonitor niet hoger zijn dan het resultaat van de volgende vergelijking: indien X <1 megapixel, dan Y = 23; indien X > 1 megapixel, dan Y = 28X. Y wordt uitgedrukt in watt en afgerond tot op het dichtstbijzijnde gehele getal en X is het aantal megapixels in decimale notatie (bv. 1 920 000 pixels = 1,92 megapixels). Zo bedraagt het maximale stroomverbruik Y voor een computermonitor met een resolutie van 1 024 x 768 (d.i. 0,78 megapixel), 23 watt en voor een computermonitor met een resolutie van 1 600 x 1 200 (d.i. 1,92 megapixel), 53,76 watt, naar boven afgerond tot 54 W. Om een computermonitor te laten erkennen als ENERGY STAR, moet hij worden getest volgens het in punt II. D „Testmethodiek” beschreven protocol. |
2. | Slaap- en uitstand
|
D. Testmethodiek
Testopstelling, methodiek en documentatie: De onderstaande test- en meetmethoden vertrekken van door het Display Metrology Committee van de Video Electronics Standards Association (VESA) en de International Electrotechnical Commission (IEC) gepubliceerde specificaties. Waar nodig vullen zij deze richtsnoeren aan met methoden die zijn ontwikkeld samen met de computermonitorfabrikanten.
De fabrikanten worden geacht de productmodellen die aan de ENERGY STAR-richtsnoeren voldoen, te testen en zelf te certificeren. Verwante modellen van computermonitoren die gebouwd zijn op hetzelfde onderstel en, op behuizing en kleur na, in alle opzichten identiek zijn, kunnen worden erkend door de indiening van de testgegevens van één enkel representatief model. Tevens kunnen modellen die niet of slechts in afwerking verschillen van die welke het jaar voordien werden verkocht, erkend blijven zonder indiening van nieuwe testgegevens, in de veronderstelling dat de specificaties niet gewijzigd zijn.
De stroomvereisten worden gemeten van het stopcontact of de stroombron tot het geteste product. Het gemiddelde werkelijke stroomverbruik van de computermonitor wordt gemeten in aanstand/actief vermogen, slaapstand/laag vermogen en uitstand/stand-by-vermogen. Wanneer de metingen voor de zelfcertificatie van een productmodel worden verricht, moet het geteste product zich aanvankelijk in dezelfde toestand (bv. configuratie en instellingen) bevinden als wanneer het aan de klant wordt geleverd, tenzij het moet worden bijgeregeld overeenkomstig de onderstaande instructies.
Met het oog op een consistente meetmethode voor het stroomverbruik van elektronische producten, moet het volgende protocol worden gevolgd, dat bestaat uit drie hoofdonderdelen:
Testopstelling en -omstandigheden: In de punten 1(a) tot 1(h) hieronder worden de omgevingscondities en de meetprotocollen uitgelegd die in acht moeten worden genomen bij het verrichten van stroommetingen.
Methodiek van de producttest: De verschillende stappen voor de meting van het stroomverbruik in aanstand/actief vermogen, slaapstand/laag vermogen en uitstand/stand-by-vermogen worden uitgelegd in punt 2(a) hieronder.
Documentatie van de producttests: De documentatievereisten voor de indiening van erkende productgegevens worden uitgelegd in punt 3 hieronder.
Dit protocol waarborgt dat externe factoren de testresultaten niet negatief beïnvloeden en dat steeds dezelfde testresultaten kunnen worden gereproduceerd. Het staat de fabrikanten vrij de testresultaten te laten leveren door hun eigen of een onafhankelijk laboratorium.
1. | Testopstelling en -omstandigheden
|
2. | Methodiek van de producttest
|
3. | Documentatie van de producttests Indiening van gegevens betreffende erkende producten: De partners wordt verzocht de productmodellen die aan de ENERGY STAR-richtsnoeren voldoen, zelf te certificeren en de informatie in een QPI-formulier op te nemen. Jaarlijks, of vaker indien de fabrikant dit wenst, moeten lijsten van producten die voldoen aan de ENERGY STAR-voorschriften, met inbegrip van informatie over zowel nieuwe als uit productie genomen modellen, worden verstrekt. |
E. Gebruikersinterface
De fabrikanten wordt ten zeerste aanbevolen producten te ontwerpen in overeenstemming met de gebruikersinterfacenormen die worden ontwikkeld door het project „Power Management Controls”, om de stroombesparingsvoorzieningen op alle elektronische apparaten consistenter en intuïtiever te maken. Voor nadere informatie over dit project, zie http://eetd.LBL.gov/Controls.
III. SPECIFICATIES VOOR PRINTERS, FAXAPPARATEN EN FRANKEERAPPARATEN
De volgende specificaties voor printers, faxapparaten en frankeerapparaten zijn van kracht tot 31 maart 2007.
A. Definities
1. | Printer: een als standaardmodel vervaardigd grafisch apparaat waarmee afdrukken kunnen worden gemaakt, dat zijn informatie ontvangt van onafhankelijke of netwerkcomputers. Bovendien moet de eenheid op het elektriciteitsnet kunnen worden aangesloten. Deze definitie is van toepassing op producten die als printer worden aangeboden en verkocht, inclusief printers die kunnen worden uitgebreid tot een multifunctioneel apparaat (MFA)(10). |
2. | Faxapparaat: een als standaardmodel vervaardigd grafisch apparaat waarmee afdrukken kunnen worden gemaakt, met als voornaamste taak het verzenden en ontvangen van informatie. Ook faxapparaten die met gewoon papier werken (bijvoorbeeld inkjet/bubblejet, laser/LED en thermische overdracht) vallen onder deze specificatie. Voorts moet de eenheid op het elektriciteitsnet kunnen worden aangesloten. Deze definitie is van toepassing op producten die als faxapparaat worden aangeboden en verkocht. |
3. | Printer/faxcombinatie: een als standaardmodel vervaardigd grafisch apparaat dat als volwaardige printer en als volwaardig faxapparaat kan werken in de zin van bovenstaande definities. Deze definitie is van toepassing op producten die als printer/faxcombinatie worden aangeboden en verkocht. |
4. | Frankeerapparaat: een grafisch apparaat voor het aanbrengen van frankeerstempels op poststukken. Het apparaat moet op het elektriciteitsnet kunnen worden aangesloten. Deze definitie is van toepassing op producten die als frankeerapparaat worden aangeboden en verkocht. |
5. | Afdruksnelheid: het aantal pagina's per minuut (ppm) bepaalt de afdruksnelheid van het apparaat. De afdruksnelheid dient overeen te komen met de door de programmadeelnemer geadverteerde afdruksnelheid. Voor lineprinters (zoals naaldprinters en impactprinters) is de afdruksnelheid gebaseerd op de ISO 10561-methode. Voor breedformaatprinters die vooral voor papier van A2-formaat of 17 + 22 inch of groter bedoeld zijn, wordt de afdruksnelheid gespecificeerd voor monochrome tekst bij de verstekwaarde van de resolutie. De gemeten afdruksnelheid per minuut voor A2- of A0-formaat wordt als volgt omgerekend naar A4-afdruksnelheid: a) één A2-afdruk per minuut komt overeen met 4 A4-afdrukken per minuut; b) één A0-afdruk per minuut komt overeen met 16 pagina's A4-afdrukken per minuut. Voor frankeerapparaten komt het aantal pagina's per minuut (ppm) overeen met het aantal poststukken per minuut (ppm). |
6. | Accessoire: Een aanvullende inrichting die niet nodig is voor de standaardwerking van de basiseenheid, maar die voor of na de levering kan worden toegevoegd om de functionaliteit van de printer uit te breiden of te veranderen. Voorbeelden van accessoires zijn nabewerkingsinrichtingen, sorteerinrichtingen, extra papiertoevoervoorzieningen en duplexeenheden. Een accessoire kan afzonderlijk worden verkocht onder een eigen typenummer of samen met de basiseenheid van een printer als onderdeel van een bepaald model of bepaalde configuratie. |
7. | Actieve stand: De toestand (of stand) waarin eindexemplaren worden gemaakt of originelen worden ingevoerd. De stroomvereisten zijn in deze toestand doorgaans hoger dan in de slaapstand of uitstand. |
8. | Stand-by-stand: De toestand waarin geen eindexemplaren worden gemaakt of originelen worden ingevoerd, en het apparaat minder energie verbruikt dan bij het maken van eindexemplaren of het invoeren van originelen. Bij het overschakelen van de stand-by-stand naar de actieve stand mag geen waarneembare vertraging optreden vóór het maken van een eindexemplaar. |
9. | Slaapstand: De toestand waarin geen eindexemplaren worden gemaakt of originelen worden ingevoerd, en het apparaat minder energie verbruikt dan in de stand-by-stand. Bij het overschakelen van de slaapstand naar de actieve stand mag een geringe vertraging optreden vóór het maken van het eindexemplaar, maar mag geen vertraging optreden voor het ontvangen van gegevens van een netwerk of andere bronnen. Het apparaat komt in deze toestand terecht zodra een bepaalde periode na het maken van het laatste eindexemplaar is verstreken. |
10. | Verstekwaarde inschakelvertraging slaapstand: De door de programmadeelnemer vóór de levering ingestelde tijdsperiode die bepaalt wanneer het product overschakelt naar de slaapstand. De inschakelvertraging wordt gemeten vanaf het moment waarop de laatste afdruk is gemaakt. |
11. | Duplexing: Het proces waarbij tekst, een afbeelding of een combinatie van tekst en afbeelding op beide zijden van één vel papier wordt afgedrukt. |
12. | Standaardmodel: De term die gebruikt wordt om een product en alle kenmerken daarvan aan te duiden zoals dit in de handel gebracht en verkocht wordt door de programmadeelnemer en geproduceerd is voor het beoogde gebruik. |
13. | Activerende gebeurtenis: In deze overeenkomst wordt onder activerende gebeurtenis verstaan een van de gebruiker uitgaande geprogrammeerde of externe gebeurtenis of stimulans die maakt dat de eenheid van de stand-by-stand of slaapstand overschakelt naar de actieve werkstand. Onder activerende gebeurtenis als omschreven in deze specificatie worden niet verstaan gegevensopvragingen van het netwerk of „pings”, die zich regelmatig voordoen in een netwerkomgeving. |
B. Productkwalificaties voor het ENERGY STAR-logo
1. | Technische specificaties
|
2. | Uitzonderingen en toelichting Na de levering mag de programmadeelnemer of het door hem aangewezen onderhoudsbedrijf de modellen niet op een zodanige wijze aanpassen dat de producten niet langer aan bovenstaande specificaties voldoen. Twee uitzonderingen hierop zijn:
|
C. Testrichtsnoeren
1. | Testomstandigheden: Hieronder volgt een overzicht van de testomgevingsomstandigheden die gerealiseerd moeten zijn voor het meten van het energieverbruik. Deze omstandigheden moeten voorkomen dat externe factoren de testresultaten beïnvloeden, en ervoor zorgen dat de resultaten reproduceerbaar zijn Lijnimpedantie: < 0,25 ohm Totale harmonische vervorming (THD): < 5 % (Spanning) Omgevingstemperatuur: 25 °C ±3 °C Voedingsstroom: 115 Vws eff. ±5 V eff. Voedingsfrequentie: 60 Hz ±3 Hz |
2. | Testapparatuur: Het bepaalde in punt I.C.2 is van toepassing. |
3. | Testmethode: Het bepaalde in punt I.C.3 is van toepassing. |
IV. SPECIFICATIES VOOR KOPIEERAPPARATEN
De onderstaande specificaties voor kopieerapparaten zijn van kracht tot 31 maart 2007.
A. Definities
1. | Kopieerapparaat: Een commercieel grafisch apparaat met als enige functie de reproductie van grafische originelen op papier of soortgelijke dragers. Een kopieerapparaat moet een markeringssysteem, een afbeeldingssysteem en een papiertransportmodule omvatten. Ofschoon alle zwart/wit-kopieertechnologieën voor normaal papier onder deze specificatie vallen, worden vooral de zeer gangbare kopieerapparaten, zoals lichte kopieerapparaten met lenzen, bedoeld. De onderstaande specificaties gelden voor standaardkopieerapparaten voor het papierformaat A4 of 8,5 × 11 inch, en voor kopieerapparaten voor grote papierformaten, A2 of 17 × 22 inch of groter. |
2. | Kopieersnelheid: Het aantal kopieën per minuut (kpm) bepaalt de reproductiesnelheid van het apparaat. Onder een kopie wordt een blad van 8,5 × 11 inch of A4-formaat verstaan. Dubbelbedrukte bladen worden beschouwd als twee afbeeldingen en dus twee kopieën, hoewel zij op één blad papier gekopieerd worden. Voor kopieerapparaten die in de VS worden verkocht, wordt de kopieersnelheid uitgedrukt in het aantal pagina's in briefformaat (8,5 × 11 inch). Voor alle kopieerapparaten die buiten de VS op de markt gebracht worden, wordt de kopieersnelheid, naar gelang van het standaardformaat van de betrokken markt, op 8,5 × 11 inch resp. A4 gebaseerd. Voor kopieerapparaten die voornamelijk bestemd zijn voor het A2-formaat of 17 × 22 inch of groter, wordt de kopieersnelheid voor papier van A2- en A0-formaat als volgt omgerekend naar het A4-apparaat: (a) één A2-kopie per minuut komt overeen met 4 A4-kopieën per minuut; b) één A0-kopie per minuut komt overeen met 16 pagina's A4-kopieën per minuut A2-kopie per minuut. Energy-Star-kopieerapparaten worden in vijf categorieën onderverdeeld: standaardformaatapparaten met lage kopieersnelheid, standaardformaatapparaten met normale kopieersnelheid, standaardformaatapparaten met hoge kopieersnelheid, grootformaatapparaten met een lage kopieersnelheid, grootformaatapparaten met normale en hoge kopieersnelheid.
