Home

Verordening(EG) Nr. 51/2006 van de Raad van 22 december 2005 tot vaststelling, voor 2006, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften

Verordening(EG) Nr. 51/2006 van de Raad van 22 december 2005 tot vaststelling, voor 2006, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid(1), en met name op artikel 20,

Gelet op Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's en quota(2), en met name op artikel 2,

Gelet op Verordening (EG) nr. 423/2004 van de Raad van 26 februari 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor bepaalde kabeljauwbestanden(3), en met name op de artikelen 6 en 8,

Gelet op Verordening (EG) nr. 811/2004 van de Raad van 21 april 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor het noordelijke heekbestand(4), en met name op artikel 5,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 moet de Raad, met inachtneming van de beschikbare wetenschappelijke adviezen en met name van het verslag van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij (WTECV), maatregelen vaststellen waarbij de toegang tot wateren en hulpbronnen en de duurzame uitoefening van visserijactiviteiten worden geregeld.

  2. Op grond van artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 moet de Raad de totaal toegestane vangsten (TAC's) vaststellen per visserijtak of groep van visserijtakken. De vangstmogelijkheden moeten over de lidstaten en derde landen worden verdeeld overeenkomstig artikel 20 van genoemde verordening.

  3. Voor een efficiënt beheer van deze TAC's en quota moeten bijzondere voorschriften voor de uitoefening van de betrokken visserij worden vastgesteld.

  4. De beginselen van en bepaalde procedures voor het visserijbeheer moeten door de Gemeenschap worden vastgesteld om de lidstaten in staat te stellen de vaartuigen die onder hun vlag varen, te beheren.

  5. In artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 zijn definities vastgesteld die relevant zijn voor de toewijzing van de vangstmogelijkheden.

  6. Op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 847/96 moet worden bepaald voor welke bestanden de verschillende, in die verordening bedoelde maatregelen moeten worden toegepast.

  7. De Gemeenschap heeft, volgens de procedure die is vastgesteld in de overeenkomsten of protocollen inzake de visserijrelaties, overleg over de visserijrechten gepleegd met Noorwegen(5), de Faeröer(6)en Groenland(7).

  8. De Gemeenschap is verdragsluitende partij bij verscheidene regionale visserijorganisaties. Die organisaties hebben voor sommige soorten vangstbeperkingen en andere instandhoudingsmaatregelen aanbevolen. Die aanbevelingen moeten dan ook door de Gemeenschap worden uitgevoerd.

  9. Tijdens haar jaarlijkse vergadering in juni 2005 heeft de Interamerikaanse Commissie voor Tropische Tonijn (IATTC) vangstbeperkingen voor geelvintonijn, grootoogtonijn en gestreepte tonijn vastgesteld, evenals technische bepalingen voor de behandeling van bijvangsten. Hoewel de Gemeenschap geen lid is van de IATTC, moeten deze maatregelen toch worden uitgevoerd om te zorgen voor een duurzaam beheer van de natuurlijke rijkdommen die onder de jurisdictie van die organisatie vallen.

  10. Tijdens haar jaarlijkse vergadering in 2005 heeft de Internationale Commissie voor de instandhouding van tonijn in de Atlantische Oceaan (ICCAT) tabellen goedgekeurd van de onderbenutting en de overbenutting van de vangstmogelijkheden van de bij de ICCAT aangesloten partijen. In dit verband heeft de ICCAT geconstateerd dat de Gemeenschap in 2004 haar quota voor verschillende bestanden heeft onderbenut.

  11. Om rekening te houden met de door de ICCAT in de quota van de Gemeenschap aangebrachte aanpassingen, is het noodzakelijk de uit die onderbenutting voortvloeiende vangstmogelijkheden over de lidstaten te spreiden op basis van het respectieve aandeel van elke lidstaat in de onderbenutting, zonder te raken aan de bij deze verordening voor de jaarlijkse verdeling van de TAC's bepaalde verdeelsleutel.

