Home

Beschikking nr. 574/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 tot instelling van het Buitengrenzenfonds voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma „Solidariteit en beheer van de migratiestromen”

Beschikking nr. 574/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 tot instelling van het Buitengrenzenfonds voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma „Solidariteit en beheer van de migratiestromen”

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 62, punt 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's(2),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Alle lidstaten dragen in het kader van gemeenschappelijke regels bij aan een hoog en uniform niveau van personencontroles en bewaking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, maar sommige lidstaten dragen een zwaardere last dan andere.

  2. Dit verschil in lasten is het gevolg van de verschillende situaties in de lidstaten ten aanzien van de geografie van hun buitengrenzen, het aantal aangewezen en functionerende grensdoorlaatposten, de migratiedruk, zowel van de legale als van de illegale migratie, de risico's en bedreigingen en tenslotte de werkdruk van de nationale diensten voor de behandeling van visumaanvragen en de afgifte van visa.

  3. Lastenverdeling tussen de lidstaten en de Europese Unie bij het beheer van de buitengrenzen is een van de vijf componenten van het gemeenschappelijk beleid voor het beheer van de buitengrenzen dat de Commissie heeft voorgesteld in haar mededeling van 7 mei 2002„Naar een geïntegreerd beheer van de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie” en dat door de Raad is overgenomen in zijn „Plan voor het beheer van de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie” van 14 juni 2002.

  4. Met Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004 tot oprichting van een Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie(4) is een belangrijke stap gezet in de richting van de geleidelijke ontwikkeling van de praktische kant van het gemeenschappelijk geïntegreerd grensbeheer, maar voor de invoering van doeltreffende gemeenschappelijke normen voor de controle en bewaking van de buitengrenzen is een financieel solidariteitsinstrument nodig ter ondersteuning van de lidstaten die ten behoeve van de Gemeenschap een blijvende zware financiële last dragen.

  5. Het gemeenschappelijk geheel van wetgevingsinstrumenten, zoals gedefinieerd in met name Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode)(5) verlangt dat grenscontroles plaatsvinden die bijdragen aan de bestrijding van de illegale immigratie en de mensenhandel en aan het voorkomen van gevaar voor de binnenlandse veiligheid, en schrijft tegelijkertijd voor dat die grenscontroles zodanig worden uitgevoerd dat de menselijke waardigheid volledig wordt geëerbiedigd.

  6. Het Buitengrenzenfonds (hierna „het Fonds” genoemd) moet solidariteit vertalen in financiële bijstand aan de lidstaten die het Schengenacquis toepassen aan de buitengrenzen.

  7. Deze financiële bijstand moet een brug vormen met de financiële bijdragen die de Europese Unie tot nu toe verstrekte aan de lidstaten die op het moment van inwerkingtreding van deze beschikking nog niet alle bepalingen van het Schengenacquis toepassen, zonder echter louter een voortzetting te vormen van de acties die voorheen werden gefinancierd uit andere bronnen die onder de algemene begroting van de Europese Unie vallen. In dergelijke gevallen moet het fonds de betrokken lidstaten helpen bij de voorbereiding op de volledige toepassing, die, in overeenstemming met het Haags programma van 4 en 5 november 2004, zo spoedig mogelijk moet worden gerealiseerd.

  8. Bovendien moet het fonds rekening houden met bijzondere situaties, zoals de doorreis over land van onderdanen van derde landen die via het grondgebied van een of meer lidstaten tussen twee niet-aangrenzende delen van hun eigen land moeten reizen, niet alleen in het belang van de betrokken lidstaat of lidstaten, maar ook in het belang van alle lidstaten die de controles aan de binnengrenzen hebben afgeschaft. In dergelijke gevallen moeten de te financieren acties uitputtend worden beschreven en moeten de middelen worden toegewezen op basis van een feitelijke beoordeling van de behoeften voor deze acties.