|
3. | Basiseenheid: Voor een gegeven engine-snelheid wordt de basiseenheid gedefinieerd als de eenvoudigste versie van een kopieerapparaat die verkocht wordt als volledig operationeel model. De basiseenheid wordt doorgaans gebouwd en getransporteerd als één geheel; zij omvat geen externe energie verbruikende accessoires die afzonderlijk worden verkocht. |
4. | Accessoire: Een aanvullende inrichting die niet nodig is voor de standaardwerking van de basiseenheid, maar die voor of na de levering kan worden toegevoegd om de functionaliteit van het kopieerapparaat uit te breiden of te veranderen. Een accessoire kan afzonderlijk worden verkocht onder een eigen typenummer of samen met de basiseenheid van een kopieerapparaat als onderdeel van een bepaald model of bepaalde configuratie. Voorbeelden van dergelijke gevallen zijn: sorteerinrichtingen, papierladen met hoge capaciteit enz. Verondersteld wordt dat het door de basiseenheid opgenomen vermogen in de uitstand door het toevoegen van accessoires niet noemenswaardig (met meer dan 10 %) toeneemt. De accessoires mogen de normale werking van de uitschakel- en energiebesparingsvoorzieningen niet belemmeren. |
5. | Model kopieerapparaat: In deze specificatie wordt onder model kopieerapparaat verstaan een basiseenheid en een of meer specifieke accessoires die worden aangeboden en verkocht aan de consument onder één enkel typenummer. Wanneer een basiseenheid zonder accessoires aan de consument wordt aangeboden en geleverd, wordt deze eveneens als een model kopieerapparaat beschouwd. |
6. | Spaarstand: In deze specificatie wordt onder spaarstand verstaan de toestand waarin het door het kopieerapparaat opgenomen vermogen het laagst is en die automatisch wordt bereikt na een bepaalde periode van inactiviteit van het apparaat, zonder dat het apparaat feitelijk wordt uitgeschakeld. Het kopieerapparaat schakelt naar die toestand over zodra een bepaalde periode na het maken van de laatste kopie is verstreken. Voor het bepalen van het in de spaarstand opgenomen vermogen mag de fabrikant naar keuze uitgaan van het vermogen in de slaapstand of in de stand-by-stand. |
7. | Slaapstand: De toestand waarin geen kopieën worden gemaakt nadat eerder de normale werkstand is bereikt, maar waarin minder vermogen wordt opgenomen dan in de stand-by-stand. In deze toestand kan het enige tijd duren voordat het kopieerapparaat in staat is de volgende kopie te maken. |
8. | Stand-by-stand: De toestand waarin geen kopieën worden gemaakt, terwijl de normale werkstand is bereikt en het apparaat gereed is om een kopie te maken maar nog niet de spaarstand heeft bereikt. In deze toestand treedt er nauwelijks vertraging op voordat het kopieerapparaat in staat is de volgende kopie te maken. |
9. | Uitstand: In deze specificatie wordt onder uitstand verstaan de toestand waarin het kopieerapparaat wel op een geschikte elektrische voeding is aangesloten, maar door de automatische uitschakelvoorziening is uitgeschakeld(14). Bij het meten van het opgenomen vermogen in deze toestand mag de apparatuur voor het verrichten van onderhoud op afstand worden uitgeschakeld. |
10. | Automatische uitschakelvoorziening: In deze specificatie wordt onder automatische uitschakelvoorziening verstaan de mogelijkheid van het kopieerapparaat om zichzelf automatisch uit te schakelen binnen een bepaalde periode na het maken van de laatste kopie. Het kopieerapparaat dient na de inwerkingtreding van deze voorziening automatisch in de uitstand terecht te komen. |
11. | Inschakelstand: De toestand waarin het apparaat zich bevindt zodra het op een geschikte elektrische voeding aangesloten maar nog niet ingeschakeld is. Om het kopieerapparaat in te schakelen dient de gebruiker het apparaat doorgaans met de hand in te schakelen met behulp van de aan/uitschakelaar. |
12. | Verstekwaarden voor de inschakelvertraging: De door de programmadeelnemer voor de levering ingestelde waarden van de tijd die bepalen wanneer het kopieerapparaat in de verschillende toestanden (zoals de spaarstand en de slaapstand) terechtkomt. De inschakelvertraging van zowel de spaarstand als de slaapstand wordt gemeten vanaf het moment waarop de laatste afdruk is gemaakt. |
13. | Hersteltijd: De tijd die nodig is om het kopieerapparaat van de spaarstand in de stand-by-stand te brengen. |
14. | Automatische duplexmodus: De toestand waarin het kopieerapparaat automatisch kopieert op beide zijden van het papier door zowel het origineel als het kopieerpapier automatisch door het model kopieerapparaat te leiden. Voorbeelden hiervan zijn enkelzijdig origineel naar dubbelzijdige kopie en dubbelzijdig origineel naar dubbelzijdige kopie. In deze specificatie wordt een model kopieerapparaat geacht te beschikken over een automatische duplexmodus als het model kopieerapparaat over alle accessoires beschikt die nodig zijn om aan bovenstaande eisen te voldoen, d.w.z. over automatische documentinvoer en alle accessoires voor het dubbelzijdig afdrukken. |
15. | Weektimers: Een interne voorziening waarmee het kopieerapparaat op elke werkdag op vooraf bepaalde tijdstippen in- en uitgeschakeld wordt. Bij het programmeren van de timer moet de gebruiker onderscheid kunnen maken tussen werkdagen en weekends/feestdagen (d.w.z. dat de timer het kopieerapparaat niet op zaterdag- en zondagochtend mag inschakelen als de werknemers gewoonlijk niet in het weekend werken). De gebruiker moet ook de mogelijkheid krijgen de timer uit te schakelen. Weektimers zijn facultatieve voorzieningen, die derhalve voor ENERGY STAR-kopieerapparaten niet verplicht zijn. Als een bepaald model kopieerapparaat over een weektimer beschikt, mag deze de werking van de spaarstand en de uitstand niet doorkruisen. |
B. Productkwalificaties voor het ENERGY STAR-logo
1. | Technische specificaties Om voor het ENERGY STAR-logo in aanmerking te komen, dient een kopieerapparaat aan onderstaande specificaties te voldoen: Tabel 9 Criteria voor ENERGY STAR-kopieerapparaten
De programmadeelnemer dient de verstekwaarde voor de inschakelvertraging van de automatische uitschakelvoorziening in te stellen op de in de tabel gespecificeerde waarden. De verstekwaarde voor de uitstand en de spaarstand moeten gemeten worden vanaf het moment waarop de laatste kopie gemaakt is. Als een model met automatische duplexvoorziening wordt geleverd, verdient het aanbeveling voor alle kopieersnelheden waarbij de verstekwaarde duplexmodus facultatief is, de duplexmodus als verstekwaarde te kiezen. De programmadeelnemer mag de gebruiker de mogelijkheid laten de verstekwaarde dubbelzijdige kopieën te veranderen in enkelzijdig kopiëren. |
2. | Uitzonderingen en toelichting Na de levering mag de programmadeelnemer of het door hem aangewezen onderhoudsbedrijf het model kopieerapparaat niet op een zodanige wijze aanpassen dat het kopieerapparaat niet langer aan bovenstaande specificaties voldoet. Bepaalde uitzonderingen met betrekking tot de instelling van de verstekwaarden, de specificaties in de uitstand en de duplexmodus zijn evenwel toegestaan. Het gaat om de volgende uitzonderingen:
|
C. Testrichtsnoeren
1. | Testomstandigheden: Hieronder volgt een overzicht van de testomgevingsomstandigheden die gerealiseerd moeten zijn voor het meten van het energieverbruik. Deze omstandigheden moeten voorkomen dat externe factoren de testresultaten beïnvloeden, en ervoor zorgen dat de resultaten reproduceerbaar zijn. Lijnimpedantie: < 0,25 ohm Totale harmonische vervorming (THD): < 3 % Omgevingstemperatuur: 21 °C ±3 °C Relatieve vochtigheid: 40 – 60 % Afstand tot muur: minimaal 60 cm Andere marktspecifieke criteria:
|
2. | Testapparatuur: Het bepaalde in punt I.C.2 is van toepassing. |
3. | Testmethode: Het bepaalde in punt I.C.3 is van toepassing. |
V. SPECIFICATIES VOOR SCANNERS
De onderstaande specificaties voor scanners zijn van kracht tot 31 maart 2007.
A. Definities
1. | Scanner: In deze specificatie wordt onder een scanner verstaan een opto-elektrisch apparaat waarmee afbeeldingen in kleur of zwart-wit kunnen worden omgezet in elektronische informatie die kan worden opgeslagen, bewerkt, geconverteerd of overgedragen, in de eerste plaats in een pc-omgeving. Dergelijke scanners worden doorgaans gebruikt voor het digitaliseren van afbeeldingen op papier of soortgelijke dragers. Deze specificatie is vooral gericht op de veel gebruikte desktop scanners (bijvoorbeeld flatbed scanners, scanners met papierinvoer en filmscanners), zij het dat professionele scanners voor documentbeheer die aan onderstaande specificaties voldoen eveneens voor het ENERGY STAR-label in aanmerking kunnen komen. Deze specificatie geldt voor zelfstandige scanners, zij heeft geen betrekking op multifunctionele producten die over scanning-faciliteiten beschikken, netwerkscanners (d.w.z. scanners die uitsluitend op een netwerk kunnen worden aangesloten en die de gescande informatie naar verschillende netwerklocaties kunnen doorsturen) en scanners die niet rechtstreeks op het elektriciteitsnet kunnen worden aangesloten. |
2. | Basiseenheid: De basiseenheid is gedefinieerd als de eenvoudigste versie van een scanner die verkocht wordt als volledig operationeel model. De basiseenheid wordt doorgaans gebouwd en getransporteerd als één geheel; zij omvat geen externe energie verbruikende accessoires die afzonderlijk worden verkocht. |
3. | Scannermodel: In deze specificatie wordt onder model scanner verstaan een basiseenheid en een of meer specifieke accessoires die worden aangeboden en verkocht aan de consument onder één enkel typenummer. Wanneer een basiseenheid zonder accessoires aan de consument wordt aangeboden en geleverd, wordt deze eveneens als een model scanner beschouwd. |
4. | Accessoire: Een aanvullende inrichting die niet nodig is voor de standaardwerking van de basiseenheid, maar die voor of na de levering kan worden toegevoegd om de functionaliteit van de scanner uit te breiden of te veranderen. Een accessoire kan afzonderlijk worden verkocht onder een eigen typenummer of samen met de basiseenheid van een scanner als onderdeel van een bepaald model of bepaalde configuratie. Voorbeelden van accessoires zijn inrichtingen voor automatische documentinvoer (ADF's) en adapters voor transparanten. |
5. | Spaarstand: In deze specificatie wordt onder spaarstand verstaan de toestand waarin het door de scanner opgenomen vermogen het laagst is, die automatisch wordt bereikt na een bepaalde periode van inactiviteit van het apparaat, zonder dat dit feitelijk wordt uitgeschakeld. De scanner komt in deze toestand terecht zodra een bepaalde periode na het maken van de laatste scan is verstreken. |
6. | Verstekwaarde: De door de programmadeelnemer vóór de levering ingestelde waarde van de tijd die bepaalt wanneer de scanner in de spaarstand terechtkomt. De inschakelvertraging voor de spaarstand wordt gemeten vanaf het moment waarop de laatste afbeelding is gescand. |
B. Productkwalificaties voor het ENERGY STAR-logo
Technische specificaties: De programmadeelnemer verbindt zich ertoe een of meer specifieke basiseenheden op de markt te brengen die aan de onderstaande specificaties voldoen.
Tabel 10
Criteria voor ENERGY STAR-scanners
Spaarstand | Verstekwaarde inschakelvertraging spaarstand |
≤ 4 watt | 15 minuten |
C. Testrichtsnoeren
1. | Testomstandigheden: Hieronder volgt een overzicht van de testomgevingsomstandigheden die gerealiseerd moeten zijn voor het meten van het energieverbruik. Deze omstandigheden moeten voorkomen dat externe factoren de testresultaten beïnvloeden, en ervoor zorgen dat de resultaten reproduceerbaar zijn. Lijnimpedantie: < 0,25 ohm Totale harmonische vervorming (THD): < 5 % Omgevingstemperatuur: 25 °C ±3 °C Voedingsstroom: 115 Vws eff. ±5 V eff. Voedingsfrequentie: 60 Hz ±3 Hz |
2. | Testapparatuur: Het bepaalde in punt I.C.2 is van toepassing. |
3. | Testmethode: Het bepaalde in punt I.C.3 is van toepassing. |
VI. SPECIFICATIES VOOR MULTIFUNCTIONELE APPARATUUR
De onderstaande specificaties voor multifunctionele apparatuur zijn van kracht tot 31 maart 2007.
A. Definities
1. | Multifunctioneel apparaat: Een multifunctioneel apparaat (MFA) is een fysiek geïntegreerd apparaat of een combinatie van functioneel geïntegreerde componenten (de „basiseenheid”, zie onderstaande definitie) dat afdrukken van grafische originelen op papier of soortgelijke dragers maakt op papier of soortgelijke dragers (anders dan voor het maken van „gelegenheidskopieën”, zie volgende alinea), en ook een van de volgende kernfuncties, of beide, verricht: het afdrukken van documenten (in de vorm van digitale informatie die ontvangen wordt van rechtstreeks aangesloten computers, netwerkcomputers, fileservers en faxberichten) of het verzenden en ontvangen van faxberichten. Een MFA kan daarnaast de mogelijkheid bieden van het scannen naar een computerbestand of andere faciliteiten die niet in deze specificatie zijn opgenomen. Het apparaat kan op een netwerk worden aangesloten en kan afbeeldingen in zwart-wit, grijstinten of kleur als uitvoer produceren. Het EPA verwacht dat voor kleurenapparaten uiteindelijk een aparte specificatie nodig kan zijn, gezien de verwachte ontwikkelingen op het gebied van de technologie voor het afdrukken in kleur, maar voorlopig vallen deze apparaten nog onder de onderhavige specificatie. Deze specificatie is van toepassing op producten die worden aangeboden en verkocht als multifunctioneel apparaat met als voornaamste functie kopiëren, maar die ook geschikt zijn voor een of meer van de kerntaken afdrukken en faxen. Apparaten die in de eerste plaats bestemd zijn voor het faxen, maar ook beperkte kopieerfaciliteiten bieden (om zogenoemde „gelegenheidskopieën” te maken), vallen onder de specificatie voor printer/faxapparaten. Indien het MFA niet in een enkele eenheid is geïntegreerd maar uit een reeks functioneel geïntegreerde componenten bestaat, dient de fabrikant te garanderen dat het totale, door alle MFA-componenten opgenomen vermogen, basiseenheid inbegrepen, bij correcte installatie bij de gebruiker voldoet aan de eisen die hieronder aan ENERGY STAR-conforme MFA's worden gesteld. Sommige digitale kopieerapparaten kunnen op de werkplek tot MFA worden uitgebreid door het installeren van aanvullende inrichtingen die het mogelijk maken met het apparaat af te drukken of te faxen. Programmadeelnemers kunnen zo'n samengesteld systeem als MFA beschouwen en mogen het overeenkomstig de specificaties in de tabellen 11 en 12 kwalificeren. Wanneer het digitale kopieerapparaat los van de extra inrichtingen wordt verkocht, moet het gekwalificeerd worden overeenkomstig de specificaties voor uitbreidbare digitale kopieerapparaten van de tabellen 13 en 14. Sommige printers kunnen op de werkplek tot MFA worden uitgebreid door het installeren van extra inrichtingen die kopieermogelijkheden (niet alleen gelegenheidskopieën) en eventueel faxmogelijkheden toevoegen. Programmadeelnemers kunnen zo'n samengesteld systeem als MFA beschouwen en mogen het overeenkomstig de MFA-specificaties kwalificeren. Indien de printer los wordt verkocht, mag hij echter niet als een ENERGY STAR-conform apparaat worden gepresenteerd, tenzij hij aan de ENERGY STAR-printerspecificaties in paragraaf III voldoet. |
2. | Reproductiesnelheid: Het aantal afbeeldingen per minuut (apm) is maatgevend voor de beeldreproductiesnelheid, gespecificeerd voor monochrome tekst bij de verstekwaarde van de resolutie voor het MFA. Een afbeelding is gedefinieerd als een bladzijde met afmetingen 8,5 × 11 inch of van het formaat A4 met gedrukte tekst op enkele regelafstand, lettergrootte 12 punt, lettertype Times, met marges van 1 inch (2,54 cm) rondom. Dubbelzijdige afdrukken of kopieën tellen als twee afbeeldingen, ook al worden zij op één vel papier afgedrukt. Mocht het EPA later alsnog een speciale testprocedure voor de meting van de afdruksnelheid vaststellen, dan krijgt die testprocedure voorrang boven de hier vermelde specificaties voor de afdruksnelheid. Voor alle multifunctionele apparaten die buiten de VS op de markt gebracht worden, wordt de engine-snelheid, naar gelang van het standaardformaat van de betrokken markt, op 8,5 × 11 inch resp. A4 gebaseerd. Als de kopieersnelheid en de afdruksnelheid niet gelijk zijn, wordt de hoogste snelheid gebruikt om te bepalen in welke snelheidscategorie het apparaat moet worden ingedeeld. Voor grootformaatapparaten die bestemd zijn voor het A2-formaat of 17 × 22 inch of groter, wordt de reproductiesnelheid voor papier van A2- en A0-formaat als volgt omgerekend naar het A4-apparaat:
Multifunctionele apparaten worden ingedeeld in de volgende categorieën: Persoonlijke multifunctionele apparaten: multifunctionele apparaten met een snelheid voor het afdrukken van meervoudige afbeeldingen van ten hoogste 10 afbeeldingen per minuut. Langzame multifunctionele apparaten: multifunctionele apparaten met een snelheid voor het afdrukken van meervoudige afbeeldingen van meer dan 10, doch ten hoogste 20 afbeeldingen per minuut. Middelsnelle multifunctionele apparaten: multifunctionele apparaten met een snelheid voor het afdrukken van meervoudige afbeeldingen van meer dan 20, doch ten hoogste 44 afbeeldingen per minuut. Snelle multifunctionele apparaten: multifunctionele apparaten met een snelheid voor het afdrukken van meervoudige afbeeldingen van meer dan 44, doch ten hoogste 100 afbeeldingen per minuut. Ultrasnelle multifunctionele apparaten(15): multifunctionele apparaten met een snelheid voor het afdrukken van meervoudige afbeeldingen van meer dan 100 afbeeldingen per minuut. |
3. | Basiseenheid: Voor een gegeven engine-snelheid wordt de basiseenheid gedefinieerd als de eenvoudigste versie van een multifunctioneel apparaat die verkocht wordt als volledig operationeel model. De basiseenheid wordt doorgaans gebouwd en getransporteerd als één geheel of als een combinatie van functioneel geïntegreerde componenten. Met de basiseenheid moet kunnen worden gekopieerd en dienen een of meer van de aanvullende kernfuncties printen en faxen mogelijk te zijn. De basiseenheid omvat geen externe energie verbruikende accessoires die afzonderlijk worden verkocht. |
4. | Accessoires: Een aanvullende inrichting die niet nodig is voor de standaardwerking van de basiseenheid, maar die voor of na de levering kan worden toegevoegd om de functionaliteit van het multifunctioneel apparaat uit te breiden of te veranderen. Voorbeelden van accessoires zijn: sorteerinrichtingen, papierlades met hoge capaciteit, nabewerkingseenheden, papiertoevoervoorzieningen met hoge capaciteit, output organisers en insteekbare tellers. Een accessoire kan afzonderlijk worden verkocht onder een eigen typenummer of samen met de basiseenheid van een multifunctioneel apparaat als onderdeel van een bepaald model of bepaalde configuratie. Verondersteld wordt dat het door de basiseenheid opgenomen vermogen in de spaarstand of slaapstand door het toevoegen van accessoires niet noemenswaardig (met in totaal meer dan 10 % voor alle accessoires) toeneemt (ongeacht het door de accessoires opgenomen vermogen). De accessoires mogen de normale werking van de spaarstand en de slaapstand niet belemmeren. |
5. | Model multifunctioneel apparaat: In deze specificatie wordt onder model multifunctioneel apparaat verstaan een basiseenheid en een of meer specifieke accessoires die worden aangeboden en verkocht aan de consument onder één enkel typenummer. Wanneer een basiseenheid zonder accessoires aan de consument wordt aangeboden en geleverd, wordt deze eveneens als een model multifunctioneel apparaat beschouwd. |
6. | Stand-by-stand: De toestand waarin geen kopieën worden gemaakt, terwijl de normale werkstand is bereikt en het apparaat gereed is om een kopie te maken maar nog niet de spaarstand heeft bereikt. In deze toestand treedt er nauwelijks vertraging op voordat het multifunctioneel apparaat in staat is de volgende afdruk te maken. |
7. | Spaarstand: In deze specificatie wordt onder spaarstand verstaan de toestand waarin geen afdrukken worden gemaakt en waarin het door het multifunctioneel apparaat opgenomen vermogen lager is dan in de stand-by-stand. In deze toestand mag er een geringe vertraging optreden vóór het maken van een afdruk. In deze toestand mag er geen vertraging optreden bij het ontvangen van informatie van faxberichten of print- of scanopdrachten. Het multifunctioneel apparaat komt in deze toestand terecht zodra een bepaalde periode na het maken van de laatste afdruk is verstreken, ongeacht de informatiebron. Indien een product al in de stand-by-stand aan de eisen van de spaarstand voldoet, worden geen verdere vermogenseisen gesteld. |
8. | Slaapstand: In deze specificatie wordt onder slaapstand verstaan de toestand waarin het door het multifunctioneel apparaat opgenomen vermogen het laagst is en die automatisch wordt bereikt zonder dat het apparaat feitelijk wordt uitgeschakeld. In deze toestand kan er vertraging optreden bij het maken van afdrukken en het ontvangen van beeldgegevens die van bepaalde ingangspoorten afkomstig zijn. Het multifunctioneel apparaat komt in deze toestand terecht zodra een bepaalde periode na het maken van de laatste afdruk is verstreken of nadat het in de spaarstand terecht is gekomen, voorzover deze bestaat. |
9. | Verstekwaarden voor de inschakelvertraging: De door de programmadeelnemer voor de levering ingestelde waarden van de tijd die bepalen wanneer het multifunctioneel apparaat in de verschillende toestanden (zoals de spaarstand en de slaapstand) terechtkomt. De inschakelvertraging van zowel de spaarstand als de slaapstand worden gemeten vanaf het moment waarop de laatste afdruk is gemaakt. |
10. | Hersteltijd: De tijd die nodig is om het multifunctioneel apparaat van de spaarstand in de stand-by-stand te brengen. |
11. | Automatische duplexmodus: De toestand waarin het multifunctioneel apparaat automatisch afdrukt op beide zijden van het papier door zowel het origineel als het te bedrukken papier automatisch door het apparaat te leiden. Voorbeelden hiervan zijn enkelzijdig origineel naar dubbelzijdige kopie, dubbelzijdig origineel naar dubbelzijdige kopie en dubbelzijdig printen. In deze specificatie wordt een model multifunctioneel apparaat geacht te beschikken over een automatische duplexmodus als het model over alle accessoires beschikt die nodig zijn om aan bovenstaande eisen te voldoen, d.w.z. over automatische documentinvoer en alle accessoires voor het dubbelzijdig afdrukken. |
12. | Weektimers: Een interne voorziening waarmee het multifunctioneel apparaat op elke werkdag op vooraf bepaalde tijdstippen in- en uitgeschakeld wordt. Bij het programmeren van de timer moet de gebruiker onderscheid kunnen maken tussen werkdagen en weekends/feestdagen (d.w.z. dat de timer een kopieerapparaat niet op zaterdag- en zondagochtend mag inschakelen als de werknemers gewoonlijk niet in het weekend werken). De gebruiker moet ook de mogelijkheid krijgen de timer uit te schakelen. Weektimers zijn facultatieve voorzieningen, die derhalve voor Energy-Star- multifunctionele apparaten niet verplicht zijn. Als een bepaald model multifunctioneel apparaat over een weektimer beschikt, mag deze de werking van de spaarstand en de slaapstand niet doorkruisen. |
13. | Uitbreidbare digitale kopieerapparaten: Een commerciële reprografische afbeeldingseenheid met als enige functie het kopiëren van een afbeelding op papier of soortgelijke drager met behulp van digitale beeldtechnieken, maar die kan worden uitgebreid met nieuwe mogelijkheden, zoals afdruk- en faxfaciliteiten, door middel van aanvullende inrichtingen. Om op grond van de MFA-specificatie als uitbreidbaar digitaal kopieerapparaat te kunnen worden beschouwd dienen de uitbreidingsmogelijkheden op de markt beschikbaar te zijn of binnen een jaar na de introductie van de basiseenheid beschikbaar te zullen zijn. Digitale kopieerapparaten waarbij geen uitbreiding van functies mogelijk is, moeten aan de specificatie voor kopieerapparaten voldoen om voor het ENERGY STAR-logo in aanmerking te komen. |
B. Productkwalificaties voor het ENERGY STAR-logo
1. | Technische specificaties De deelnemer aan het ENERGY STAR-programma verbindt zich ertoe een of meer specifieke modellen multifunctionele apparaten op de markt te brengen die aan de in de onderstaande tabellen vermelde specificaties voldoen.
|
2. | Aanvullende eisen Naast de in de tabellen 11 tot en met 14 opgenomen eisen, dient tevens aan de volgende aanvullende eisen te worden voldaan.
|
3. | Uitzonderingen en toelichting Na de levering mag de programmadeelnemer of het door hem aangewezen onderhoudsbedrijf het model multifunctioneel apparaat niet op een zodanige wijze aanpassen dat het multifunctioneel apparaat niet langer aan bovenstaande specificaties voldoet. Bepaalde uitzonderingen met betrekking tot de instelling van de verstekwaarden en de duplexmodus zijn evenwel toegestaan. Het gaat om de volgende uitzonderingen:
|
C. Testrichtsnoeren
1. | Testomstandigheden: Hieronder volgt een overzicht van de testomgevingsomstandigheden die gerealiseerd moeten zijn voor het meten van het energieverbruik. Deze omstandigheden moeten voorkomen dat externe factoren de testresultaten beïnvloeden, en ervoor zorgen dat de resultaten reproduceerbaar zijn. Lijnimpedantie: < 0,25 ohm Totale harmonische vervorming (THD): < 3 % Omgevingstemperatuur: 21 °C ±3 °C Relatieve vochtigheid: 40 – 60 % Afstand tot muur: minimaal 60 cm Andere marktspecifieke criteria:
|
2. | Testapparatuur: Het bepaalde in punt I.C.2 is van toepassing. |
3. | Testmethode: Het bepaalde in punt I.C.3 is van toepassing. |
VII. SPECIFICATIES VOOR GRAFISCHE APPARATUUR
De onderstaande specificaties voor grafische apparaten zijn van kracht vanaf 1 april 2007.
A. Definities
Producten
1. | Kopieerapparaat: Een commercieel grafisch apparaat met als enige functie de reproductie van grafische originelen op papier of soortgelijke dragers. De eenheid moet kunnen worden gevoed door een stopcontact of een data- of netwerkaansluiting. Deze definitie is van toepassing op producten die in de handel worden gebracht als kopieerapparaat of als uitbreidbaar digitaal kopieerapparaat (UDC). |
2. | Digitaal stencilapparaat: Een commercieel grafisch apparaat dat op de markt wordt verkocht als een volledig geautomatiseerd systeem voor reproductie via de stencilmethode, met digitale reproductiefunctionaliteit. De eenheid moet kunnen worden gevoed door een stopcontact of een data- of netwerkaansluiting. Deze definitie is van toepassing op producten die in de handel worden gebracht als digitaal stencilapparaat. |
3. | Facsimilemachine (faxapparaat): Een commercieel grafisch apparaat waarvan de hoofdfuncties zijn het scannen van originelen op papier of een soortgelijke drager voor elektronische transmissie naar eenheden op afstand alsook het ontvangen van dergelijke elektronische transmissies om hiervan een afdruk op papier te maken. De elektronische transmissie vindt hoofdzakelijk plaats via het openbare telefoonnet, maar kan ook plaatsvinden via een computernetwerk of Internet. Het product kan ook in staat zijn kopieën te maken. De eenheid moet kunnen worden gevoed door een stopcontact of een data- of netwerkaansluiting. Deze definitie is van toepassing op producten die in de handel worden gebracht als faxapparaat. |
4. | Frankeerapparaten: Een commercieel grafisch apparaat voor het aanbrengen van frankeerstempels op poststukken. De eenheid moet kunnen worden gevoed door een stopcontact of een data- of netwerkaansluiting. Deze definitie is van toepassing op producten die op de markt worden gebracht als frankeerapparaat. |
5. | Multifunctioneel apparaat (MFA): Een commercieel grafisch apparaat dat een fysiek geïntegreerd apparaat of een combinatie van functioneel geïntegreerde componenten is en dat twee of meer van de kernfuncties kopiëren, afdrukken, scannen en faxen kan verrichten. Bij de kopieerfunctionaliteit zoals bedoeld in deze definitie gaat het niet om het maken van een enkele gelegenheidskopie zoals faxapparaten dat kunnen. De eenheid moet kunnen worden gevoed door een stopcontact of een data- of netwerkaansluiting. Deze definitie is van toepassing op producten die in de handel worden gebracht als MFA of multifunctioneel product (MFP). Opmerking: Indien het MFA niet in een enkele eenheid is geïntegreerd maar uit een reeks functioneel geïntegreerde componenten bestaat, dient de fabrikant te garanderen dat het totale, door alle MFA-componenten opgenomen vermogen, basiseenheid inbegrepen, bij correcte installatie bij de gebruiker voldoet aan de eisen die in punt VII. C aan ENERGY STAR-conforme MFA’s worden gesteld. |
6. | Printer: Een commercieel grafisch apparaat waarmee afdrukken kunnen worden gemaakt en dat informatie kan ontvangen van onafhankelijke of netwerkcomputers of andere invoerapparaten (bijvoorbeeld digitale camera's). De eenheid moet kunnen worden gevoed door een stopcontact of een data- of netwerkaansluiting. Deze definitie is van toepassing op producten die in de handel worden gebracht als printer, met inbegrip van printers die bij de gebruiker kunnen worden uitgebreid tot een MFA. |
7. | Scanner: Een commercieel grafisch product dat functioneert als opto-elektrisch apparaat waarmee afbeeldingen kunnen worden omgezet in elektronische informatie die kan worden opgeslagen, bewerkt, geconverteerd of overgedragen, in de eerste plaats in een pc-omgeving. De eenheid moet kunnen worden gevoed door een stopcontact of een data- of netwerkaansluiting. Deze definitie is van toepassing op producten die in de handel worden gebracht als scanners. |
Afdruktechnologieën
8. | Direct Thermal (DT): Een afdruktechnologie die een afbeelding overbrengt door stippen aan te brengen op een gecoate drager terwijl deze over een verwarmde printkop beweegt. DT-producten gebruiken geen linten. |
9. | Dye sublimation (DS): Een afdruktechnologie waarbij afbeeldingen worden gevormd door verf op de afdrukdrager af te zetten (te sublimeren) afhankelijk van de hoeveelheid energie die de verwarmingselementen afgeven. |
10. | Elektrofotografie (EP): Een afdruktechnologie die wordt gekenmerkt door belichting van een fotogeleider door een lichtbron in een patroon dat de gewenste originele afbeelding weergeeft, de ontwikkeling van de afbeelding met tonerdeeltjes, waarbij de latente afbeelding op de fotogeleider wordt gebruikt om vast te stellen op of een bepaalde plaats wel of niet tonerdeeltjes moeten worden aangebracht, de overdracht van de toner op de uiteindelijke afdrukdrager, en versmelting om te bewerkstelligen dat de gewenste afdruk duurzaam wordt. Typen EP zijn onder meer laser, LED en LCD. Kleuren-EP onderscheidt zich van monochrome EP in de zin dat in een gegeven product ten minste drie verschillende kleuren toner tegelijk worden gebruikt. Twee typen technologieën voor kleuren-EP zijn:
|
11. | Impact: Een afdruktechnologie waarbij een afdruk van de gewenste afbeelding wordt gemaakt door kleurstof via een mechanisch proces over te brengen van een „lint” op de drager. Twee mechanische technologieën zijn Dot Formed Impact en Fully-Formed Impact. |
12. | Inkjet (IJ): Een afdruktechnologie waarbij afbeeldingen worden gevormd door kleurstof met behulp van een matrix in kleine druppeltjes direct op de afdrukdrager af te zetten. Kleuren-IJ onderscheidt zich van monochrome IJ in die zin dat in een product op elk moment meer dan een kleurstof beschikbaar is. Typische IJ-technologieën zijn piëzo-elektrische IJ (PE-IJ), IJ-sublimatie en thermische IJ. |
13. | Solid ink (SI): Een afdruktechnologie waarbij de inkt bij kamertemperatuur vast is en vloeibaar wordt wanneer hij wordt verhit tot de spuittemperatuur. De inkt kan direct op de drager worden overgebracht, maar doorgaans wordt hij eerst overgebracht op een tussenliggende cilinder of band en wordt hij daarna met een offsetmethode op de drager gedrukt. |
14. | Stencil: Een afdruktechnologie die afbeeldingen op de afdrukdrager overbrengt met behulp van een stencil dat rond een met inkt ingesmeerde cilinder is bevestigd. |