  12. Bij het gebruik van de vangstmogelijkheden moet worden voldaan aan de communautaire wetgeving op dit gebied, en met name aan Verordening (EEG) nr. 1381/87 van de Commissie van 20 mei 1987 inzake uitvoeringsbepalingen met betrekking tot kentekens voor vissersvaartuigen en met betrekking tot documenten aan boord van die vaartuigen(8), Verordening (EEG) nr. 2807/83 van de Commissie van 22 september 1983 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de registratie van gegevens over de visvangst van de lidstaten(9), Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid(10), Verordening (EG) nr. 1954/2003 van de Raad van 4 november 2003 betreffende het beheer van de visserij-inspanning voor bepaalde vangstgebieden en visbestanden van de Gemeenschap(11), Verordening (EG) nr. 1626/94 van de Raad van 27 juni 1994 houdende technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden in de Middellandse Zee(12), Verordening (EG) nr. 1627/94 van de Raad van 27 juni 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake speciale visdocumenten(13), Verordening (EG) nr. 601/2004 van de Raad van 22 maart 2004 tot vaststelling van bepaalde controlemaatregelen voor de visserij in het verdragsgebied van het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren(14), Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen(15), Verordening (EEG) nr. 3880/91 van de Raad van 17 december 1991 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten die in het noordoostelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan vissen(16), Verordening (EG) nr. 1434/98 van de Raad van 29 juni 1998 tot vaststelling van de voorwaarden waarop haring mag worden aangevoerd voor andere industriële doeleinden dan rechtstreekse menselijke consumptie(17), Verordening (EG) nr. 423/2004 van de Raad van 26 februari 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor bepaalde kabeljauwbestanden(18), Verordening (EG) nr. 2244/2003 van de Commissie van 18 december 2003 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake satellietvolgsystemen (VMS)(19), Verordening (EEG) nr. 2930/86 van de Raad van 22 september 1986 houdende definities van de kenmerken van vissersvaartuigen(20), Verordening (EG) nr. 973/2001 van de Raad van 14 mei 2001 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden(21), Verordening (EG) nr. 2347/2002 van de Raad tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de toegang tot diepzeebestanden en bij de visserij daarop in acht te nemen voorschriften(22) en Verordening (EG) nr. 2270/2004 van de Raad van 22 december 2004 tot vaststelling, voor 2005 en 2006, van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap voor bepaalde bestanden van diepzeevissen(23).

  13. Volgens het advies van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) is het noodzakelijk een tijdelijke regeling toe te passen voor het beheer van de vangstbeperkingen voor ansjovis in ICES-deelgebied VIII.

  14. Volgens het advies van de ICES is het noodzakelijk een tijdelijke regeling toe te passen voor het beheer van de visserij-inspanning op zandspiering in ICES-deelgebied IV en sector IIIa Noord.

  15. Gezien de wetenschappelijke kennis over de biologische status van de blauwewijtingbestanden en na onderhandelingen tussen de kuststaten over het beheer van die bestanden, is het noodzakelijk de beheersgebieden te wijzigen, daarbij rekening houdend met de specifieke kenmerken van de betrokken visserijsector.

  16. Gezien het meest recente wetenschappelijke advies van de ICES moet de visserij‐inspanning op bepaalde diepzeesoorten bij wijze van overgangsmaatregel verder worden verminderd.

  17. Om de beperkingen van de visserij-inspanning op kabeljauw aan te passen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 423/2004, worden alternatieve regelingen voorgesteld teneinde de visserij-inspanning af te stemmen op de TAC, zoals bepaald in artikel 8, lid 3, van genoemde verordening.

  18. Uit wetenschappelijk advies blijkt dat het bestand van de Noordzeeschol niet op duurzame wijze wordt bevist en dat er zeer veel vis wordt teruggegooid. Uit wetenschappelijk advies en advies van de regionale adviesraad voor de Noordzee blijkt dat de vangstmogelijkheden wat betreft de visserij‐inspanning van vaartuigen die op schol vissen, moeten worden aangepast.

  19. Voor de tongbestanden in het Westelijk Kanaal moet een voorlopige regeling voor het beheer van de visserij-inspanning worden toegepast. Voor de kabeljauwbestanden in het Kattegat, in de Noordzee, het Skagerrak en het Westelijke kanaal, in de Ierse Zee en het Westen van Schotland, en voor de heek‐ en langoustinebestanden in de ICES‐sectoren VIIIc en IXa moeten de bestaande regelingen voor het beheer van de visserij-inspanning worden aangepast.

  20. Artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1434/98 volstaat niet om ervoor te zorgen dat de haringvangsten onder de voor die soort vastgestelde vangstbeperkingen blijven. Om het mogelijk te maken adequaat toezicht uit te oefenen op het aandeel haring in ongesorteerde vangsten en dit aandeel in mindering te brengen op de totale vangst, moeten derhalve overgangsmaatregelen worden ingevoerd.

