Verordening (EG) nr. 1168/2006 van de Commissie van 31 juli 2006 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft een communautaire doelstelling voor het verminderen van de prevalentie van bepaalde serotypen salmonella bij legkippen van Gallus gallus en tot wijziging van de Verordening (EG) nr. 1003/2005 (Voor de EER relevante tekst)
Verordening (EG) nr. 1168/2006 van de Commissie van 31 juli 2006 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft een communautaire doelstelling voor het verminderen van de prevalentie van bepaalde serotypen salmonella bij legkippen van Gallus gallus en tot wijziging van de Verordening (EG) nr. 1003/2005 (Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers(1), en met name op artikel 4, lid 1, en artikel 13,
Overwegende hetgeen volgt:
Verordening (EG) nr. 2160/2003 is bedoeld om te waarborgen dat er adequate en doeltreffende maatregelen worden getroffen voor de detectie en de bestrijding van salmonella en andere zoönoseverwekkers in alle stadia van productie, verwerking en distributie, in het bijzonder op het niveau van de primaire productie, teneinde de prevalentie ervan en het risico voor de volksgezondheid te verminderen.
Krachtens Verordening (EG) nr. 2160/2003 moet een communautaire doelstelling worden vastgesteld voor het verminderen van de prevalentie van alle salmonella-serotypen die voor de volksgezondheid van belang zijn bij legkippen van Gallus gallus in het stadium van de primaire productie. Vermindering van die prevalentie is van belang gezien de strenge maatregelen die vanaf december 2009 overeenkomstig die verordening voor besmette koppels zullen gelden. Met name mogen eieren afkomstig van een koppel met onbekende salmonellastatus waarvan wordt vermoed dat zij besmet zijn, of van een besmet koppel, alleen voor menselijke consumptie worden gebruikt indien zij overeenkomstig de communautaire wetgeving inzake levensmiddelenhygiëne een behandeling hebben ondergaan waarbij de uitschakeling van alle salmonellaserotypen die van belang zijn voor de volksgezondheid, gegarandeerd is.
Volgens Verordening (EG) nr. 2160/2003 moet de communautaire doelstelling ten minste bestaan uit een numerieke uitdrukking van het maximumpercentage epidemiologische eenheden dat positief blijft en/of het minimumpercentage waarmee het aantal positief blijvende epidemiologische eenheden moet worden verminderd, de maximumtermijn voor het verwezenlijken van de doelstelling en de definitie van de nodige testschema's om na te gaan of de doelstelling is verwezenlijkt. Verder moet indien van toepassing een definitie worden gegeven van de serotypen die voor de volksgezondheid van belang zijn.
Om de communautaire doelstelling te kunnen vaststellen moeten er vergelijkbare gegevens over de prevalentie van de betrokken salmonellaserotypen bij legkippen van Gallus gallus in de lidstaten zijn verzameld overeenkomstig Beschikking 2004/665/EG van de Commissie van 22 september 2004 betreffende een basisstudie naar de prevalentie van Salmonella bij legkoppels van Gallus gallus(2).
Volgens Verordening (EG) nr. 2160/2003 moet de communautaire doelstelling voor legkippen voor een overgangsperiode van drie jaar betrekking hebben op Salmonella Enteritidis en Salmonella Typhimurium.
Om na te gaan of de communautaire doelstelling gehaald is, moeten de koppels een aantal malen worden bemonsterd.
Overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EG) nr. 2160/2003 is de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) over de vaststelling van de communautaire doelstelling voor legkippen van Gallus gallus geraadpleegd.
Sinds de vaststelling van Verordening (EG) nr. 1003/2005 van de Commissie van 30 juni 2005 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft een communautaire doelstelling voor het verminderen van de prevalentie van bepaalde serotypen salmonella bij vermeerderingskoppels van Gallus gallus en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2160/2003 zijn er alternatieve analysemethoden ontwikkeld en gevalideerd. Bovendien moeten de bij legkoppels gevonden salmonellastammen worden bewaard met het oog op faagtypering en bepaling van de antimicrobiële gevoeligheid op een later tijdstip. Verordening (EG) nr. 1003/2005 moet dus dienovereenkomstig worden gewijzigd.
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1 Communautaire doelstelling
De in artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2160/2003 bedoelde communautaire doelstelling voor de vermindering van Salmonella Enteritidis en Salmonella Typhimurium bij volwassen legkippen van Gallus gallus (hierna „de communautaire doelstelling” genoemd) houdt het volgende in:
het aantal positieve koppels legkippen daalt elk jaar minimaal met:
10 % als de prevalentie het jaar daarvoor minder dan 10 % was;
20 % als de prevalentie het jaar daarvoor tussen 10 en 19 % lag;
30 % als de prevalentie het jaar daarvoor tussen 20 en 39 % lag;
40 % als de prevalentie het jaar daarvoor 40 % of meer was,
of
het maximumpercentage daalt tot 2 % of minder; in lidstaten met minder dan 50 koppels volwassen legkippen mag echter hooguit nog één koppel positief zijn.
De doelstelling moet in 2008 voor het eerst worden verwezenlijkt, hetgeen moet blijken uit het toezicht dat aan het begin van dat jaar van start gaat. Wat de doelstelling voor 2008 betreft, dienen de resultaten van de basisstudie overeenkomstig artikel 1, lid 1, van Beschikking 2004/665/EG voor de toepassing van dit artikel als uitgangspunt.
Het testschema om na te gaan in hoeverre de doelstelling is verwezenlijkt, wordt in de bijlage beschreven.
De voortgang wordt beoordeeld aan de hand van de resultaten van drie achtereenvolgende jaren.
Voor zover niet in de bijlage beschreven, gelden de in artikel 5 van Beschikking 2004/665/EG technische specificaties als aanbevelingen voor de uitvoering van dit punt in de nationale bestrijdingsprogramma's.
Aan de hand van de ervaring die tijdens het eerste jaar van de in artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2160/2003 bedoelde nationale bestrijdingsprogramma's wordt opgedaan, gaat de Commissie na of het testschema in de bijlage herzien moet worden.
Artikel 2 Wijziging van Verordening (EG) nr. 1003/2005
In de bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1003/2005 worden de volgende punten 3.4 en 3.5 ingevoegd:
Alternatieve methoden
Voor monsters die op initiatief van de exploitant genomen zijn, mogen de in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad(*) bedoelde analysemethoden worden gebruikt in plaats van de in de punten 3.1 tot en met 3.3 beschreven methoden voor monstervoorbereiding, detectie en serotypering, mits zij overeenkomstig de norm EN-ISO 16140:2003 gevalideerd zijn.
Opslag van stammen
Als minimum worden de in het kader van de officiële controle geïsoleerde stammen opgeslagen om op een later tijdstip gefaagtypeerd of op hun antimicrobiële gevoeligheid getest te worden, onder gebruikmaking van de gangbare methoden voor kweekverzameling, waarbij de integriteit van de stammen gedurende ten minste twee jaar wordt gegarandeerd.
Artikel 3 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing vanaf 1 augustus 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 31 juli 2006.
Voor de Commissie
Markos Kyprianou
Lid van de Commissie