15. | Thermische overdracht (TT): Een afdruktechnologie waarbij een afdruk van de gewenste afbeelding wordt gemaakt door kleine druppels vaste kleurstof (gewoonlijk gekleurde was) in gesmolten/vloeibare toestand met behulp van een matrix direct op de afdrukdrager af te zetten. TT onderscheidt zich van IJ in die zin dat de inkt bij kamertemperatuur vast is en door verhitting vloeibaar wordt gemaakt. |
Operationele modi, activiteiten en vermogenstoestanden
16. | Actief: De vermogenstoestand waarin het product is aangesloten op een voeding en actief uitvoer produceert, alsook zijn andere kernfuncties verricht. |
17. | Automatisch duplexen: De mogelijkheid van een kopieerapparaat, faxapparaat, MFA of printer om afbeeldingen automatisch op beide zijden van een blad papier te plaatsen, zonder handmatige manipulatie van de uitvoer als tussenstap. Voorbeelden hiervan zijn enkelzijdig origineel naar dubbelzijdige kopie en dubbelzijdig origineel naar dubbelzijdige kopie. Een product wordt uitsluitend geacht een automatische duplexvoorziening te hebben als het model over alle accessoires beschikt die nodig zijn om aan de bovenstaande eisen te voldoen. |
18. | Verstekwaarde inschakelvertraging: De door de fabrikant vóór de levering ingestelde waarde van de tijd die bepaalt wanneer het product na voltooiing van zijn primaire functie overschakelt naar een spaarstand (bijvoorbeeld de slaapstand of de uitstand). |
19. | Uit: De vermogenstoestand waarnaar het product overschakelt wanneer het handmatig of automatisch wordt uitgeschakeld maar nog wel is aangesloten op en verbonden met het elektriciteitsnet. Deze modus wordt verlaten wanneer invoer, zoals een handmatige inschakeling van de stroom of een kloktimer, het product stimuleert om de eenheid weer in de klaarstand te brengen. Wanneer deze toestand het resultaat is van een handmatige interventie door een gebruiker, wordt hij vaak aangeduid als „Manual Off”; wanneer hij het gevolg is van een automatische of vooraf ingestelde stimulans (bijvoorbeeld een vertragingstijd of een klok), wordt hij vaak aangeduid als „Auto-off”. |
20. | Klaar: De toestand waarin het product geen uitvoer produceert, de werkstand heeft bereikt, nog niet is overgeschakeld naar een spaarstand en met minimale vertraging naar de actieve modus kan overschakelen. In deze stand kunnen alle functies van het product worden ingeschakeld en moet het product naar de actieve stand kunnen terugkeren door te reageren op invoer van een van de invoervoorzieningen waarover het product beschikt. Mogelijke invoer is een externe elektrische stimulans (bijvoorbeeld netwerkstimulans, een binnenkomend faxbericht of besturing op afstand) of directe fysieke interventie (bijvoorbeeld activering van een fysieke schakelaar of knop). |
21. | Slaapstand: De spaarstand waarnaar het product automatisch overschakelt na een periode van inactiviteit. Het product kan niet alleen automatisch naar de slaapstand overschakelen, maar het kan ook naar deze stand overschakelen 1) op een door de gebruiker ingesteld tijdstip van de dag, 2) als onmiddellijke reactie op een handmatige actie van een gebruiker, zonder echt uit te schakelen, of 3) op andere, automatisch teweeggebrachte manieren die verband houden met het gedrag van de gebruiker. In deze toestand kunnen alle productfuncties worden ingeschakeld en moet het product naar de actieve stand kunnen overschakelen door te reageren op invoer van een van de invoervoorzieningen waarover het product beschikt; er kan echter sprake zijn van een vertraging. Mogelijke invoer is een externe elektrische stimulans (bijvoorbeeld een netwerkstimulans, een binnenkomend faxbericht of besturing op afstand) of directe fysieke interventie (bijvoorbeeld activering van een fysieke schakelaar of knop). Het product moet in de slaapstand de netwerkverbinding in stand houden en mag alleen ontwaken wanneer dat nodig is. Opmerking: Wanneer gegevens worden gerapporteerd en producten worden gekwalificeerd die op meerdere manieren naar de slaapstand kunnen overschakelen, moeten de programmadeelnemers werken met een slaapniveau dat automatisch kan worden bereikt. Als het product automatisch meerdere, opeenvolgende slaapniveaus kan bereiken, is het aan de fabrikant te bepalen welk van deze niveaus hij voor de kwalificatie wil gebruiken; de opgegeven verstekwaarden voor de inschakelvertraging moeten echter betrekking hebben op het voor de tests gebruikte slaapniveau. |
22. | Stand-by-stand(18): De toestand met het laagste stroomverbruik die niet door de gebruiker kan worden uitgeschakeld (beïnvloed) en die voor onbepaalde tijd kan blijven bestaan wanneer een computermonitor op netstroom is aangesloten en volgens de aanwijzingen van de fabrikant wordt gebruikt. Opmerking: Voor grafische apparaten waarop deze specificatie van toepassing is, komt de stand-by-toestand gewoonlijk voor in de uitstand, maar hij kan ook voorkomen in de klaar-stand of slaapstand. Een product kan de stand-by-stand niet verlaten en naar een lagere vermogenstoestand overschakelen, tenzij het product door een handmatige manipulatie fysiek wordt losgekoppeld van het elektriciteitsnet. |
Productformaten
23. | Grootformaat: Als grootformaat worden gecategoriseerd de producten die zijn ontworpen voor dragers van het formaat A2 en groter, met inbegrip van de producten die zijn ontworpen voor kettingformulieren met een breedte van 406 mm of meer. Grootformaatproducten kunnen ook in staat zijn af te drukken op dragers van standaardformaat of klein formaat. |
24. | Kleinformaat: Als kleinformaat worden gecategoriseerd de producten die zijn ontworpen voor dragers van een formaat kleiner dan het standaardformaat (bijvoorbeeld A6, 4 x 6 inch, microfilm), met inbegrip van de producten ontworpen voor kettingformulieren met een breedte kleiner dan 210 mm. |
25. | Standaard: Als standaardformaat worden gecategoriseerd de producten die zijn ontworpen voor dragers van standaardformaat (bijvoorbeeld „letter”, „legal”, „ledger”, A3, A4 en B4), met inbegrip van de producten die zijn ontworpen voor kettingformulieren met een breedte van 210 mm tot 406 mm. Standaardformaatproducten kunnen ook in staat zijn af te drukken op dragers van klein formaat. |
Aanvullende voorwaarden:
26. | Accessoire: Een aanvullende inrichting die niet nodig is voor de standaardwerking van de basiseenheid, maar die voor of na de levering kan worden toegevoegd om de functionaliteit van de apparatuur uit te breiden of te veranderen. Een accessoire kan afzonderlijk worden verkocht onder een eigen typenummer of samen met de basiseenheid van een product als onderdeel van een bepaald model of bepaalde configuratie. |
27. | Basisproduct: Een basisproduct is het standaardmodel dat door de fabrikant wordt geleverd. Wanneer productmodellen in verschillende configuraties worden aangeboden, is het basisproduct de eenvoudigste configuratie van het model met het kleinste aantal functionele toevoegingen dat beschikbaar is. Functionele componenten of accessoires die niet standaard worden meegeleverd, maar optioneel worden aangeboden, worden geacht geen deel uit te maken van het basisproduct. |
28. | Kettingformulier: Als kettingformulierproduct worden gecategoriseerd de producten die geen losbladige dragers gebruiken en zijn ontworpen voor belangrijke industriële toepassingen zoals het afdrukken van streepjescodes, labels, reçu's, vrachtbrieven, facturen, vliegtickets of prijskaartjes. |
29. | Digitale front-end (DFE): Een functioneel geïntegreerde, met een netwerk verbonden server of desktopserver die als host voor andere computers en applicaties fungeert en als interface naar grafische apparatuur dient. Een DFE heeft een eigen gelijkstroomvoeding of betrekt stroom van het grafische apparaat waarmee hij werkt. Een DFE breidt de functionaliteit van het grafisch apparaat uit. Een DFE biedt tevens ten minste drie van de onderstaande geavanceerde functies:
|
30. | Functionele toevoeging: Een functionele toevoeging is een standaardproductvoorziening die de functionaliteit van de basisafdrukengine van een grafisch apparaat uitbreidt. Het gedeelte van deze specificatie dat betrekking heeft op de operationele modus (bedrijfsstand), bevat waarden voor het extra toegestane opgenomen vermogen voor bepaalde functionele toevoegingen. Voorbeelden van functionele toevoegingen zijn draadloze interfaces en scanvoorzieningen. |
31. | Testprocedure operationele modus (OM-procedure): Een methode voor het testen en vergelijken van de energieprestaties van grafische apparaten die zich concentreert op het energieverbruik van het product in verschillende spaarstanden. De belangrijkste criteria die de OM-procedure hanteert, zijn de waarden voor de spaarstanden, gemeten in watt (W). Gedetailleerde informatie is te vinden in de Testprocedure Operationele Modus in punt VII.D.3. |
32. | Afdrukengine: De elementaire engine van een grafisch apparaat die het proces van het vervaardigen van afbeeldingen door dit product stuurt. Zonder aanvullende functionele componenten kan een afdrukengine geen afbeeldingsgegevens binnenhalen om ze te verwerken, en is het product dus niet-functioneel. Een afdrukengine is afhankelijk van functionele toevoegingen om te kunnen communiceren en afbeeldingen te kunnen verwerken. |
33. | Model: Een grafisch apparaat dat wordt verkocht of in de handel wordt gebracht onder een uniek modelnummer of unieke productnaam. Een model kan bestaan uit een basiseenheid of uit een basiseenheid met accessoires. |
34. | Productsnelheid: Over het algemeen komt voor standaardformaatproducten één enkel blad van het formaat A4 of 8,5 x 11 inch eenzijdig afgedrukt/gekopieerd/gescand in een minuut overeen met één afbeelding per minuut (apm). Als de aangegeven maximale snelheden afwijken wanneer afbeeldingen op het papierformaat A4 of 8,5 x 11 inch worden gemaakt, moet de hoogste van de twee waarden worden aangehouden.
In alle gevallen moet de geconverteerde snelheid in apm worden afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal (14,4 apm wordt bijvoorbeeld afgerond op 14,0 apm; 14,5 apm op 15 apm). De fabrikanten dienen de snelheid van hun producten voor de kwalificatie te rapporteren in de onderstaande volgorde van functies:
|
35. | Procedure voor het meten van het typische energieverbruik (TEC-procedure – TEC: Typical Electricity Consumption): Een methode voor het testen en vergelijken van de energieprestaties van grafische apparaten die zich concentreert op het typische stroomverbruik van een product tijdens de normale werking over een representatieve tijdsperiode. Het belangrijkste criterium van de TEC-procedure voor grafische apparaten is de waarde voor het typische wekelijkse stroomverbruik, gemeten in kilowattuur (kW). Gedetailleerde informatie is te vinden in de procedure voor het meten van het typische energieverbruik in punt VII.D.2. |
B. Kwaliteit van de producten
Om voor het ENERGY STAR-logo in aanmerking te komen moet een grafisch apparaat zijn gedefinieerd in punt VII. A en moet het voldoen aan een van de in de onderstaande tabellen 15 en 16 opgenomen productbeschrijvingen.
Tabel 15
In aanmerking komende producten: TEC-procedure
Productgebied | Afdruktechnologie | Formaat | Kleurencapaciteit | TEC-tabel |
Kopieerapparaten | Direct thermal | Standaard | Monochroom | TEC 1 |
Dye sublimation | Standaard | Kleur | TEC 2 | |
Dye sublimation | Standaard | Monochroom | TEC 1 | |
EP | Standaard | Monochroom | TEC 1 | |
EP | Standaard | Kleur | TEC 2 | |
Solid ink | Standaard | Kleur | TEC 2 | |
Thermische overdracht | Standaard | Kleur | TEC 2 | |
Thermische overdracht | Standaard | Monochroom | TEC 1 | |
Digitale stencilapparaten | Stencil | Standaard | Kleur | TEC 2 |
Stencil | Standaard | Monochroom | TEC 1 | |
Faxen | Direct thermal | Standaard | Monochroom | TEC 1 |
Dye sublimation | Standaard | Monochroom | TEC 1 | |
EP | Standaard | Monochroom | TEC 1 | |
EP | Standaard | Kleur | TEC 2 | |
Solid ink | Standaard | Kleur | TEC 2 | |
Thermische overdracht | Standaard | Kleur | TEC 2 | |
Thermische overdracht | Standaard | Monochroom | TEC 1 | |
Multifunctionele apparaten (MFA’s) | Direct thermal | Standaard | Monochroom | TEC 3 |
Dye sublimation | Standaard | Kleur | TEC 4 | |
Dye sublimation | Standaard | Monochroom | TEC 3 | |
EP | Standaard | Monochroom | TEC 3 | |
EP | Standaard | Kleur | TEC 4 | |
Solid ink | Standaard | Kleur | TEC 4 | |
Multifunctionele apparaten (MFA’s) | Thermische overdracht | Standaard | Kleur | TEC 4 |
Thermische overdracht | Standaard | Monochroom | TEC 3 | |
Printers | Direct thermal | Standaard | Monochroom | TEC 1 |
Dye sublimation | Standaard | Kleur | TEC 2 | |
Dye sublimation | Standaard | Monochroom | TEC 1 | |
EP | Standaard | Monochroom | TEC 1 | |
EP | Standaard | Kleur | TEC 2 | |
Solid ink | Standaard | Kleur | TEC 2 | |
Thermische overdracht | Standaard | Kleur | TEC 2 | |
Thermische overdracht | Standaard | Monochroom | TEC 1 |
Tabel 16
In aanmerking komende producten: OM-procedure
Productgebied | Afdruktechnologie | Formaat | Kleurencapaciteit | OM-tabel |
Kopieer-apparaten | Direct thermal | Groot | Monochroom | OM 1 |
Dye sublimation | Groot | Kleur & Monochroom | OM 1 | |
EP | Groot | Kleur & Monochroom | OM 1 | |
Solid ink | Groot | Kleur | OM 1 | |
Thermische overdracht | Groot | Kleur & Monochroom | OM 1 | |
Faxen | Inkjet | Standaard | Kleur & Monochroom | OM 2 |
Frankeer-apparaten | Direct thermal | n.v.t. | Monochroom | OM 4 |
EP | n.v.t. | Monochroom | OM 4 | |
Inkjet | n.v.t. | Monochroom | OM 4 | |
Thermische overdracht | n.v.t. | Monochroom | OM 4 | |
Multifunctionele apparaten (MFA’s) | Direct thermal | Groot | Monochroom | OM 1 |
Dye sublimation | Groot | Kleur & Monochroom | OM 1 | |
EP | Groot | Kleur & Monochroom | OM 1 | |
Inkjet | Standaard | Kleur & Monochroom | OM 2 | |
Inkjet | Groot | Kleur & Monochroom | OM 3 | |
Solid ink | Groot | Kleur | OM 1 | |
Thermische overdracht | Groot | Kleur & Monochroom | OM 1 | |
Printers | Direct thermal | Groot | Monochroom | OM 8 |
Direct thermal | Klein | Monochroom | OM 5 | |
Dye sublimation | Groot | Kleur & Monochroom | OM 8 | |
Dye sublimation | Klein | Kleur & Monochroom | OM 5 | |
EP | Groot | Kleur & Monochroom | OM 8 | |
EP | Klein | Kleur | OM 5 | |
Impact | Groot | Kleur & Monochroom | OM 8 | |
Impact | Klein | Kleur & Monochroom | OM 5 | |
Impact | Standaard | Kleur & Monochroom | OM 6 | |
Inkjet | Groot | Kleur & Monochroom | OM 3 | |
Inkjet | Klein | Kleur & Monochroom | OM 5 | |
Inkjet | Standaard | Kleur & Monochroom | OM 2 | |
Solid ink | Groot | Kleur | OM 8 | |
Solid ink | Klein | Kleur | OM 5 | |
Thermische overdracht | Groot | Kleur & Monochroom | OM 8 | |
Thermische overdracht | Klein | Kleur & Monochroom | OM 5 | |
Scanners | n.v.t. | Groot, klein & standaard | n.v.t. | OM 7 |
C. Energie-efficiëntiespecificaties voor de erkenning van producten
Enkel producten die in punt VII. B zijn genoemd en aan de volgende criteria voldoen, kunnen als ENERGY STAR worden erkend.
Producten die worden verkocht met een externe stroomadapter: Om in aanmerking te komen voor het ENERGY STAR-logo, moeten grafische producten die werken met een externe single-voltage gelijk- of wisselstroomadapter gebruik maken van een adapter met het ENERGY STAR-logo, of van een adapter die voldoet aan de ENERGY STAR-specificatie voor externe voeding op de datum waarop volgens de ENERGY STAR-testmethode wordt vastgesteld dat het grafische product in aanmerking komt voor het ENERGY STAR-logo. De ENERGY STAR-specificatie en de testmethode voor externe single-voltage gelijk- of wisselstroomadapters zijn te vinden op www.energystar.gov/products.
Producten die zijn ontworpen om met een externe DFE te werken: Om in aanmerking te komen voor het ENERGY STAR-logo, moet een grafisch product dat wordt verkocht met een DFE die gebruik maakt van zijn eigen wisselstroomvoedingsbron gebruik maken van een DFE met het ENERGY STAR-logo, of van een DFE die voldoet aan de ENERGY STAR-specificatie voor computers op de datum waarop volgens de ENERGY STAR-testmethode wordt vastgesteld dat het grafische product in aanmerking komt voor het ENERGY STAR-logo. De ENERGY STAR-specificatie en testmethode voor computers zijn te vinden op www.energystar.gov/products.