  21. Tegenwoordig worden bij de kieuwnetvisserij in de diepe wateren ten westen van Schotland en Ierland extreem lange netten gebruikt, met buitensporige uitzettijden en hoge bijvangsten tot gevolg. In netten die verloren gaan of opzettelijk worden achtergelaten en die nooit worden opgehaald, raakt jarenlang nog vis gevangen. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat deze praktijk zeer bedreigend is voor diepzeesoorten; derhalve moet, in afwachting van de vaststelling van meer permanente maatregelen, bij wijze van overgangsmaatregel, een visserijverbod worden ingesteld.

  22. Met het oog op de duurzame exploitatie van de heekbestanden en de verlaging van de bijvangsten, moeten, bij wijze van overgangsmaatregel, de meest recente ontwikkelingen op het gebied van selectief vistuig worden toegepast in sector VIII a, b, d.

  23. De Visserijcommissie voor het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) heeft tijdens haar jaarlijkse bijeenkomst in 2004 een aanbeveling goedgekeurd ter beperking van de visserij in bepaalde gebieden om kwetsbare diepzeehabitats te beschermen. Deze aanbeveling dient door de Gemeenschap te worden uitgevoerd.

  24. Ter bevordering van de instandhouding van octopus en met name om de jonge exemplaren te beschermen moet in 2006 een minimummaat worden vastgesteld voor octopus afkomstig uit de maritieme wateren onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen in het CECAF-gebied, in afwachting van de goedkeuring van een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 850/98.

  25. In november 2005 heeft de NEAFC een aanbeveling goedgekeurd om verscheidene vaartuigen op te nemen in de lijst van vaartuigen waarvan is aangetoond dat zij illegale, niet-aangegeven of niet-gereglementeerde visvangst hebben bedreven. Deze aanbevelingen moeten worden omgezet in communautaire wetgeving.

  26. De Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) heeft tijdens haar algemene vergadering van 2005 twee aanbevelingen goedgekeurd over respectievelijk de exploitatie van diepzeesoorten door bepaalde visserijtakken en de instelling van een GFCM-register voor vaartuigen met een lengte van meer dan 15 meter die in het GFCM‐gebied mogen vissen. Aangezien de Gemeenschap verdragsluitende partij bij de GFCM is, gelden deze aanbevelingen ook voor de Gemeenschap en dienen ze ten uitvoer te worden gelegd.

  27. Met het oog op de instandhouding van de visbestanden moet in 2006 een aantal aanvullende technische en controlemaatregelen voor de visserij ten uitvoer worden gelegd.

  28. Zo moeten er bepalingen worden vastgesteld inzake het gebruik van VMS‐gegevens voor een efficiëntere uitvoering van het toezicht, de controle en de bewaking met betrekking tot het inspanningsbeheer.

  29. Om te zorgen voor een correcte boeking van de hoeveelheden blauwe wijting die vaartuigen van derde landen in wateren van de Gemeenschap vangen, moeten de controlebepalingen voor dergelijke vaartuigen worden verscherpt.

  30. Volgens artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 moet de Raad een besluit nemen over de voorwaarden in verband met de vangstbeperkingen en/of de beperkingen van de visserij-inspanning. Wetenschappelijk advies geeft aan dat omvangrijke vangsten die de overeengekomen TAC’s overschrijden, schadelijk zijn voor een duurzame uitoefening van de visserij. Daarom moeten er voorwaarden terzake worden ingevoerd die zullen leiden tot een betere uitvoering van de overeengekomen vangstmogelijkheden.

  31. De ICCAT heeft tijdens haar jaarlijkse vergadering van 2004 een aantal technische maatregelen aangenomen voor bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden in de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee, en daarbij onder meer een nieuwe minimummaat voor blauwvintonijn vastgesteld, alsmede vangstbeperkingen in bepaalde gebieden en perioden ter bescherming van de grootoogtonijn, maatregelen betreffende recreatie- en sportvisserij in de Middellandse Zee, en een bemonsteringsprogramma voor de schatting van de maat van gekooide blauwvintonijn. Om bij te dragen tot de instandhouding van de visbestanden, moeten deze maatregelen in 2006 worden uitgevoerd in afwachting van de vaststelling van een verordening tot wijziging van Verordening (EG) nr. 973/2001.