  9. Om een uniforme, hoogwaardige buitengrenscontrole en een vlot grensverkeer te waarborgen dient het Fonds bij te dragen tot de ontwikkeling van een Europees gemeenschappelijk geïntegreerd grensbeheerssysteem, dat alle maatregelen omvat die in verband met beleid, wetgeving, systematische samenwerking, lastenverdeling, personeel, uitrusting en technologie op verschillende niveaus door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten worden genomen, indien nodig in samenwerking met andere actoren die onder meer gebruik maken van het op vier niveaus gebaseerde grensbeveiligingsmodel en de geïntegreerde risicoanalyse van de Europese Unie.

  10. Overeenkomstig het Protocol nr. 5 aan de Toetredingsakte van 2003(6) betreffende de doorreis van personen over land tussen de regio Kaliningrad en andere delen van de Russische Federatie draagt het Fonds de extra kosten voor de implementatie van de bijzondere bepaling van het acquis voor deze doorreis.

  11. Als aanvulling op de operationele samenwerking onder auspiciën van het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie opgericht bij Verordening (EG) nr. 2007/2004 („het Agentschap”) en naast de toewijzing van middelen aan de lidstaten, moet het Fonds eveneens voorzien in de mogelijkheid van een communautaire respons op zwakheden aan strategische grensposten door specifieke maatregelen ter remediëring van deze zwakheden mede te financieren, op basis van een jaarlijks daartoe uitgetrokken specifiek bedrag.

  12. Het Fonds moet ook bijstand verstrekken voor nationale maatregelen en samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van het visumbeleid en andere activiteiten die voorafgaan aan de controles aan de buitengrenzen. Het doeltreffend beheer van de activiteiten van de consulaire diensten van de lidstaten in derde landen is in het belang van het gemeenschappelijk visumbeleid, als onderdeel van een gelaagd systeem dat legaal reizen moet vergemakkelijken en illegale immigratie in de Europese Unie moet bestrijden, en vormt een integrerend deel van het Europees gemeenschappelijk geïntegreerd grensbeheerssysteem.

  13. Het doel en de werkingssfeer van het Fonds laten in geen geval de ondersteuning toe van maatregelen ten behoeve van gebieden en centra om mensen in derde landen op te vangen.

  14. Er moeten objectieve criteria worden vastgesteld voor de toewijzing van de jaarlijks beschikbare middelen aan de lidstaten. De criteria moeten worden uitgesplitst naar het type grens, met inachtneming van de stromen en het niveau van de dreiging aan de buitengrenzen van de lidstaten.

  15. De toepassing van deze criteria moet in 2010 worden geëvalueerd, zodat rekening kan worden gehouden met nieuwe omstandigheden, in het bijzonder die welke voortvloeien uit veranderingen aan de buitengrenzen zelf.

  16. Gezien de opdracht van het Agentschap om de lidstaten bij te staan bij de toepassing van de operationele aspecten van het buitengrensbeheer en om ervoor te zorgen dat deze opdracht en de verantwoordelijkheden van de lidstaten voor de controle en de bewaking van de buitengrenzen op elkaar aansluiten, moet het Agentschap door de Commissie worden geraadpleegd over de ontwerpmeerjarenprogramma's van de lidstaten en over de strategische richtsnoeren van de Commissie.

  17. Bovendien kan de Commissie het Agentschap vragen bij te dragen aan haar evaluatie van het effect van het fonds op de ontwikkeling van het beleid en de wetgeving op het gebied van de controle aan de buitengrenzen, de synergie tussen het fonds en de taken van het Agentschap en de geschiktheid van de criteria die gelden voor de verdeling van de middelen tussen de lidstaten in het licht van de doelstellingen die de Europese Unie op dit gebied nastreeft.