Producten die worden verkocht met een aanvullende draadloze handset: Om in aanmerking te komen voor het ENERGY STAR-logo, moeten faxen of MFA’s met faxfunctionaliteit die worden verkocht met aanvullende draadloze handsets gebruik maken van een handset met het ENERGY STAR-logo, of van een handset die voldoet aan de ENERGY STAR-specificatie voor telefonie op de datum waarop volgens de ENERGY STAR-testmethode wordt vastgesteld dat het grafische product in aanmerking komt voor het ENERGY STAR-logo. De ENERGY STAR-specificatie en testmethode voor telefonieproducten zijn te vinden op www.energystar.gov/products.
Duplexing: standaardkopieerapparaten, MFA’s, en printers die gebruik maken van de afdruktechnologieën EP, SI en warmte-intensieve IJ en die vallen onder de TEC-procedure van punt VII.C.1, moeten voldoen aan de onderstaande duplexingvereisten, die zijn gebaseerd op de productsnelheid:
Tabel 17
Duplexingvereisten voor kleurenkopieerapparaten, MFA’s en printers
Productsnelheid | Duplexingvereiste |
≤ 19 apm | n.v.t. |
20 – 39 apm | Automatische duplexing moet ten tijde van de aankoop worden aangeboden als standaardoptie of optioneel accessoire. |
≥ 40 apm | Automatische duplexing is ten tijde van de aankoop vereist als standaardoptie. |
Tabel 18
Duplexingvereisten voor monochrome kopieerapparaten, MFA’s en printers
Productsnelheid | Duplexingvereiste |
≤ 24 apm | n.v.t. |
25 – 44 apm | Automatische duplexing moet ten tijde van de aankoop worden aangeboden als standaardoptie of optioneel accessoire. |
≥ 45 apm | Automatische duplexing is ten tijde van de aankoop vereist als standaardoptie. |
1. | ENERGY STAR-criteria – TEC-procedure Om in aanmerking te komen voor het ENERGY STAR-logo, mag de verkregen TEC-waarde voor grafische apparatuur zoals hierboven beschreven in tabel 15 onder punt VII.B. niet hoger zijn dan de overeenkomstige criteria hieronder. Voor grafische producten met een functioneel geïntegreerde DFE die voor zijn stroomvoorziening afhankelijk is van het grafische product, geldt dat fabrikanten het energieverbruik van de DFE in de klaarstand dienen af te trekken van het totale TEC-resultaat van het product alvorens het totale energieverbruik van het product te vergelijken met de onderstaande criteria. Van deze marge mag gebruik worden gemaakt indien de DFE voldoet aan de definitie onder punt VII.A.29. en het een afzonderlijke verwerkingseenheid betreft waarmee via het netwerk activiteiten in gang kunnen worden gezet. Opmerking: Voor alle onderstaande vergelijkingen geldt: x = productsnelheid (apm). Tabel 19 TEC-Tabel 1
Tabel 20 TEC-Tabel 2
Tabel 21 TEC-Tabel 3
Tabel 22 TEC-Tabel 4
|
2. | ENERGY STAR-criteria – OM-procedure Om in aanmerking te komen voor het ENERGY STAR-logo, mogen de waarden voor het energieverbruik van grafische apparatuur zoals hierboven onder punt VII.B. in tabel 16 beschreven niet hoger zijn dan de overeenkomstige criteria hieronder. Voor producten die in de klaarstand voldoen aan de energieverbruiksvereiste voor de slaapstand, geldt dat er geen verdere energiebeperkingen vereist zijn om aan het slaapstandcriterium te voldoen. Daarnaast geldt voor producten die in de klaarstand of slaapstand voldoen aan de energieverbruiksvereisten voor de stand-by-stand, dat er geen verdere energiebeperkingen vereist zijn om in aanmerking te komen voor het ENERGY STAR-logo. Voor grafische producten met een functioneel geïntegreerde DFE die voor zijn stroomvoorziening afhankelijk is van het grafische product, geldt dat het energieverbruik van de DFE buiten beschouwing moet worden gelaten als het gemeten energieverbruik in de slaapstand wordt vergeleken met het energieverbruik van de afdrukengine plus de onderstaande marges voor functionele toevoegingen. De DFE mag geen invloed hebben op het vermogen van het grafische product om over te schakelen op een energiezuiniger stand. Het energieverbruik van de DFE mag buiten beschouwing worden gelaten indien de DFE voldoet aan de definitie onder punt VII.A.29 en het een afzonderlijke verwerkingseenheid betreft waarmee via het netwerk activiteiten in gang kunnen worden gezet. Vereisten voor de verstekwaarde voor de inschakelvertraging: Om in aanmerking te komen voor het ENERGY STAR-logo, moeten de instellingen van OM-producten zoals ingeschakeld bij de levering van het product voldoen aan de vereisten voor de verstekwaarde voor de inschakelvertraging die voor elk producttype zijn opgenomen in de tabellen 23 tot en met 25 hieronder. Daarnaast moeten alle OM-producten worden geleverd met een maximale ingebouwde verstekwaarde voor de inschakelvertraging van ten hoogste vier uur, die uitsluitend door de fabrikant kan worden gewijzigd. Deze maximale ingebouwde verstekwaarde voor de inschakelvertraging kan niet worden beïnvloed door de gebruiker en wordt gekenmerkt door het feit dat deze niet kan worden gewijzigd zonder fysieke wijzigingen aan te brengen in het product. De instellingen voor de verstekwaarde voor de inschakelvertraging in de tabellen 23 tot en met 25 kunnen wel door de gebruiker worden gewijzigd. Tabel 23 Maximale verstekwaarde inschakelvertraging slaapstand voor klein- en standaardformaat OM-producten, m.u.v. frankeerapparaten, in minuten
Tabel 24 Maximale verstekwaarde inschakelvertraging slaapstand voor grootformaat OM-producten, m.u.v. frankeerapparaten, in minuten
Tabel 25 Maximale verstekwaarde inschakelvertraging slaapstand voor frankeerapparaten, in minuten
Stand-by-vereisten: Om in aanmerking te komen voor het ENERGY STAR-logo, moeten OM-producten voldoen aan het energiecriterium voor de stand-by-stand dat voor elk producttype is opgenomen in tabel 26. Tabel 26 Maximale energieniveaus in de stand-by-stand voor OM-producten, in watt
De criteria in de OM-tabellen 1 tot en met 8 (de tabellen 28-35) hieronder hebben betrekking op de afdrukengine van het product. Aangezien te verwachten valt dat er producten zullen worden geleverd die een of meer extra functies hebben bovenop die van een basisafdrukengine, dienen de overeenkomstige marges hieronder te worden opgeteld bij de criteria voor de afdrukengine in de slaapstand. Om vast te stellen of een product in aanmerking komt voor het ENERGY STAR-logo, moet uitgegaan worden van de totale waarde voor het basisproduct plus de bijbehorende „functionele toevoegingen”. Fabrikanten mogen ten hoogste drie primaire functionele toevoegingen toepassen op elk productmodel, maar mogen alle secundaire toevoegingen die aanwezig zijn toepassen (waarbij als er sprake is van meer dan drie primaire toevoegingen de overige toevoegingen worden beschouwd als secundaire toevoegingen). Een voorbeeld van deze methode vindt u hieronder: Tabel 27 In aanmerking komende producten: functionele toevoegingen OM
Bij de marges voor toevoegingen in bovenstaande tabel 27, „In aanmerking komende producten”, wordt onderscheid gemaakt tussen „primaire” en „secundaire” soorten toevoegingen. Dit onderscheid betreft de vereiste status van de interface wanneer het grafische product zich in de slaapstand bevindt. Aansluitingen die actief blijven tijdens de OM-testprocedure terwijl het grafisch product zich in de slaapstand bevindt, worden gedefinieerd als „primair”, terwijl aansluitingen die inactief kunnen zijn terwijl het grafisch product in de slaapstand staat, worden gedefinieerd als „secundair”. Functionele toevoegingen zijn doorgaans „secundair”. Fabrikanten dienen alleen die soorten toevoegingen waarmee een product bij levering is uitgerust, in aanmerking te nemen. Bij het toepassen van marges op een grafisch apparaat dient geen rekening te worden gehouden met opties die de consument na levering ter beschikking staan of met interfaces die zich bevinden op de extern gevoede digitale front-end (DFE). Als een product is uitgerust met meerdere interfaces, moet elk daarvan als uniek en apart worden beschouwd. Daarentegen moeten interfaces die meerdere functies vervullen, slechts één keer in aanmerking worden genomen. Zo mag een USB-aansluiting die als 1.x en als 2.x werkt, maar één keer worden geteld en slechts één marge toegewezen krijgen. Wanneer een bepaalde interface volgens de tabel onder meer dan één type interface kan vallen, dient de fabrikant bij het vaststellen van de juiste toevoegingsmarge die functie van de interface te kiezen waarvoor de interface primair is ontworpen. Zo moet een USB-aansluiting aan de voorkant van een grafisch product die in de productdocumentatie wordt beschreven als een PictBridge of „camera-interface”, worden beschouwd als een interface van het type E, en niet als interface van het type B. Evenzo mag een sleuf voor een geheugenkaartlezer die geschikt is voor meerdere formaten maar één keer worden geteld. Ten slotte mag een systeem dat meer dan één type 802.11 ondersteunt, slechts als één draadloze interface tellen. Tabel 28 OM-Tabel 1
Tabel 29 OM-Tabel 2
Tabel 30 OM-Tabel 3
Tabel 31 OM-Tabel 4
Tabel 32 OM-Tabel 5
Tabel 33 OM-Tabel 6
Tabel 34 OM-Tabel 7
Tabel 35 OM-Tabel 8
|
D. Testrichtsnoeren
De specifieke instructies voor het testen van de energie-efficiëntie van grafische apparatuur worden hierna in drie afzonderlijke paragrafen gegeven, te weten:
— | Procedure voor het meten van het typische energieverbruik (TEC-procedure); |
— | Procedure voor het testen in bedrijfsstand (OM-testprocedure); en tevens |
— | Testvoorwaarden en testapparatuur voor ENERGY STAR-conforme grafische producten. |
De resultaten van deze testprocedures dienen te worden gebruikt als het voornaamste uitgangspunt voor het bepalen of apparatuur in aanmerking komt voor het ENERGY STAR-logo.
De fabrikanten worden geacht de productmodellen die aan de ENERGY STAR-richtsnoeren voldoen, te testen en zelf te certificeren. Verwante modellen van computermonitoren die gebouwd zijn op hetzelfde onderstel en, op behuizing en kleur na, in alle opzichten identiek zijn, kunnen worden erkend door de indiening van de testgegevens van één enkel representatief model. Tevens kunnen modellen die niet of slechts in afwerking verschillen van die welke het jaar voordien werden verkocht, erkend blijven zonder indiening van nieuwe testgegevens, in de veronderstelling dat de specificaties niet gewijzigd zijn.
Wanneer een product in meerdere configuraties als familie of serie modellen in de markt wordt gebracht, kan worden volstaan met het testen van de zwaarste configuratie uit de serie en is het niet nodig om over elk model afzonderlijk te rapporteren. Als een fabrikant een modelreeks indient, blijft hij aansprakelijk voor eventuele klachten over de grafische producten daarin, ook die welke niet zijn getest of waarvoor geen gegevens zijn gerapporteerd.
Als een product wordt gevoed door het lichtnet of via USB, IEEE1394, Power-over-Ethernet, een telefoonsysteem of een ander middel dan wel een combinatie van middelen, moet bij de kwalificatie worden gekeken naar de nettowaarde van het wisselstroomvermogen dat het product verbruikt (rekening houdend met verliezen wegens het omzetten van wisselstroom in gelijkstroom, overeenkomstig de OM-testprocedure).
1. | Verder gelden de volgende test- en rapportage-eisen Gewenste hoeveelheid in eenheden (e) De fabrikant of diens geautoriseerde vertegenwoordiger test slechts één exemplaar van een model.
Indiening van gegevens over erkende producten bij het EPA of de Europese Commissie, al naargelang van toepassing Partners worden geacht de productmodellen die aan de ENERGY STAR-richtsnoeren voldoen zelf te certificeren en de informatie hierover in te dienen bij het EPA of de Europese Commissie, al naargelang van toepassing. De te vermelden informatie voor producten zal spoedig na de publicatie van de definitieve specificatie bekend worden gemaakt. Daarnaast moeten partners bij het EPA of de Europese Commissie, al naargelang van toepassing, fragmenten uit de productdocumentatie indienen waarin de aanbevolen verstekwaarden voor de inschakelvertraging van de energiebesparingsstanden worden uitgelegd aan consumenten. De bedoeling van deze eis is ervoor te zorgen dat producten worden getest zoals ze worden geleverd en zoals wordt aanbevolen ze te gebruiken. Modellen die kunnen werken op meerdere spannings/frequentiecombinaties De fabrikanten dienen hun producten te testen op grond van de markt(en) waar de modellen in de handel gebracht en gepromoot zullen worden als producten die voldoen aan de ENERGY STAR-richtsnoeren. Het EPA, de Europese Commissie en hun ENERGY STAR-landenpartners hebben overeenstemming bereikt over een tabel met drie spannings/frequentiecombinaties voor testdoeleinden. Zie de testvoorwaarden voor grafische producten voor gegevens over de internationale spannings/frequentiecombinaties en papierformaten voor elke markt. Voor producten die op meerdere internationale markten als ENERGY STAR worden verkocht en derhalve met meerdere invoerspanningen worden getest, geldt dat de fabrikant het vereiste stroomverbruik of de vereiste efficiëntiewaarden moet testen en rapporteren voor alle relevante spannings/frequentiecombinaties. Zo moet een fabrikant die hetzelfde model levert in de Verenigde Staten en Europa bij 115 V/60 Hz en bij 230 V/50 Hz meten, aan de respectievelijke specificaties voldoen, en de respectievelijke testwaarden rapporteren wil het model in beide markten voor het ENERGY STAR-logo in aanmerking komen. Indien een model slechts bij één spannings/frequentiecombinatie voldoet aan de ENERGY STAR-richtsnoeren (bv. 115 V/60 Hz), dan mag het alleen als ENERGY STAR worden geclassificeerd en gepromoot in die regio’s waar de geteste spannings/frequentiecombinatie wordt ondersteund (bv. Noord-Amerika en Taiwan). |
2. | Procedure voor het meten van het typische energieverbruik (TEC-procedure – TEC: Typical Electricity Consumption)
|
3. | Testprocedure Operationele Modus (OM-procedure)
|
4. | Testvoorwaarden en testapparatuur voor ENERGY STAR-conforme grafische producten De volgende testvoorwaarden zullen worden toegepast op de OM- en TEC-procedures voor kopieerapparaten, digitale stencilapparaten, faxapparaten, frankeerapparaten, multifunctionele apparaten, printers en scanners. Hieronder volgt een overzicht van de testomgevingsomstandigheden die gerealiseerd moeten zijn voor het meten van het energieverbruik. Deze omstandigheden moeten voorkomen dat externe factoren de testresultaten beïnvloeden, en ervoor zorgen dat de resultaten reproduceerbaar zijn. Na de testvoorwaarden worden de specificaties van testapparatuur vermeld.
|
E. Gebruikersinterface
De fabrikanten wordt ten zeerste aanbevolen producten te ontwerpen in overeenstemming met IEEE 1621: Standard for User Interface Elements in Power Control of Electronic Devices Employed in Office/Consumer Environments (Norm voor gebruikersinterface-elementen in stroombesparingsvoorzieningen van elektronische apparaten die worden gebruikt in kantoor-/consumentenomgevingen). Deze norm is ontwikkeld om de stroombesparingsvoorzieningen op alle elektronische apparaten consistenter en intuïtiever te maken. Voor nadere informatie over de ontwikkeling van deze norm, zie http://eetd.lbl.gov/controls.
F. Datum van inwerkingtreding
De datum vanaf welke de fabrikanten mogen beginnen met het kwalificeren van producten als ENERGY STAR op grond van Versie 1.0 van de specificatie, wordt gedefinieerd als de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst. Alle eerder uitgevoerde overeenkomsten inzake grafische apparatuur die voldoet aan de ENERGY STAR-richtsnoeren zullen per 31 maart 2007 aflopen.