  32. De Organisatie voor de visserij in het zuidoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (SEAFO) heeft tijdens haar jaarlijkse vergadering van 2005 een maatregel goedgekeurd waarbij alle vaartuigen die in het verdragsgebied vissen op soorten die niet onder de instandhoudings‐ en beheersregelingen van andere bevoegde regionale visserijorganisaties vallen, met ingang van 1 januari 2006 moeten worden begeleid door aan boord verblijvende wetenschappelijke waarnemers. Deze aanbeveling is bindend voor de Gemeenschap en moet dus door haar ten uitvoer worden gelegd.

  33. De Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO) heeft tijdens haar 27e jaarlijkse vergadering van 19 tot en met 23 september 2005 een aantal technische en controlemaatregelen goedgekeurd. Die moeten worden uitgevoerd.

  34. Om te voldoen aan de internationale verplichtingen die de Gemeenschap is aangegaan als verdragsluitende partij bij het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (CCAMLR), waaronder de verplichting om de door de CCAMLR-commissie vastgestelde maatregelen toe te passen, moeten de door die commissie voor het seizoen 2005‐2006 goedgekeurde TAC’s en de overeenkomstige periodes in acht worden genomen.

  35. Tijdens haar 24e jaarlijkse vergadering van 2005 heeft de CCAMLR vangstbeperkingen vastgesteld voor bestanden die mogen worden bevist door traditionele vissers uit alle landen die zijn aangesloten bij de CCAMLR. De CCAMLR heeft ook ingestemd met de deelname van vaartuigen van de Gemeenschap aan de experimentele visserij op Dissostichus spp. in de FAO-deelgebieden 88.1 en 88.2 en in de sectoren 58.4.1, 58.4.2, 58.4.3a) en 58.4.3b), en heeft voor de betrokken visserijactiviteiten vangst- en bijvangstbeperkingen vastgesteld, evenals bepaalde specifieke technische maatregelen. Deze beperkingen en technische maatregelen moeten ook worden toegepast.

  36. Om het inkomen van de vissers in de Gemeenschap veilig te stellen, om te vermijden dat hulpbronnen in gevaar worden gebracht en om mogelijke problemen door het verstrijken van Verordening nr. 27/2005 van de Raad van 22 december 2004 tot vaststelling, voor 2005, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften(24) te voorkomen, is het van essentieel belang dat deze visgronden op 1 januari 2006 worden opengesteld en dat in januari 2006 sommige voorschriften van de genoemde verordening van kracht blijven. Gezien de urgentie van deze kwestie moet een uitzondering worden gemaakt op de periode van zes weken, als bedoeld in punt I.3 van het Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Bij deze verordening worden voor het jaar 2006 de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden vastgesteld, alsmede de bij de visserij in acht te nemen voorschriften.

Voor januari 2007 worden bovendien bepaalde beperkingen van de visserij-inspanning en visserijvoorschriften vastgesteld en voor bepaalde Antarctische bestanden worden de vangstmogelijkheden en de specifieke voorschriften vastgesteld voor de in bijlage IE vermelde perioden.

1.

Tenzij anders bepaald, is deze verordening van toepassing op:

  1. vissersvaartuigen van de Gemeenschap, (hierna „vaartuigen van de Gemeenschap” te noemen), en

  2. vissersvaartuigen die de vlag voeren van en geregistreerd staan in een derde land (hierna „vaartuigen van derde landen” te noemen), in wateren van de Gemeenschap (hierna „EG-wateren” te noemen).

2.

In afwijking van lid 1 is deze verordening niet van toepassing op visserijactiviteiten die uitsluitend worden uitgeoefend ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek dat wordt uitgevoerd met toestemming en onder het gezag van de betrokken lidstaat en waarvan de Commissie en de lidstaat in de wateren waarvan het onderzoek plaatsvindt, tevoren in kennis zijn gesteld.