  18. Deze beschikking maakt deel uit van een coherent kader — met inbegrip van Beschikking nr. 573/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 tot instelling van het Europees Vluchtelingenfonds voor de periode 2008-2013 als onderdeel van het algemene programma „Solidariteit aan de buitengrenzen”(7), Beschikking nr. 575/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 tot instelling van het Europees Terugkeerfonds voor de periode 2008-2013 als onderdeel van het algemene programma „Solidariteit aan de buitengrenzen”(8), en Beschikking 2007/.../EG van de Raad van ... tot instelling van het Europees Fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma „Solidariteit aan de buitengrenzen”(9) — en dat gericht is op een eerlijke verdeling van de verantwoordelijkheden tussen de lidstaten, met name de financiële lasten die voortvloeien uit de invoering van een geïntegreerd beheer van de buitengrenzen van de Unie en uit het gemeenschappelijk asiel- en immigratiebeleid dat is ontwikkeld overeenkomstig titel IV van deel 3 van het Verdrag.

  19. Bijstand uit dit Fonds voor een lidstaat mag niet samenvallen met bijstand in het kader van een toekomstig tijdelijk instrument dat de begunstigde lidstaten moet helpen bij de financiering van acties aan nieuwe buitengrenzen van de Europese Unie met het oog op de uitvoering van het Schengenacquis en de controle van de buitengrenzen.

  20. De uit dit Fonds gefinancierde acties moeten in synergie zijn met die welke door de communautaire instrumenten voor externe bijstand worden gefinancierd en plaatsvinden in het kader van het beleid van de Europese Unie inzake externe betrekkingen, met name de strategie voor de externe aspecten van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht.

  21. De steun uit het Fonds zal doeltreffender en doelgerichter zijn indien de medefinanciering van subsidiabele acties gebaseerd wordt op strategische meerjarenprogrammering die elke lidstaat in samenspraak met de Commissie opstelt.

  22. Op basis van strategische richtsnoeren die door de Commissie worden vastgesteld, dienen de lidstaten, uitgaande van hun specifieke situatie en behoeften, een meerjarig programmeringsdocument met een ontwikkelingsstrategie op te stellen dat het kader moet vormen voor de uitvoering van de maatregelen die in de jaarprogramma's zullen worden opgesomd.

  23. In het kader van het gedeelde beheer zoals bedoeld in artikel 53, lid 1, onder b), van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(10) (hierna het „Financieel Reglement” genoemd), moeten de voorwaarden waaronder de Commissie haar verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie kan uitoefenen, worden vastgesteld en de samenwerkingsverplichtingen van de lidstaten worden verduidelijkt. Door deze voorwaarden toe te passen, kan de Commissie zich ervan vergewissen dat de lidstaten het Fonds op een wettige en correcte manier gebruiken volgens het beginsel van goed financieel beheer in de zin van artikel 27 en artikel 48, lid 2, van het Financieel Reglement.

  24. De lidstaten dienen de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat het beheers- en controlesysteem goed werkt en om de kwaliteit van de uitvoering te verzekeren. Daartoe moet worden vastgesteld welke algemene beginselen en functies in alle programma's moeten zijn terug te vinden.

  25. Doordat het Fonds steun kan verlenen aan nationale maatregelen van een lidstaat ter uitvoering van de Schengenbepalingen, gaande van controle van de buitengrenzen tot visumbeleid, kan op verschillende niveaus en plaatsen meer dan één instantie van elke betrokken lidstaat hierbij betrokken zijn. Derhalve moeten de lidstaten verscheidene certificerings- en controle-instanties of instanties waaraan taken worden gedelegeerd kunnen aanwijzen, op voorwaarde dat er een duidelijke toewijzing van functies aan elke van deze instanties is.

  26. Overeenkomstig het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel zijn in de eerste plaats de lidstaten verantwoordelijk voor de uitvoering van en de controle op de bijstandsverlening door het Fonds.