Kwalificeren en etiketteren van producten op grond van Versie 1.0:
Versie 1.0 van de specificatie zal in werking treden op 1 april 2007, behalve voor digitale stencilapparaten. Alle producten – met inbegrip van modellen die oorspronkelijk waren gekwalificeerd op grond van de vorige specificaties voor grafische apparatuur – met een fabricagedatum die ligt op of na de datum van inwerkingtreding moeten voldoen aan de nieuwe vereisten die zijn vervat in Versie 1.0 om in aanmerking te komen voor het ENERGY STAR-logo (met inbegrip van extra series van modellen die oorspronkelijk waren gekwalificeerd op grond van vorige specificaties). De fabricagedatum is specifiek voor elke eenheid en is de datum (bv. maand en jaar) waarop een eenheid geacht wordt volledig geassembleerd te zijn.
(a) | Reeks I – Reeks I vangt aan op 1 april 2007. Reeks I is van toepassing op alle producten die zijn omschreven in punt VII. B van deze specificatie. |
(b) | Reeks II – Reeks II vangt aan op 1 april 1 2009. Reeks II is van toepassing op de maximale TEC-niveaus voor alle TEC-producten, alsmede op de stand-by-niveaus voor grootformaat OM-producten en frankeerapparaten. Bovendien kunnen de definities, de behandelde producten, de manier waarop zij worden behandeld, en de niveaus die voor alle producten zijn vastgesteld in Versie 1.0 van deze specificatie worden heroverwogen. Het EPA zal belanghebbenden ten hoogste zes maanden na de datum van inwerkingtreding van Reeks I op de hoogte stellen van plannen voor dergelijke wijzigingen. |
(c) | Digitale stencilapparaten – Reeks I van Versie 1.0 van deze specificatie treedt voor digitale stencilapparaten in werking zodra de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het U.S. EPA is afgerond. |
Afschaffing van „grandfathering”:
Het EPA en de Europese Commissie zullen op grond van Versie 1.0 van deze ENERGY STAR-specificatie geen „grandfathering” toestaan. De erkenning van producten als ENERGY STAR op grond van vorige versies geldt niet automatisch voor de levensduur van het productmodel. Bijgevolg moet elk product dat wordt verkocht, op de markt wordt gebracht, of door de partner die het product fabriceert wordt aangeduid als ENERGY STAR voldoen aan de specificatie die van kracht is ten tijde van de fabricage van het product.
G. Toekomstige herzieningen van de specificatie
Het EPA en de Europese Commissie behouden zich het recht voor de specificatie te wijzigen mochten zich veranderingen voordoen op technologisch en/of marktgebied die van invloed zijn op de bruikbaarheid van de specificatie voor consumenten, de industrie, of het milieu. Overeenkomstig het huidige beleid komen herzieningen van de specificatie tot stand op basis van overleg met belanghebbenden. Het EPA en de Europese Commissie zullen de markt periodiek beoordelen wat betreft energie-efficiëntie en nieuwe technologieën. Zoals altijd zullen belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld hun gegevens te delen, voorstellen in te dienen, en eventuele zorgen te uiten. Het streven van het EPA en de Europese Commissie is dat de specificatie leidt tot erkenning van de meest energie-efficiënte modellen in de markt en dat die fabrikanten die zich hebben ingespannen de energie-efficiëntie verder te verbeteren daarvoor worden beloond.
(a) | Kleurentest: op basis van de ingediende testgegevens, toekomstige consumentenvoorkeuren, en technologische vooruitgang, kunnen het EPA en de Europese Commissie deze specificatie op enig moment in de toekomst aanpassen teneinde het afdrukken in kleur in de testmethode op te nemen. |
(b) | Hersteltijd: het EPA en de Europese Commissie zullen de oplopende en absolute hersteltijden zoals die worden gerapporteerd door de partners die de TEC-procedure gebruiken, nauwlettend bekijken, evenals de door de partners ingediende documentatie met betrekking tot de aanbevolen instellingen voor de verstekwaarde voor de inschakelvertraging. Het EPA en de Europese Commissie zullen aanpassing van deze specificatie met betrekking tot de hersteltijd in overweging nemen als mocht blijken dat de praktijken van fabrikanten ertoe leiden dat gebruikers de energiebesparingsstanden uitschakelen. |
(c) | OM-producten onder de TEC-procedure brengen: op basis van de ingediende testgegevens, mogelijkheden voor grotere energiebesparingen, en technologische vooruitgang, kunnen het EPA en de Europese Commissie deze specificatie op enig moment in de toekomst aanpassen teneinde producten die momenteel onder de OM-procedure vallen onder de TEC-procedure te brengen, met inbegrip van grootformaat- en kleinformaatproducten, alsmede producten die gebruik maken van IJ-technologie. |
VIII. SPECIFICATIES VOOR COMPUTERS - HERZIEN VOOR 2007
De onderstaande computerspecificaties zijn van kracht vanaf 20 juli 2007.
Hierna volgt versie 4.0 van de productspecificatie voor computers die voldoen aan de ENERGY STAR-richtsnoeren. Een product moet voldoen aan alle aangegeven criteria om de ENERGY STAR te verdienen.
1. DEFINITIES
Hierna volgen de definities van de relevante termen in dit document.
A. | Computer: Een apparaat dat logische bewerkingen verricht en gegevens verwerkt. Computers bestaan ten minste uit: (1) een centrale verwerkingseenheid (CPU) die bewerkingen verricht; (2) invoerapparaten voor de gebruiker, zoals een toetsenbord, muis, digitizer of game controller; en (3) een beeldscherm voor de uitvoer van informatie. Voor deze specificaties worden onder computers zowel vaste als draagbare eenheden verstaan, zoals desktopcomputers, spelconsoles, geïntegreerde computers, notebookcomputers, tablet-pc's, desktopservers en werkstations. Computers moeten invoerapparaten en beeldschermen als bepaald in punt (2) en punt (3) hierboven kunnen gebruiken, maar computersystemen hoeven deze apparaten bij levering niet te omvatten om aan deze definitie te voldoen. |
Onderdelen
B. | Beeldscherm: Een in de handel verkrijgbaar elektronisch product bestaande uit een beeldscherm en de bijbehorende elektronica in een enkele behuizing, of in de computerbehuizing (bijvoorbeeld bij een notebook of geïntegreerde computer), dat het uitgangssignaal van een computer via één of meer ingangssignalen zoals VGA, DVI en/of IEEE 1394 kan weergeven. Voorbeelden van beeldschermtechnologieën zijn kathodestraalbuizen (cathode-ray tube - CRT) en schermen met vloeibare kristallen of lcd-schermen (liquid crystal display). |
C. | Externe voeding: Een onderdeel in een afzonderlijk fysiek omhulsel buiten de computerbehuizing dat is ontworpen om de wisselspanning van het elektriciteitsnet om te zetten naar een lagere gelijkspanning voor de voeding van de computer. Een externe voeding moet zijn aangesloten op de computer door middel van een verwijderbare of vaste elektrische verbinding met stekker/contrastekker, kabel, snoer of andere bedrading. |
D. | Interne voeding: Een onderdeel binnen de computerbehuizing dat is ontworpen om de wisselspanning van het elektriciteitsnet om te zetten naar gelijkspanning voor de voeding van de onderdelen van de computer. Voor deze specificatie bevindt een interne voeding zich binnen de computerbehuizing, maar los van het moederbord van de computer. De voeding moet verbonden zijn met het net door middel van een enkelvoudige kabel zonder tussenschakelingen tussen de voeding en het elektriciteitsnet. Bovendien moeten alle aansluitingen tussen de voeding en de onderdelen van de computer zich binnen de computerbehuizing bevinden (dat wil zeggen dat er geen externe kabels van de voeding naar de computer of naar individuele onderdelen mogen lopen). Interne gelijkstroom-naar-gelijkstroomomzetters die worden gebruikt om één gelijkspanning van een externe voeding om te zetten naar verscheidene spanningen voor de computer, worden niet als interne voedingen beschouwd. |
Soorten computers
E. | Desktopcomputer: Een computer waarvan de hoofdeenheid op een vaste plaats hoort te staan, vaak op een werktafel of op de vloer. Desktops zijn niet ontworpen met het oog op draagbaarheid en gebruiken een extern beeldscherm, een extern toetsenbord en een muis. Desktops zijn bedoeld voor een breed spectrum aan thuis- en kantoortoepassingen waaronder e-mail, webbrowsen, tekstverwerking, standaard grafische toepassingen, spelletjes, enz. |
F. | Desktopserver: Een desktopserver is een computer die als kenmerk heeft dat hij desktoponderdelen gebruikt en de vorm van een tower heeft, maar expliciet is ontworpen om als host voor andere computers of toepassingen te dienen. Voor deze specificatie moet een computer in de handel worden gebracht als een server en aan de volgende kenmerken voldoen om als desktopserver te worden beschouwd:
Desktopservers zijn bedoeld voor functies zoals informatieverwerking voor andere systemen, netwerkinfrastructuurdiensten (bijvoorbeeld archiveren), hosting van gegevens en het functioneren als webservers. Deze specificatie geldt niet voor middelgrote of grote servers, die voor deze specificatie als volgt worden gedefinieerd:
|
G. | Spelconsoles: Zelfstandige computer die in hoofdzaak wordt gebruikt voor videospelletjes. Voor deze specificatie moet de apparatuur van spelconsoles een architectuur hebben die gebaseerd is op typische computeronderdelen (bijvoorbeeld processoren, systeemgeheugen, videoarchitectuur, optische en/of harde schijven, enz.). De primaire invoerapparaten voor spelconsoles zijn speciale in de hand gehouden controllers, in plaats van een muis of een toetsenbord zoals bij meer conventionele computers. Spelconsoles zijn tevens uitgerust met audiovisuele uitgangen zodat een televisie als primair beeldscherm kan worden gebruikt, in plaats van een extern of een geïntegreerd beeldscherm. Kenmerkend voor deze apparaten is dat ze geen conventioneel besturingssysteem hebben, maar meestal uiteenlopende multimediafuncties bieden, zoals het afspelen van dvd's en cd's, het bekijken van digitale foto's en het afspelen van digitale muziek. |
H. | Geïntegreerde computer: Een desktopsysteem waarbij computer en beeldscherm één eenheid vormen, met één kabel voor de netvoeding. Geïntegreerde computers bestaan in twee vormen: (1) een systeem waarbij beeldscherm en computer fysiek in één eenheid zijn ondergebracht; of (2) een systeem dat als één eenheid wordt gepresenteerd, met een apart beeldscherm dat met een gelijkstroomsnoer op de hoofdbehuizing is aangesloten en waarbij de computer en het beeldscherm stroom krijgen uit één voeding. Kenmerkend voor deze subcategorie van desktopcomputers is dat geïntegreerde computers dezelfde functies bieden als desktopsystemen. |
I. | Notebookcomputers en tabletcomputers: Een computer die specifiek is ontworpen met het oog op draagbaarheid en om gedurende langere tijd zonder directe netaansluiting te functioneren. Notebook- en tabletcomputers hebben een geïntegreerd beeldscherm en kunnen werken met een geïntegreerde batterij of een andere draagbare stroombron. Daarnaast hebben de meeste notebook- en tabletcomputers een externe voeding en een geïntegreerd toetsenbord en aanwijssysteem; tabletcomputers hebben echter een aanraakscherm. Kenmerkend voor notebook- en tabletcomputers is dat ze dezelfde functies bieden als desktopsystemen, maar dan als draagbaar systeem. Voor deze specificatie worden docking stations beschouwd als accessoire; daarom worden ze buiten beschouwing gelaten bij de prestatieniveaus van notebooks die zijn opgenomen in tabel 41 van punt 3 hierna. |
J. | Werkstation: Voor deze specificatie moet een computer, om als werkstation te worden aangemerkt, aan de volgende criteria voldoen:
Bovendien moet een werkstation voldoen aan drie van de volgende zes facultatieve kenmerken:
|
Operationele modi
K. | Onbelaste stand: Voor het testen en kwalificeren van computers overeenkomstig deze specificatie is dit de stand waarin het besturingssysteem en de andere software volledig is geladen, de computer niet in de slaapstand staat, en de activiteit beperkt is tot de basistoepassingen die het systeem bij verstek start. |
L. | Slaapstand: Een stand met laag energieverbruik waarnaar de computer na een periode van inactiviteit automatisch kan overschakelen, of die manueel wordt ingeschakeld. Een computer met een slaapstandfunctie kan snel „ontwaken” in reactie op instructies van netwerkverbindingen of gebruikersinterfaceapparaten. Voor deze specificatie komt de slaapstand overeen met stand ACPI System Level S3 (suspend to RAM), indien van toepassing. |
M. | Stand-by-niveau (uitstand): de toestand met het laagste stroomverbruik die niet door de gebruiker kan worden uitgeschakeld (beïnvloed) en die voor onbepaalde tijd kan blijven bestaan wanneer een apparaat op netstroom is aangesloten en volgens de aanwijzingen van de fabrikant wordt gebruikt. Voor deze specificatie komt de stand-by-stand overeen met stand ACPI System Level S4 of S5, indien van toepassing. |
Netwerken en energiebeheer
N. | Netwerkinterface: De onderdelen (apparatuur en programmatuur) met als belangrijkste functie om het de computer mogelijk te maken via een of meer netwerktechnologieën te communiceren. Voor het verrichten van tests in verband met deze specificatie wordt onder netwerkinterface de IEEE 802.3 wired Ethernet interface verstaan. |
O. | Activerende gebeurtenis: Een van de gebruiker uitgaande, geprogrammeerde of externe gebeurtenis of stimulus die maakt dat de computer van de slaapstand of stand-by-stand overschakelt naar de actieve werkstand. Voorbeelden van activerende gebeurtenissen zijn een beweging van de muis, toetsenbordactiviteit of een druk op een knop op de behuizing, en in het geval van externe gebeurtenissen een via een afstandsbediening, netwerk, modem, enz. gegeven stimulus. |
P. | Wake On LAN (WOL): Een functie waardoor de computer door een verzoek van het netwerk kan worden geactiveerd vanuit de slaapstand of de stand-by-stand. |
2. IN AANMERKING KOMENDE PRODUCTEN
Computers moeten beantwoorden aan de definitie van een computer, alsmede aan een van de definities van de soorten producten in deel 1 hierboven om aan de ENERGY STAR-richtsnoeren te voldoen. Het EPA en de Europese Commissie zullen meer computersoorten zoals „thin clients” bekijken teneinde na te gaan of deze eventueel aan de vereisten van Reeks 2 kunnen voldoen. De hiernavolgende tabel bevat een lijst van soorten computers die al dan niet voldoen aan de ENERGY STAR-richtsnoeren.
Producten waarop de specificaties van Versie 4.0 van toepassing zijn | Producten waarop de specificaties van Versie 4.0 niet van toepassing zijn |
a. desktopcomputers b. Spelconsoles c. geïntegreerde computersystemen d. notebookcomputers/tablet-pc's e. desktopservers f. werkstations | g. middelgrote of grote servers (zoals omschreven in deel 1, onder F.) h. thin clients/blade-pc's i. handcomputers en PDA's |
3. CRITERIA INZAKE ENERGIE-EFFICIËNTIE EN ENERGIEBEHEER
Computers moeten beantwoorden aan de hiernavolgende normen om aan de ENERGY STAR-richtsnoeren te voldoen. De data van inwerkingtreding voor Reeks 1 en Reeks 2 worden behandeld in punt 5 van deze specificaties.