Voor de toepassing van deze verordening gelden naast de in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 vastgestelde definities de volgende definities:

  1. „totaal toegestane vangsten” (TAC): de hoeveelheden die elk jaar van elk bestand mogen worden gevangen;

  2. „quotum”: een vast aandeel van de aan de Gemeenschap, de lidstaten, of derde landen toegewezen TAC;

  3. „internationale wateren”: wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van enige staat vallen;

  4. „het gereglementeerde gebied van de NAFO”: het deel van het onder het Verdrag betreffende de visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO-verdrag) vallende gebied waarover de kuststaten geen soevereiniteitsrechten of jurisdictie uitoefenen;

  5. het „Skagerrak”: het gebied dat in het westen wordt begrensd door een lijn van de vuurtoren van Hanstholm naar die van Lindesnes, en in het zuiden door een lijn van de vuurtoren van Skagen naar die van Tistlarna en vandaar naar het dichtstbij gelegen punt op de Zweedse kust;

  6. het „Kattegat”: het gebied dat in het noorden wordt begrensd door een lijn van de vuurtoren van Skagen naar die van Tistlarna en vandaar naar het dichtstbij gelegen punt op de Zweedse kust, en in het zuiden door een lijn van Kaap Hasenøre naar Kaap Gniben, van Korshage naar Spodsbjerg en van Kaap Gilbjerg naar Kullen;

  7. „Golf van Cadiz”: het gebied van ICES-sector IXa ten oosten van 7o23′48″ WL.

Voor de toepassing van deze verordening geldt de volgende afbakening van de visserijzones:

  1. voor de zones van de ICES (Internationale Raad voor het onderzoek van de zee, International Council for the Exploration of the Sea): de afbakening van Verordening (EEG) nr. 3880/91. De toevoeging „EG‐wateren” aan een zone betekent dat alleen de EG‐wateren van die zone worden bedoeld;

  2. voor de zones van de CECAF (Visserijcomité voor de centraal-oostelijke Atlantische Oceaan, Fishery Committee for the Eastern Central Atlantic, of FAO-gebied 34): de afbakening van Verordening (EG) nr. 2597/95 van de Raad van 23 oktober 1995 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten in bepaalde gebieden buiten de Noord-Atlantische Oceaan(25);

  3. voor de zones van de NAFO (Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan, Northwest Atlantic Fisheries Organisation): de afbakening van Verordening (EEG) nr. 2018/93 van de Raad van 30 juni 1993 inzake de indiening van statistieken van de vangsten en de visserijactiviteit van de lidstaten die in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan vissen(26);

  4. voor de zones van de CCAMLR (Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren, Convention for the Conservation of Antarctic Marine Living Resources): de afbakening van Verordening (EG) nr. 601/2004.

Artikel 1 Onderwerp

Bij deze verordening worden voor het jaar 2006 de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden vastgesteld, alsmede de bij de visserij in acht te nemen voorschriften.

Voor januari 2007 worden bovendien bepaalde beperkingen van de visserij-inspanning en visserijvoorschriften vastgesteld en voor bepaalde Antarctische bestanden worden de vangstmogelijkheden en de specifieke voorschriften vastgesteld voor de in bijlage IE vermelde perioden.

Artikel 2 Toepassingsgebied

1.

Tenzij anders bepaald, is deze verordening van toepassing op:

  1. vissersvaartuigen van de Gemeenschap, (hierna „vaartuigen van de Gemeenschap” te noemen), en

  2. vissersvaartuigen die de vlag voeren van en geregistreerd staan in een derde land (hierna „vaartuigen van derde landen” te noemen), in wateren van de Gemeenschap (hierna „EG-wateren” te noemen).

2.

In afwijking van lid 1 is deze verordening niet van toepassing op visserijactiviteiten die uitsluitend worden uitgeoefend ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek dat wordt uitgevoerd met toestemming en onder het gezag van de betrokken lidstaat en waarvan de Commissie en de lidstaat in de wateren waarvan het onderzoek plaatsvindt, tevoren in kennis zijn gesteld.

Artikel 3 Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden naast de in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 vastgestelde definities de volgende definities:

  1. „totaal toegestane vangsten” (TAC): de hoeveelheden die elk jaar van elk bestand mogen worden gevangen;

  2. „quotum”: een vast aandeel van de aan de Gemeenschap, de lidstaten, of derde landen toegewezen TAC;

  3. „internationale wateren”: wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van enige staat vallen;

  4. „het gereglementeerde gebied van de NAFO”: het deel van het onder het Verdrag betreffende de visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO-verdrag) vallende gebied waarover de kuststaten geen soevereiniteitsrechten of jurisdictie uitoefenen;

  5. het „Skagerrak”: het gebied dat in het westen wordt begrensd door een lijn van de vuurtoren van Hanstholm naar die van Lindesnes, en in het zuiden door een lijn van de vuurtoren van Skagen naar die van Tistlarna en vandaar naar het dichtstbij gelegen punt op de Zweedse kust;

  6. het „Kattegat”: het gebied dat in het noorden wordt begrensd door een lijn van de vuurtoren van Skagen naar die van Tistlarna en vandaar naar het dichtstbij gelegen punt op de Zweedse kust, en in het zuiden door een lijn van Kaap Hasenøre naar Kaap Gniben, van Korshage naar Spodsbjerg en van Kaap Gilbjerg naar Kullen;

  7. „Golf van Cadiz”: het gebied van ICES-sector IXa ten oosten van 7o23′48″ WL.