  27. De verplichtingen van de lidstaten op het gebied van de beheers- en controlesystemen, de certificering van de uitgaven en de preventie, opsporing en correctie van onregelmatigheden en inbreuken op het Gemeenschapsrecht moeten nader worden geregeld om ervoor te zorgen dat de meerjaren- en de jaarprogramma's efficiënt en correct worden uitgevoerd. Voor het beheer en de controle moet worden vastgesteld op welke manier de lidstaten ervoor zorgen dat de betrokken systemen worden ingevoerd en naar tevredenheid werken.

  28. Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie inzake financiële controle dient de samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten op dit gebied te worden aangemoedigd.

  29. De doeltreffendheid en het effect van de acties die met geld uit het Fonds worden ondersteund, hangen mede af van de evaluatie en van de verspreiding van de resultaten. Er moet formeel worden geregeld welke verantwoordelijkheden de lidstaten en de Commissie op dit gebied hebben en hoe de betrouwbaarheid van de evaluaties en de kwaliteit van de desbetreffende informatie worden gewaarborgd.

  30. De acties dienen te worden geëvalueerd met het oog op de tussentijdse herziening en effectbeoordeling, en in de regelingen voor het volgen van projecten dient evaluatie een vast onderdeel te zijn.

  31. Het belang van de zichtbaarheid van de financiering door de Gemeenschap indachtig, dient de Commissie richtsnoeren te verstrekken om te bevorderen dat autoriteiten, niet-gouvernementele organisaties, internationale organisaties en andere entiteiten die een subsidie uit dit Fonds krijgen, de ontvangen steun terdege erkennen, rekening houdend met de praktijk voor andere instrumenten in het kader van gezamenlijk beheer, zoals de Structuurfondsen.

  32. Deze beschikking stelt voor de gehele duur van het programma de financiële middelen vast die in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt vormen in de zin van punt 37 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer(11).

  33. Aangezien de doelstelling van deze beschikking, namelijk het financieel ondersteunen van de invoering van een Europees gemeenschappelijk geïntegreerd grensbeheersysteem, dat onder andere het beheer omvat van de activiteiten van de consulaire en andere diensten van de lidstaten in derde landen met betrekking tot de stromen van onderdanen van derde landen naar het grondgebied van de lidstaten, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve, vanwege de omvang en de gevolgen van het optreden, beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze beschikking niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

  34. De voor de uitvoering van deze beschikking vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(12).

  35. Daar de maatregelvan deze beschikking houdende vaststelling van strategische richtsnoeren een maatregel van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze beschikking, onder meer door bepaalde van deze onderdelen te schrappen of door deze beschikking met nieuwe niet-essentiële onderdelen aan te vullen, moet hij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG vastgestelde regelgevingsprocedure met toetsing. Om redenen van doeltreffendheid moeten de normaal voor de regelgevingsprocedure met toetsing toepasselijke termijnen worden ingekort.

  36. Voor de tijdige uitvoering van het Fonds, dienen sommige bepalingen van deze beschikking met ingang van 1 januari 2007 van toepassing te zijn.

  37. Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze beschikking een ontwikkeling van het Schengenacquis die valt onder de in artikel 1, punten A en B, van Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie met de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de verdere ontwikkeling van het Schengenacquis(13).

  38. Er dient een regeling te worden getroffen op grond waarvan vertegenwoordigers van IJsland en Noorwegen kunnen worden betrokken bij het werk van de comités die de Commissie bijstaan bij de uitoefening van haar uitvoerende taken. Een dergelijke regeling is aan de orde gesteld in de Overeenkomst in de vorm van briefwisseling tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen over de comités die de Commissie van de Europese Gemeenschappen bijstaan bij de uitoefening van haar uitvoerende taken(14), die aan de overeenkomst bedoeld in overweging 37, is gehecht.

  39. Wat Zwitserland betreft, vormt deze beschikking een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de overeenkomst die de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat hebben gesloten inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder A, van Besluit 1999/437/EG juncto artikel 4, lid 1, van Besluit 2004/860/EG van de Raad(15) betreffende de ondertekening van de overeenkomst namens de Europese Gemeenschap en de voorlopige toepassing van een aantal bepalingen van deze overeenkomst.