A. Normen voor Reeks 1 - inwerkingtreding op 20 juli 2007
1. | Normen inzake de efficiëntie van de voeding Computers met een interne voeding: ten minste 80 % efficiëntie bij 20 %, 50 % en 100 % van het nominaal vermogen en een vermogen > 0,9 bij 100 % van het nominaal vermogen. Computers met een externe voeding: de voedingen moeten voldoen aan de ENERGY STAR-richtsnoeren of aan de efficiëntieniveaus in onbelaste stand en in de actieve werkstand die het ENERGY STAR-programma voorschrijft voor externe voedingen voor wisselstroom-wisselstroom en wisselstroom-gelijkstroom met enkele spanning. De ENERGY STAR-specificaties en de lijst van gekwalificeerde producten staan op www.energystar.gov/powersupplies. Noot: Deze prestatienorm is tevens van toepassing op externe voedingen met meerdere uitgangsspanningen als getest overeenkomstig de testmethode voor interne voedingen die hierna in punt 4 wordt omschreven. |
2. | Efficiëntienormen voor de operationele modus Desktopcategorieën voor de criteria inzake de onbelaste stand: Om de niveaus in onbelaste stand te bepalen, moeten desktops (met inbegrip van geïntegreerde computers, desktopservers en spelconsoles) worden ingedeeld in categorie A, B of C, zoals die hierna worden omschreven: Categorie A: alle desktopcomputers die niet voldoen aan de definitie van de onderstaande categorieën B of C, worden ingedeeld in categorie A voor de ENERGY STAR-kwalificering. Categorie B: desktops van categorie B hebben de volgende kenmerken:
Categorie C: desktops van categorie C hebben de volgende kenmerken:
Naast bovenstaande normen moeten modellen van categorie C ten minste 2 van de drie hiernavolgende kenmerken hebben:
Notebookcategorieën voor de criteria inzake de onbelaste stand: Om de niveaus in onbelaste stand te bepalen, moeten notebooks en tablet-pc's worden ingedeeld in de categorieën A en B zoals hierna omschreven: Categorie A: alle notebookcomputers die niet voldoen aan de definitie van de onderstaande categorie B, worden ingedeeld in categorie A voor de ENERGY STAR-kwalificering. Categorie B: om tot categorie B te behoren, moeten notebooks de volgende kenmerken hebben:
Niveaus voor werkstations: De niveaus voor werkstations worden bepaald aan de hand van een vereenvoudigde procedure voor het meten van het standaard energieverbruik (TEC-procedure – TEC: Typical Electricity Consumption), zodat fabrikanten de energieniveaus van de verschillende operationele modi op elkaar kunnen afstemmen, aan de hand van een bepaalde wegingsfactor voor elke modus. Het uiteindelijke niveau is gebaseerd op het TEC-energieniveau (PTEC), dat wordt bepaald aan de hand van de volgende formule: PTEC = 0,1 * PStand-by-stand +0,2 * PSlaapstand +0,7 * POnbelaste stand waarbij PStand-by-stand de energie is die gemeten wordt in stand-by-stand, PSlaapstand de energie in slaapstand, en POnbelaste stand de energie in onbelaste stand. Deze PTEC-waarde wordt vergeleken met het toegestane TEC, dat wordt bepaald aan de hand van een vast percentage van het maximumvermogen van het systeem, met inbegrip van een extra marge voor geïnstalleerde harde schijven zoals aangegeven in de formule in tabel 41. De testprocedure voor het bepalen van het maximale stroomverbruik van werkstations staat in deel IV van aanhangsel A. Verbruiksnormen: De onderstaande tabellen vermelden de stroomverbruiksnormen voor de specificatie van Reeks 1. Tabel 41 vermeldt de basisnormen, tabel 42 vermeldt het extra toegestane stroomverbruik voor WOL. Wat betreft de producten die voldoen aan de WOL-vereiste voor de slaapstand of de stand-by-stand, moet een model voldoen aan de verbruikswaarden van tabel 41, vermeerderd met de passende extra waarden van tabel 42. Noot: Producten waarvan de niveaus in slaapstand voldoen aan de verbruiksnormen in stand-by-stand, hoeven geen afzonderlijke stand-by-stand (uitstand) te hebben, en kunnen aan deze specificatie voldoen door uitsluitend de slaapstand te gebruiken. Tabel 41 Energie-efficiëntienormen voor Reeks 1
Tabel 42: Extra mogelijkheden in slaapstand en stand-by-stand voor Reeks 1
Kwalificeren van computers met energiebeheersmogelijkheden: Bij het bepalen of modellen met of zonder WOL moeten worden gekwalificeerd, moet aan de volgende vereisten worden voldaan: Stand-by-stand: Computers moeten worden getest en beschreven als geleverd voor de stand-by-stand. Modellen die worden geleverd met de WOL-functie ingeschakeld in de stand-by-stand, moeten worden getest met ingeschakelde WOL-functie en kunnen zich kwalificeren door gebruik te maken van de extra marge voor de stand-by-stand in tabel 42. Op dezelfde manier moeten producten die worden geleverd met de WOL-functie uitgeschakeld in de stand-by-stand worden getest met uitgeschakelde WOL-functie; zij moeten voldoen aan de basisnorm voor de stand-by-stand als vermeld in tabel 41. Slaapstand: Computers moeten worden getest en beschreven zoals geleverd voor de slaapstand. Modellen die worden verkocht via ondernemingskanalen als omschreven in de energiebeheersnormen voor Reeks 1 (deel 3, onder A, punt 3), worden getest, gekwalificeerd en geleverd met de WOL-functie ingeschakeld. Producten die rechtstreeks aan de gebruikers worden geleverd via de normale detailhandelskanalen, hoeven niet te worden geleverd met de WOL-functie ingeschakeld vanuit de slaapstand, en kunnen worden getest, gekwalificeerd en geleverd met de WOL-functie ingeschakeld of uitgeschakeld. De modellen die zowel via ondernemingskanalen als rechtstreeks aan de gebruikers worden verkocht, moeten worden getest op beide niveaus, met en zonder WOL, en moeten aan beide niveaus voldoen. Systemen waarin de fabrikant op verzoek van de klant extra regelfuncties heeft aangebracht, hoeven niet te worden getest in een stand waarbij die functies zijn ingeschakeld, op voorwaarde dat de functie pas werkelijk wordt ingeschakeld wanneer de eindgebruiker een specifieke handeling heeft verricht (d.w.z. de fabrikant dient de test te verrichten in de toestand vóór de installatie van bedoelde functies, en hoeft geen rekening te houden met het stroomverbruik nadat de functies ter plaatse volledig zijn geïnstalleerd). |
3. | Energiebeheersnormen: Norm bij levering: Bij levering van de producten is de slaapstand van het beeldscherm zo ingesteld dat deze binnen een periode van 15 minuten van inactiviteit van de gebruiker wordt geactiveerd. Bij alle producten, met uitzondering van desktopservers die van deze norm vrijgesteld zijn, is de slaapstand bij levering zo ingesteld dat deze binnen een periode van 30 minuten van inactiviteit van de gebruiker wordt geactiveerd. Producten kunnen meer dan één spaarstand hebben, maar de criteria die hier worden voorgesteld, gelden voor de slaapmodus als omschreven in deze specificatie. Bij de overgang naar slaapstand of stand-by-stand dienen computers de snelheid van eventueel actieve 1 Gb/s Ethernetnetwerkverbindingen te verminderen. Alle computers, ongeacht het distributiekanaal, dienen te beschikken over de mogelijkheid om de WOL-functie voor de slaapstand in en uit te schakelen. Bij systemen die via ondernemingskanalen worden verkocht, moet de WOL-functie vanuit de slaapstand ingeschakeld zijn wanneer het systeem op netstroom functioneert (dit betekent dat notebooks automatisch de WOL-functie mogen uitschakelen wanneer ze op hun draagbare stroombronnen functioneren). Voor deze specificatie wordt onder „ondernemingskanalen” verstaan, verkoopskanalen die normaal worden gebruikt door grote en middelgrote ondernemingen, overheidsorganisaties en onderwijsinstellingen, met betrekking tot machines die zullen worden gebruikt in managed client/server-omgevingen. Bij alle computers met ingeschakelde WOL-functie worden eventuele „directed packet”-filters ingeschakeld en ingesteld op een gangbare standaardconfiguratie. Totdat overeenstemming is bereikt over een standaard (of een aantal standaarden) wordt de partners verzocht hun „directed packet”-filterconfiguraties mee te delen aan het EPA; die configuraties zullen op de website worden bekendgemaakt om de discussie en de ontwikkeling van standaardconfiguraties aan te zwengelen. Systemen waarbij in de slaapstand de netwerkverbindingen volledig actief blijven en dus net als in de onbelaste stand de netwerkverbindingen geheel operationeel zijn, worden geacht aan de norm voor de ingeschakelde WOL-functie te voldoen en kunnen bij de kwalificatie gebruik maken van de extra verbruiksmarge voor de WOL-functie. Alle machines die aan ondernemingen worden geleverd, moeten in de slaapstand vanop afstand of via tijdprogrammering geactiveerd kunnen worden. Wanneer fabrikanten de instellingen bepalen (d.w.z. wanneer de instellingen via de apparatuur in plaats van via de programmatuur worden geregeld), zorgen zij ervoor dat de instellingen centraal kunnen worden geregeld, zoals de klant het wenst, met instrumenten die door de fabrikant worden verstrekt. Norm voor de voorlichting van de gebruiker: Om ervoor te zorgen dat kopers/gebruikers deugdelijk worden geïnformeerd over de voordelen van energiebeheer, verstrekt de fabrikant bij elke computer informatie op een van de volgende wijzen:
Bij elk van beide mogelijkheden moet ten minste de volgende informatie worden verstrekt:
|
B. Normen voor Reeks 2 - inwerkingtreding op 1 januari 2009
1 bis | Reeks 2-meetschaal voor prestaties inzake energie-efficiëntie Alle computers moeten minimaal voldoen aan de volgende energiemeetschaal per eenheid: Programmatuur voor prestaties inzake energie-efficiëntie en daarmee samenhangende niveaus: nader vast te stellen - OF - |
1 ter | Voorlopige normen voor Reeks 2 voor de onbelaste stand Indien er op 1 januari 2009 geen meetschaal voor prestaties inzake energie-efficiëntie en daarmee samenhangende prestatieniveaus in werking kan treden, treedt automatisch een voorlopige Reeks 2-specificatie in werking, die van kracht zal blijven totdat een dergelijke benchmark is ingesteld. Deze voorlopige Reeks 2 zal herziene niveaus voor de onbelaste stand voor alle computertypes omvatten (computers van Reeks 1 en andere, in voorkomend geval [bijvoorbeeld thin clients]), en zou de top 25 % van de best presterende machines inzake energie-efficiëntie moeten bestrijken. Andere punten, onder meer de hiernavolgende, zullen eveneens opnieuw worden besproken in het kader van een voorlopige Reeks 2:
Indien een voorlopige Reeks 2 wordt toegepast, zullen het EPA en de Europese Commissie deze nieuwe zaken herbekijken en ten minste zes maanden voor de datum van inwerkingtreding van Reeks 2 definitief de nieuwe niveaus vaststellen. |
2. | Normen voor energiebeheer: Naast de normen voor Reeks 1 hierboven moet bij een computer die aan de ENERGY STAR-richtsnoeren voldoet, in de slaapstand de netwerkverbinding volledig actief blijven, overeenkomstig een platformonafhankelijke gangbare norm. Alle computers dienen de snelheid van hun netwerkverbindingen te verlagen in periodes met weinig gegevensverkeer, overeenkomstig eventuele gangbare normen voor het snel wisselen tussen verbindingssnelheden. |
C. Normen waaraan op vrijwillige basis kan worden voldaan
Gebruikersinterface: Hoewel het niet verplicht is, wordt de fabrikanten ten zeerste aanbevolen producten te ontwerpen in overeenstemming met de norm gebruikersinterface stroombesparingsvoorzieningen - IEEE 1621 (formeel „Standard for User Interface Elements in Power Control of Electronic Devices Employed in Office/Consumer Environments” (Norm voor gebruikersinterface-elementen in stroombesparingsvoorzieningen van elektronische apparaten die worden gebruikt in kantoor-/consumentenomgevingen)). Door te voldoen aan de norm IEEE 1621 zullen de stroombesparingsvoorzieningen op alle elektronische apparaten meer onderling gelijkend en intuïtiever worden. Voor nadere informatie over de norm, zie http://eetd.LBL.gov/Controls.
4. TESTPROCEDURES
De fabrikanten worden geacht de modellen die aan de ENERGY STAR-richtsnoeren voldoen, te testen en zelf te certificeren.
— | de partners stemmen ermee in om de tests te verrichten volgens de testprocedures die hierna in tabel 43 zijn vermeld. |
— | de testresultaten moeten worden meegedeeld aan het EPA of de Europese Commissie, naargelang van het geval. |
Verder gelden de volgende test- en rapportage-eisen
A. | Verplicht aantal eenheden voor testen in onbelaste stand: De fabrikanten kunnen eerst een enkele eenheid testen voor kwalificering. Indien de eerste geteste eenheid voldoet aan het maximumverbruiksniveau voor de onbelaste stand, maar minder dan 10 % onder dat niveau ligt, moet nog een eenheid van hetzelfde model met dezelfde configuratie worden getest. De fabrikant dient de waarden in onbelaste stand voor beide eenheden te rapporteren. Het model voldoet aan de ENERGY STAR-richtsnoeren als beide eenheden voldoen aan het maximumniveau in onbelaste stand voor die productcategorie. Noot: de extra test is uitsluitend vereist voor de kwalificering in onbelaste stand - voor de slaapstand en de stand-by-stand moet slechts één eenheid worden getest. Het volgende voorbeeld illustreert deze handelwijze: Desktops van categorie A moeten voldoen aan een niveau in onbelaste stand van 50 watt of minder, dus 45 watt is de marge van 10 % voor een extra test. Bij het testen van een model voor kwalificering zijn dan de volgende scenario's mogelijk:
|
B. | Modellen die kunnen werken op meerdere spanning/frequentiecombinaties: De fabrikanten dienen het testen van hun producten af te stemmen op de markt(en) waar de modellen in de handel gebracht en gepromoot zullen worden als producten die voldoen aan de ENERGY STAR-richtsnoeren. Het EPA en zijn ENERGY STAR-landenpartners hebben overeenstemming bereikt over een tabel met drie spanning/frequentiecombinaties voor testdoeleinden. Zie de testvoorwaarden in de testprocedure (aanhangsel A) voor nadere gegevens betreffende de internationale spanning/frequentiecombinaties voor elke markt. Voor producten die op verscheidene internationale markten worden verkocht als producten die aan de ENERGY STAR-richtsnoeren voldoen en derhalve met verscheidene invoerspanningen worden getest, geldt dat de fabrikant het vereiste stroomverbruik of de vereiste efficiëntiewaarden moet testen en rapporteren voor alle relevante spanning/frequentiecombinaties. Zo moet een fabrikant die hetzelfde model in de Verenigde Staten en Europa levert bij 115 V/60 Hz en bij 230 V/50 Hz meten, aan de respectieve specificaties voldoen, en de respectieve testwaarden rapporteren opdat het model in beide markten voor het ENERGY STAR-logo in aanmerking zou komen. Indien een model slechts bij één spanning/frequentiecombinatie voldoet aan de ENERGY STAR-richtsnoeren (bv. 115 V/60 Hz), dan mag het alleen als ENERGY STAR worden gekwalificeerd en gepromoot in die regio’s waar de geteste spanning/frequentiecombinatie wordt gebruikt (bijvoorbeeld Noord-Amerika en Taiwan). Tabel 43 testprocedures voor het meten van de operationele modi
|
C. | Kwalificeren van families van producten: Modellen die niet of slechts in afwerking verschillen van die welke het jaar voordien werden verkocht, kunnen erkend blijven zonder indiening van nieuwe testgegevens, voor zover de specificaties niet gewijzigd zijn. Wanneer een product in verscheidene configuraties of stijlen in de handel wordt gebracht als een familie of serie van modellen, kan de partner het product onder één modelnummer kwalificeren en daarover rapporteren, voor zover alle modellen van die familie of serie voldoen aan een van de volgende vereisten:
|
5. DATUM VAN INWERKINGTREDING
De datum vanaf welke de fabrikanten mogen beginnen met het kwalificeren van producten als producten die voldoen aan de ENERGY STAR-richtsnoeren op grond van Versie 4.0 van de specificatie, wordt als de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst genomen. Alle eerdere overeenkomsten inzake computers die voldoen aan de ENERGY STAR-richtsnoeren zullen per 19 juli 2007 aflopen.
