Home

Besluit nr. 1926/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 tot vaststelling van een communautair actieprogramma op het gebied van consumentenbeleid (2007-2013) (Voor de EER relevante tekst)

Besluit nr. 1926/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 tot vaststelling van een communautair actieprogramma op het gebied van consumentenbeleid (2007-2013) (Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 153,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's(2),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Door acties op het gebied van consumentenbescherming kan de Gemeenschap bijdragen tot de bescherming van de gezondheid, de veiligheid en de economische en juridische belangen van de burgers.

  2. Daarom is het zinvol een communautair actieprogramma op het gebied van consumentenbeleid vast te stellen ter vervanging van Besluit nr. 20/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 december 2003 tot vaststelling van een algemeen kader voor de financiering van communautaire acties ter ondersteuning van het consumentenbeleid in de periode 2004-2007(4). Dat besluit moet bijgevolg worden ingetrokken.

  3. Hoge prioriteit dient te worden gegeven aan de integratie van de consumentenbelangen in elk beleid van de Gemeenschap overeenkomstig artikel 153 van het Verdrag en aan de in dit programma vastgelegde doelstellingen van consumentenbeleid. Coördinatie met andere communautaire beleidsgebieden en programma's vormt een essentieel onderdeel van de doelstelling om op andere beleidsgebieden volledig rekening te houden met de consumentenbelangen. Om synergieën te bevorderen en dubbel werk te voorkomen, dienen andere communautaire middelen en programma's te voorzien in financiële steun voor het integreren van de consumentenbelangen in hun respectieve gebieden.

  4. Dit besluit stelt voor de gehele duur van het programma de financiële middelen vast die in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt vormen in de zin van punt 37 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer(5).

  5. Het is van algemeen Europees belang dat de gezondheid en de veiligheid van diensten en niet-voedingsproducten, de economische en juridische belangen van de burger, en de belangen van de consument bij de ontwikkeling van normen voor producten en diensten, op communautair niveau worden behartigd. Gezien de specifieke aard van de organisaties in kwestie kan bij de verlenging van communautaire steun voor het functioneren van deze organisaties worden afgeweken van het beginsel van geleidelijke degressie van het bedrag van de communautaire steun.

  6. Er moet worden gezorgd voor een overgang tussen dit programma en het voorafgaande programma dat het vervangt, met name wat betreft de continuïteit van meerjarige maatregelen en de beoordeling van de resultaten van het vorige programma en van de gebieden die meer aandacht nodig hebben. Vanaf 1 januari 2014 dienen de kredieten voor de technische en administratieve bijstand, zo nodig, in te staan voor de uitgaven voor het beheer van acties die eind 2013 nog niet zijn afgesloten.

  7. De voor de uitvoering van dit besluit vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(6).

  8. Bij de uitvoering van het programma dient ermee rekening te worden gehouden dat de interne markt niet behoorlijk zal functioneren als de consumenten in sommige lidstaten minder goed beschermd worden dan in andere. Het programma moet daarom bijzondere nadruk leggen op de bescherming en het bewustzijn van de consumenten in de op of na 1 mei 2004 toegetreden lidstaten om gelijke voorwaarden voor alle lidstaten van de Europese Unie te creëren.

  9. De Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte (hierna „de EER-Overeenkomst” genoemd) voorziet in samenwerking op het gebied van consumentenbescherming tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en de landen van de Europese Vrijhandelsassociatie die deel uitmaken van de Europese Economische Ruimte (hierna „de EVA/EER-landen” genoemd) anderzijds. Ook andere landen moeten aan het programma kunnen deelnemen, met name de buurlanden van de Europese Unie, de landen die lidmaatschap van de Europese Unie aanvragen, de kandidaat-lidstaten en de toetredingslanden.

  10. Bij de uitvoering van het programma dient samenwerking met derde landen die niet aan het programma deelnemen, te worden aangemoedigd, rekening houdend met eventuele overeenkomsten tussen die landen en de Gemeenschap.

  11. De waarde en de impact van de in het kader van het programma genomen maatregelen moeten regelmatig worden gemonitord en beoordeeld, ook door onafhankelijke externe beoordelaars. Met het oog op de evaluatie van het consumentenbeleid is het wenselijk meetbare doelstellingen te formuleren en indicatoren te ontwikkelen.

  12. Aangezien de doelstellingen van dit besluit door de grensoverschrijdende aard van de desbetreffende kwesties niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve, vanwege het grotere communautair potentieel om de gezondheid, de veiligheid en de economische en juridische belangen van de burgers efficiënt en effectief te beschermen, beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan wat nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken,

BESLUITEN:

Artikel 1 Vaststelling van het programma

Voor de periode vanaf 31 december 2006 tot en met 31 december 2013 wordt een communautair actieprogramma op het gebied van consumentenbeleid (hierna „het programma” genoemd) vastgesteld.