Artikel 4 Visserijzones

HOOFDSTUK II VANGSTMOGELIJKHEDEN EN VISSERIJVOORSCHRIFTEN VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP

Artikel 5 Vangstbeperkingen en toewijzingen

Artikel 6 Bijzondere bepalingen inzake toewijzingen

Artikel 7 Beperkingen van de visserij‐inspanning en daaraan verbonden voorwaarden voor het beheer van bestanden

Artikel 8 Voorwaarden voor de aanvoer van vangsten en bijvangsten

Artikel 9 Ongesorteerde aanvoer in ICES‐deelgebied IV en ICES‐sectoren IIa (EG‐wateren), IIIa en VIId

Artikel 10 Toegangsbeperkingen

Artikel 11 Overgangsmaatregelen op technisch en controlegebied

HOOFDSTUK III VANGSTBEPERKINGEN EN DAARAAN VERBONDEN VOORWAARDEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN

Artikel 12 Overgangsmaatregelen op technisch en controlegebied

Artikel 13 Toestemming

Artikel 14 Geografische beperkingen

Artikel 15 Doorvaart door de wateren van de Gemeenschap

Artikel 16 Voorwaarden voor de aanvoer van vangsten en bijvangsten

HOOFDSTUK IV VERGUNNINGSVOORSCHRIFTEN VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP

Artikel 17 Vergunningen en vergunningsvoorwaarden

Artikel 18 Faeröer

HOOFDSTUK V VERGUNNINGSREGELINGEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN

Artikel 19 Verplichtingen inzake visvergunningen en speciale visdocumenten

Artikel 20 Aanvragen om visvergunningen en speciale visdocumenten

Artikel 21 Aantal visvergunningen

Artikel 22 Annulering en intrekking

Artikel 23 Niet-naleving

Artikel 24 Verplichtingen voor de vergunninghouder

Artikel 25 Bijzondere bepalingen betreffende het Franse departement Guyana

HOOFDSTUK VI BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR DE VISSERIJ DOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP IN HET GEREGLEMENTEERDE GEBIED VAN DE NAFO

DEEL 1 Deelname van de Gemeenschap

Artikel 26 Lijst van vaartuigen

DEEL 2 Technische maatregelen

Artikel 27 Maaswijdte van de netten

Artikel 28 Voorzieningen aan netten

Artikel 29 Bijvangsten

Artikel 30 Minimummaat van de vis

DEEL 3 Controlemaatregelen

Artikel 31 Etikettering en gescheiden opslag

Artikel 32 Visserij- en productielogboeken en opslagplattegrond

Artikel 33 Netten aan boord

Artikel 34 Overlading

Artikel 35 Charteren van vaartuigen van de Gemeenschap

Artikel 36 Toezicht op de visserij-inspanning

DEEL 4 Speciale voorschriften voor het verzamelen van gegevens

Artikel 37 Het verzamelen van gegevens

DEEL 5 Bijzondere bepalingen voor Noordse garnaal

Artikel 38 Visserij op Noordse garnaal

DEEL 6 Bijzondere bepalingen voor roodbaars

Artikel 39 Visserij op roodbaars

HOOFDSTUK VII BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR DE VISSERIJ DOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP IN HET CCAMLR-GEBIED

DEEL 1 Beperkingen en vereisten inzake vaartuiggegevens

Artikel 40 Verboden en vangstbeperkingen

Artikel 41 Vereiste mededelingen inzake vaartuigen met een vergunning om in het CCAMLR-gebied te vissen