1. | Kwalificeren van producten onder Reeks 1 van Versie 4.0 van de specificatie: De eerste fase van deze specificatie vangt aan op 20 juli 2007. Alle producten, met inbegrip van modellen die oorspronkelijk overeenkomstig Versie 3.0 werden gekwalificeerd, met als fabricagedatum 20 juli 2007 of later, moeten voldoen aan de nieuwe normen (Versie 4.0) om te voldoen aan de ENERGY STAR-richtsnoeren. De fabricagedatum is specifiek voor elke eenheid en is de datum (bijvoorbeeld maand en jaar) waarop een eenheid geacht wordt volledig geassembleerd te zijn. |
2. | Kwalificeren van producten onder Reeks 2 van Versie 4.0 van de specificatie: De tweede fase van deze specificatie, Reeks 2, vangt aan op 1 januari 2009. Alle producten, met inbegrip van modellen die oorspronkelijk overeenkomstig Reeks 1 werden gekwalificeerd, met als fabricagedatum 1 januari 2009 of later, moeten voldoen aan de normen van Reeks 2 om te voldoen aan de ENERGY STAR-richtsnoeren. |
3. | Afschaffing van „grandfathering” (eerbiedigende werking): Het EPA en de Europese Commissie zullen bij Versie 4.0 van deze ENERGY STAR-specificatie geen „grandfathering” (eerbiedigende werking) toestaan. De kwalificering van producten als ENERGY STAR op grond van vorige versies geldt niet automatisch voor de levensduur van het productmodel. Bijgevolg moet elk product dat wordt verkocht, in de handel wordt gebracht, of door de partner die het product fabriceert wordt aangeduid als product dat voldoet aan de ENERGY STAR-richtsnoeren, voldoen aan de specificatie die van kracht is op het tijdstip van fabricage van het product. |
6. TOEKOMSTIGE HERZIENINGEN VAN DE SPECIFICATIE
Het EPA en de Europese Commissie behouden zich het recht voor de specificatie te herzien mochten zich veranderingen voordoen op technologisch en/of handelsgebied die van invloed zijn op de bruikbaarheid van de specificatie voor consumenten, de industrie, of de gevolgen voor het milieu. Overeenkomstig het huidige beleid worden herzieningen van de specificatie besproken met met belanghebbenden. Wanneer de specificatie wordt herzien, geldt de ENERGY STAR-kwalificering niet automatisch voor de levensduur van het productmodel. Om te voldoen aan de ENERGY STAR-richtsnoeren, moet een productmodel voldoen aan de ENERGY STAR-specificatie die van kracht is op de datum van fabricage van het model.
7. AANHANGSEL A: ENERGY STAR-TESTPROCEDURE VOOR HET BEPALEN VAN HET STROOMVERBRUIK VAN COMPUTERS IN STAND-BY-STAND, SLAAPSTAND, ONBELASTE STAND EN BIJ MAXIMUMVERMOGEN
Dit protocol moet worden gevolgd bij het meten van de niveaus van stroomverbruik van computers om na te gaan of ze voldoen aan de niveaus voor de stand-by-stand, slaapstand en onbelaste stand waarin is voorzien in bijlage VIII, deel 3, onder A, punt 2. De partners moeten de metingen uitvoeren met een representatief exemplaar van de configuratie zoals deze aan de klant wordt geleverd. De partner hoeft evenwel geen rekening te houden met wijzigingen in het stroomverbruik die het gevolg kunnen zijn van het toevoegen van onderdelen of het wijzigen van de instellingen van het BIOS en/of de programmatuur door de computergebruiker na de verkoop van het product. De volgorde van deze procedure moet worden nageleefd en de modus die wordt getest, is waar nodig aangegeven.
I. Definities
Tenzij anders aangegeven, zijn alle in dit document gebruikte termen in overeenstemming met de definities van bijlage VIII, deel 1.
UUT
UUT is een afkorting voor „unit under test” (geteste eenheid), die in dit geval verwijst naar de computer die wordt getest.
UPS
UPS is een afkorting voor „Uninterruptible Power Supply” (ononderbroken stroomtoevoer), en verwijst naar een combinatie van omvormers, schakelaars en systemen voor energieopslag, bijvoorbeeld accu's, die bij het uitvallen van de netspanning als noodstroomvoeding zorgen voor de continuïteit van de stroomvoorziening.
II Testvereisten
Goedgekeurde meter
Goedgekeurde meters hebben onder meer de volgende kenmerken(25):
— | een vermogensresolutie van 1 mW of beter; |
— | een piekfactor voor beschikbare stroom van 3 of meer bij nominaal bereik; en |
— | een ondergrens van het stroombereik van 10 mA of minder. |
Naast bovenstaande kenmerken worden de volgende kenmerken in overweging gegeven:
— | frequentieweergave van ten minste 3 kHz; en |
— | kalibratie volgens een norm die refereert aan het National Institute of Standards and Technology (NIST) van de VS. |
Het is tevens wenselijk dat de meetinstrumenten nauwkeurig het gemiddelde stroomverbruik over een door de gebruiker bepaald interval kunnen berekenen (dit gebeurt meestal door een interne rekenkundige bewerking waarbij de meter de totale energie deelt door het tijdsbestek, wat de meest nauwkeurige methode is). Als alternatieve mogelijkheid moet het meetinstrument het energieverbruik over een door de gebruiker gekozen tijdsinterval kunnen weergeven met een nauwkeurigheid van 0,1 of minder mWh en tegelijkertijd de tijd kunnen weergeven met een nauwkeurigheid van 1 seconde of minder.
Nauwkeurigheid
Metingen van een vermogen van 0,5 W of meer worden verricht met een meetafwijking van 2 % of minder bij een betrouwbaarheidsgraad van 95 %. Metingen van een vermogen van minder dan 0,5 W worden verricht met een meetafwijking van 0,01 W of minder bij een betrouwbaarheidsgraad van 95 %. Het instrument waarmee het vermogen wordt gemeten, dient een nauwkeurigheid te hebben van:
— | 0,01 W of beter voor vermogensmetingen van 10 W of minder; |
— | 0,1 W of beter voor vermogensmetingen van meer dan 10 W, tot 100 W; en |
— | 1 W of beter voor vermogensmetingen van meer dan 100 W. |
Alle cijfers in verband met het vermogen moeten worden uitgedrukt in watt en afgerond tot de tweede decimaal. Voor belastingen van 10 W of meer wordt met drie significante cijfers gewerkt.
Testomstandigheden
Voedingsspanning: | Noord-Amerika/Taiwan: | 115 (±1 %) Vws, 60 Hz (±1 %) |
Europa/Australië/Nieuw-Zeeland: | 230 (±1 %) Vws, 50 Hz (±1 %) | |
Japan | 100 (±1 %) Vws 50 Hz (±1 %)/60 Hz (±1 %) | |
Noot: Voor producten met maximaal vermogen > 1,5 kW bedraagt de spanningsmarge ±4 % | ||
Totale Harmonische Vervorming (THD) (Spanning): | < 2 % THD (< 5 % voor producten met maximaal vermogen > 1.5 kW) | |
Omgevingstemperatuur: | 23 °C ±5 °C | |
Relatieve vochtigheid: | 10 – 80 % | |
(Referentienummer IEC 62301: Household Electrical Appliances – Measurement of Standby Power (Elektrische huishoudapparaten – Meetmethode voor reservespanning), paragrafen 3.2, 3.3) |
Testconfiguratie
Het stroomverbruik van een computer wordt gemeten en getest tussen de wisselstroombron en de UUT.
De UUT moet verbonden zijn met een Ethernet-netwerkswitch die de hoogste en de laagste netwerksnelheid van de UUT aankan. De netwerkverbinding moet tijdens alle tests actief zijn.
III. Testprocedure voor de stand-by-stand, de slaapstand en de onbelaste stand voor alle producten
De metingen van het wisselstroomverbruik van een computer moeten als volgt worden verricht:
Voorbereiding van de UUT
(1) | Registreer de naam van de fabrikant en van het model van de UUT. |
(2) | Zorg ervoor dat de UUT verbonden is met een actieve Ethernet (IEEE 802.3) netwerkswitch als gespecificeerd in deel II „Testconfiguratie” hierboven, en dat de verbinding actief is. De computer moet deze actieve verbinding naar de switch in stand houden voor de duur van de test, afgezien van korte onderbrekingen bij de overgang naar een andere verbindingssnelheid. |
(3) | Verbind een goedgekeurde meter die het reële vermogen kan meten met een wisselspanningsbron die is ingesteld op de passende spanning/frequentiecombinatie voor de test. |
(4) | Sluit de UUT aan op de meetuitgang van de meter. Tussen de meter en de UUT mogen geen stekkerdozen of UPS-eenheden worden aangesloten. Voor een geldige test moet de meter aangesloten blijven totdat alle gegevens betreffende het stroomverbruik in stand-by-stand, slaapstand en onbelaste stand zijn geregistreerd. |
(5) | Registreer de wisselspanning. |
(6) | Start de computer en wacht totdat het besturingssysteem volledig is geladen. |
(7) | Bekijk indien nodig de initiële configuratie van het besturingssysteem en wacht tot alle voorbereidende bestandsindexeringen en andere eenmalige/periodieke processen zijn voltooid. |
(8) | Registreer de basisgegevens van de configuratie van de computer - computertype, naam en versie van het besturingssysteem, processortype en -snelheid, totaal en beschikbaar fysiek geheugen, enz(26). |
(9) | Registreer de basisgegevens van de videokaart: naam van de videokaart, resolutie, hoeveelheid geheugen op de kaart en aantal bits per pixel(27). |
(10) | Zorg ervoor dat de UUT geconfigureerd is zoals bij de levering, met inbegrip van alle accessoires, energiebesparingsinstellingen, ingeschakelde WOL-functie en standaard geleverde programmatuur. De configuratie van de UUT moet voorts voor alle tests aan de volgende vereisten voldoen:
|
(11) | De volgende richtsnoeren moeten worden gevolgd voor het configureren van de energie-instellingen voor beeldschermen (zonder andere instellingen voor energieverbruik te wijzigen):
|
(12) | Schakel de computer uit. |
Testen in stand-by-stand (uitstand)
(13) | Met de UUT uitgeschakeld en in stand-by-stand: start het meten van het reële verbruik met een interval van 1 meting per seconde. Meet de verbruikswaarden gedurende 5 minuten en registreer het (rekenkundig) gemiddelde over die periode van 5 minuten(28). |
Testen in onbelaste stand
(14) | Schakel de computer in en start met het registreren van de tijd zodra de computer wordt ingeschakeld of onmiddellijk na het inloggen om het systeem volledig op te starten. Wanneer de login is voltooid en het besturingssysteem volledig geladen en klaar is, moeten alle open vensters worden gesloten, zodat het standaard desktopscherm of een equivalent startscherm wordt weergegeven. Exact 15 minuten na het opstarten of de login begint het meten van het reële verbruik met een interval van 1 meting per seconde. Meet de verbruikswaarden gedurende 5 minuten en registreer het (rekenkundig) gemiddelde over die periode van 5 minuten. |
Testen in slaapstand
(15) | Zet de computer in de slaapstand na het voltooien van de metingen in onbelaste stand. Zet de meter terug op nul (indien nodig) en begin met het meten van het reële verbruik met een interval van 1 meting per seconde. Meet de verbruikswaarden gedurende 5 minuten en registreer het (rekenkundig) gemiddelde over die periode van 5 minuten. |
(16) | Indien wordt getest met de WOL-functie ingeschakeld en de WOL-functie uitgeschakeld in de slaapstand: wek de computer en wijzig de WOL-vanuit-slaapstand-instelling via de instellingen van het besturingssysteem of op een andere manier. Zet de computer opnieuw in slaapstand en herhaal stap 14, en registreer daarbij het stroomverbruik in slaapstand voor deze alternatieve configuratie. |
Rapporteren van de testresultaten
(17) | De testresultaten moeten worden gerapporteerd aan het EPA of, in voorkomend geval, aan de Europese Commissie, waarbij ervoor wordt gezorgd dat alle vereiste gegevens zijn opgenomen. |
IV Test van het maximumverbruik voor werkstations
Het maximumverbruik voor werkstations kan worden bepaald door twee gangbare benchmarks tegelijkertijd te draaien: Linpack om het centrale systeem te testen (processor, geheugen, enz.) en SPECviewperf® (versie 9.x of hoger) om de GPU van het systeem te testen. Bijkomende informatie over deze benchmarks, inclusief gratis downloads, is beschikbaar via de onderstaande URL's:
Linpack | http://www.netlib.org/linpack/ |
SPECviewperf® | http://www.spec.org/benchmarks.html#gpc |
Deze test moet drie keer worden herhaald op dezelfde UUT, en de drie metingen moeten binnen een tolerantiemarge van ±2 % liggen ten opzichte van het gemiddelde van de drie gemeten waarden van het maximumverbruik.
Metingen van het maximale wisselstroomverbruik van een werkstation moeten als volgt worden verricht:
Voorbereiding van de UUT
(1) | Verbind een goedgekeurde meter die het reële vermogen kan meten met een wisselspanningsbron die is ingesteld op de passende spanning/frequentiecombinatie voor de test. De meter moet in staat zijn om de meting van het tijdens de test bereikte maximumverbruik op te slaan en weer te geven, of om via een andere methode het maximumverbruik te bepalen. |
(2) | Sluit de UUT aan op de meetuitgang van de meter. Tussen de meter en de UUT mogen geen stekkerdozen of UPS-eenheden worden aangesloten. |
(3) | Registreer de wisselspanning. |
(4) | Start de computer en installeer Linpack en SPECviewperf zoals aangegeven op bovengenoemde websites, indien dat nog niet is gebeurd. |
(5) | Stel Linpack in met alle standaardinstellingen voor de specifieke architectuur van de UUT en stel de array size „n” zo in dat het stroomverbruik tijdens de testzo hoog mogelijk is. |
(6) | Zorg ervoor dat alle instructies van SPEC voor het draaien van SPECviewperf worden gevolgd. |
Testen van het maximumverbruik
(7) | Start met het meten van het reële verbruik met een interval van 1 meting per seconde. Draai SPECviewperf en zoveel simultane sessies van Linpack als nodig is om het systeem maximaal te belasten. |
(8) | Meet de verbruikswaarden totdat SPECviewperf en alle sessies afgelopen zijn. Registreer het maximumverbruik dat tijdens de test is bereikt. |
Rapporteren van de testresultaten
(9) | De testresultaten moeten worden gerapporteerd aan het EPA of aan de Europese Commissie, waarbij ervoor wordt gezorgd dat alle vereiste gegevens zijn opgenomen. |
(10) | Bij het indienen van de gegevens verstrekken de fabrikanten tevens de volgende gegevens:
|
V. Permanente controle
Deze testprocedure beschrijft de methode volgens welke kan worden getest of een bepaalde eenheid aan de richtsnoeren voldoet. Een permanente testprocedure wordt sterk aanbevolen, teneinde ervoor te zorgen dat producten van verschillende productieperioden de ENERGY STAR-richtsnoeren naleven.
0 volt (zwart) = een instelling van 0
0,1 volt (donkerste tint van analoog grijs) = 36 digitaal grijs
0,7 volt (volledig wit analoog) = 255 digitaal grijs
Er wordt op gewezen dat de toekomstige specificaties voor digitale interfaces deze reeks kunnen uitbreiden, maar 0 V zal steeds overeenstemmen met zwart, de maximumwaarde zal steeds overeenstemmen met wit, waarbij 0,1 V zal overeenstemmen met een zevende van de maximumwaarde.
Zet het MFA aan en laat het apparaat gedurende twee uur opwarmen en in de klaarstand (= stand-by-stand) tot rust komen. Gedurende de eerste 105 minuten voorkomen dat het apparaat in de slaapstand raakt (bv. door om de 14 minuten een kopie te maken). Maak de laatste kopie 105 minuten na het aanzetten van het apparaat. Dan exact 15 minuten wachten. Nadat de 15 minuten verstreken zijn, wordt het aantal wattuur van de wattmeter afgelezen en genoteerd, evenals de tijd (of schakel de stopwatch of timer in). Na 1 uur wordt het aantal wattuur opnieuw afgelezen en genoteerd. Het verschil tussen beide meetwaarden is het energieverbruik in de spaarstand; dit resultaat moet door 1 uur worden gedeeld om het gemiddelde opgenomen vermogen te verkrijgen.
Opgemerkt zij dat de criteria voor uitbreidbare digitale kopieerapparaten identiek zijn met die voor kopieerapparaten.