Artikel 2 Algemeen doel en specifieke doelstellingen

1.

Het programma dient ter aanvulling, ondersteuning en monitoring van het beleid van de lidstaten en draagt bij tot de bescherming van de gezondheid, de veiligheid en de economische en juridische belangen van de consumenten en tot de bevordering van hun recht op voorlichting en vorming, en hun recht van vereniging om hun belangen te behartigen.

2.

Het in lid 1 genoemde doel wordt nagestreefd aan de hand van de volgende doelstellingen:

  1. een hoog niveau van consumentenbescherming waarborgen, met name door verbeterde gegevens en informatie, meer overleg en een betere behartiging van de consumentenbelangen;

  2. doeltreffende toepassing van de voorschriften inzake consumentenbescherming verzekeren, met name door samenwerking bij de handhaving, voorlichting, vorming en verhaalsmogelijkheden.

Deze doelstellingen worden verwezenlijkt door middel van een combinatie van acties en instrumenten uit de in bijlage I bij dit besluit opgenomen lijst, in overeenstemming met de prioriteiten van het in artikel 7, lid 2, onder a), bedoelde jaarlijkse werkprogramma.

Artikel 3 Financiering

1.

De financiële middelen voor de uitvoering van dit programma in de periode van 31 december 2006 tot en met 31 december 2013 worden vastgesteld op 156 800 000 EUR.

2.

De jaarlijkse kredieten worden binnen de grenzen van het financieel kader door de begrotingsautoriteit toegestaan.

Artikel 4 Financiële bijdragen

1.

De financiële bijdragen van de Gemeenschap bedragen maximaal:

  1. 50 % van de kosten van acties die gemeenschappelijk zijn gefinancierd door de Gemeenschap en één of meer lidstaten, of door de Gemeenschap en de bevoegde autoriteiten van de derde landen die deelnemen overeenkomstig artikel 8, behalve in gevallen van uitzonderlijk nut, waarin de bijdrage van de Gemeenschap maximaal 70 % bedraagt;

  2. 85 % van de kosten van acties om geïntegreerde Europese masteropleidingen op het gebied van consumentenzaken te ontwikkelen;

  3. 50 % van de functioneringsuitgaven van Europese consumentenorganisaties;

  4. 95 % van de functioneringsuitgaven van Europese consumentenorganisaties die de belangen van de consument behartigen bij de ontwikkeling op communautair niveau van normen voor producten en diensten.

2.

De financiële bijdragen van de Gemeenschap kunnen de vorm aannemen van:

  1. de toekenning van individuele mobiliteitsbeurzen aan docenten en studenten in het kader van geïntegreerde Europese masteropleidingen op het gebied van consumentenzaken. Het beheer van deze beurzen kan worden uitbesteed aan de nationale Erasmus-agentschappen van het programma voor levenslang leren;

  2. reis- en verblijfkostenvergoedingen voor de uitwisseling van handhavingsfunctionarissen.

3.

De criteria om te beoordelen of er al dan niet sprake is van uitzonderlijk nut zoals bedoeld in lid 1, onder a), worden vooraf vastgesteld in het jaarlijkse werkprogramma. Acties met uitzonderlijk nut komen met name ten goede aan consumenten uit de op of na 1 mei 2004 toegetreden lidstaten.

4.

Bij de verlenging van financiële bijdragen als bedoeld in lid 1, onder c) en d), mag worden afgeweken van het degressiebeginsel.

5.

Voor de toepassing van de leden 1 en 2 mogen de financiële bijdragen van de Gemeenschap ook in de vorm van een forfaitaire financiering of een forfaitair bedrag worden verstrekt, mits dit gezien de aard van de desbetreffende acties, zoals vastgesteld in het jaarlijkse werkprogramma, gepast is. In geval van forfaitaire financieringen of forfaitaire bedragen zijn de in lid 1 genoemde maximale percentages niet van toepassing, hoewel cofinanciering nog altijd vereist is.

Artikel 5 Begunstigden

Artikel 6 Administratieve en technische bijstand

Artikel 7 Uitvoering

Artikel 8 Deelname van derde landen

Artikel 9 Monitoring, evaluatie en verspreiding van de resultaten

Artikel 10 Comité

Artikel 11 Intrekking

Artikel 12 Inwerkingtreding

BIJLAGE IACTIES EN INSTRUMENTEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 2

BIJLAGE IIBEGUNSTIGDEN DIE VOOR DE FINANCIËLE BIJDRAGEN UIT HOOFDE VAN ARTIKEL 4 IN AANMERKING KOMEN