DEEL 2 Experimentele visserij

Artikel 42 Deelname aan experimentele visserij

Artikel 43 Meldingsregelingen

Artikel 44 Bijzondere vereisten

Artikel 45 Definitie van een uitzetting

Artikel 46 Onderzoeksplannen

Artikel 47 Gegevensverzamelingsplannen

Artikel 48 Merkprogramma

Artikel 49 Wetenschappelijke waarnemers

HOOFDSTUK VIII SLOTBEPALINGEN

Artikel 50 Gegevensoverdracht

Artikel 51 Inwerkingtreding

BIJLAGE IVANGSTMOGELIJKHEDEN, PER SOORT EN PER GEBIED (IN TON LEVEND GEWICHT, TENZIJ ANDERS VERMELD), VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP IN GEBIEDEN MET VANGSTBEPERKINGEN EN VOOR VAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN IN DE WATEREN VAN DE GEMEENSCHAP

BIJLAGE I ASKAGERRAK, KATTEGAT, NOORDZEE, EN WESTELIJKE WATEREN VAN DE GEMEENSCHAP, ICES-gebieden Vb (EG-wateren), VI, VII, VIII, IX en X, CEGAF (EG-wateren) en Frans Guyana

BIJLAGE I BNOORDOOSTELIJKE ATLANTISCHE OCEAAN EN GROENLANDICES-gebieden I, II, IIIa, IV, V, XII, XIV en NAFO 0, 1 (wateren van Groenland)

BIJLAGE I CNOORDWESTELIJKE ATLANTISCHE OCEAAN (NAFO-gebied)

BIJLAGE I DOVER GROTE AFSTANDEN TREKKENDE SOORTEN — Alle gebieden

BIJLAGE I EANTARCTISCH GEBIEDCCAMLR-gebied

BIJLAGE II

BIJLAGE IIAVISSERIJ-INSPANNING VOOR VAARTUIGEN IN HET KADER VAN HET HERSTEL VAN BEPAALDE BESTANDEN

Aanhangsel 1 van bijlage IIA

Aanhangsel 2 van bijlage II A

Aanhangsel 3 van bijlage II A

BIJLAGE II BVISSERIJ-INSPANNING VOOR VAARTUIGEN IN HET KADER VAN HET HERSTEL VAN BEPAALDE ZUIDELIJKE HEEKBESTANDEN EN NEPHROPSBESTANDEN

BIJLAGE II CVISSERIJ-INSPANNING VOOR VAARTUIGEN IN HET KADER VAN HET HERSTEL VAN HET TONGBESTAND IN HET WESTELIJKE KANAAL

BIJLAGE II DVISSERIJ-INSPANNING VAN VAARTUIGEN DIE VISSEN OP ZANDSPIERING IN DEELGEBIED IV EN SECTOREN IIA EN IIIA

BIJLAGE IIIOVERGANGSMAATREGELEN: TECHNISCHE EN CONTROLEMAATREGELEN

Aanhangsel 1 van bijlage IIIGESLEEPT VISTUIG: Skagerrak en KattegatMaaswijdten, doelsoorten en vereiste vangstpercentages die van toepassing zijn bij het gebruik van één enkele maaswijdte

Aanhangsel 2 van bijlage IIIVoorschriften voor het sorteerrooster bij de trawlvisserij met een maaswijdte van 70 mm in Skagerrak en Kattegat

Aanhangsel 3 van bijlage IIIVoorschriften voor de visserij met bepaalde soorten gesleept vistuig toegestaan in ICES-deelgebieden III, IV, V, VI en VII en in ICES-sectoren VIII a, b, c, e

Aanhangsel 4 van bijlage IIIDoor de NEAFC bevestigde lijst van vaartuigen die illegale,niet-aangegeven of niet-gereglementeerde visserij bedrijven

BIJLAGE IV

BIJLAGE V

BIJLAGE VIINHOUD VAN DE BERICHTEN AAN DE COMMISSIE EN TRANSMISSIESPECIFICATIES

BIJLAGE VIILIJST VAN SOORTEN

BIJLAGE VIII

BIJLAGE IXBEVESTIGING VAN DE KLOSSENPEES MET „TOGGLE CHAINS” BIJ GARNALENTRAWLERS: NAFO-GEBIED

BIJLAGE X

BIJLAGE XIVANGSTREGISTRATIE (LOGBOEKGEGEVENS)

BIJLAGE XIINAFO-GEBIED

BIJLAGE XIII

BIJLAGE XIVVANGST- EN BIJVANGSTBEPERKINGEN VOOR NIEUWE EN EXPERIMENTELE VISSERIJACTIVITEITEN IN HET CCAMLR-GEBIED IN 2005-2006