  40. Er dient een regeling worden getroffen op grond waarvan vertegenwoordigers van Zwitserland kunnen worden betrokken bij het werk van de comités die de Commissie bijstaan in de uitoefening van haar uitvoeringsbevoegdheden. Een dergelijke regeling is aan de orde gesteld in een briefwisseling tussen de Gemeenschap en Zwitserland, die aan de bovengenoemde overeenkomst is gehecht.

  41. De aanvullende regels die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van dit instrument, dienen te worden vastgelegd in een overeenkomst tussen de Gemeenschap en IJsland, Noorwegen en Zwitserland.

  42. Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte protocol betreffende de positie van Denemarken, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze beschikking; deze beschikking is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing in Denemarken. Aangezien deze beschikking voortbouwt op het Schengenacquis overeenkomstig de bepalingen van het derde deel van titel IV van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, moet Denemarken overeenkomstig artikel 5 van het hierboven genoemde protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad deze beschikking heeft vastgesteld, beslissen of het deze in zijn nationale wetgeving zal omzetten.

  43. Deze beschikking vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis(16) en het daarop volgende Besluit 2004/926/EG van de Raad van 22 december 2004 betreffende de toepassing door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland van de bepalingen van het Schengenacquis(17). Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze beschikking en deze is niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaat.

  44. Deze beschikking vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis(18). Ierland neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze beschikking en deze is niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaat.

  45. Overeenkomstig artikel 67, lid 2, tweede streepje, van het Verdrag, is de in artikel 251 van het Verdrag genoemde procedure bij Besluit 2004/927/EG van de Raad van 22 december 2004 betreffende de toepassing van de procedure zoals vastgelegd in artikel 251 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op sommige gebieden die onder titel IV van het derde deel van dat Verdrag vallen(19), van toepassing gemaakt op de gebieden als bedoeld in artikel 62, punt 1, punt 2, onder a), en punt 3, en artikel 63, punt 2, onder b), en punt 3, onder b), van het Verdrag,

HEBBEN DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I ONDERWERP, DOELSTELLINGEN EN ACTIES

Artikel 1 Onderwerp en werkingssfeer

Om de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid te versterken en met het oog op de toepassing van het solidariteitsbeginsel tussen de lidstaten, wordt bij deze beschikking voor de periode van 1 januari 2007 tot 31 december 2013 het Buitengrenzenfonds (hierna „het Fonds” genoemd) opgericht, als onderdeel van een coherent kader dat ook de Beschikking nr. 573/2007/EG, Beschikking nr. 575/2007/EG en Beschikking 2007/.../EG, omvat.

Bij deze beschikking wordt vastgesteld tot welke doelstellingen het Fonds bijdraagt, hoe uitvoering wordt gegeven aan het Fonds, welke financiële middelen beschikbaar zijn en volgens welke criteria deze verdeeld worden.

Daarnaast worden de regels voor het beheer van het Fonds, ook op financieel gebied, en de toezicht- en controlemechanismen vastgesteld, uitgaande van gedeelde verantwoordelijkheden van de Commissie en de lidstaten.

Artikel 2 Definities

In deze beschikking wordt verstaan onder:

  1. „buitengrenzen”: de landgrenzen van de lidstaten, inclusief de rivier- en meergrenzen en de zeegrenzen, alsmede hun luchthavens, rivierhavens, zeehavens en meerhavens waarop de bepalingen van het Gemeenschapsrecht betreffende de overschrijding van de buitengrenzen van toepassing zijn, ongeacht of deze grenzen al dan niet tijdelijk zijn;

  2. „tijdelijke buitengrenzen”:

    1. de gemeenschappelijke grens van een lidstaat die het Schengenacquis volledig ten uitvoer legt en een lidstaat die het Schengenacquis overeenkomstig zijn respectievelijk toetredingsakte volledig moet toepassen, maar waarvoor het relevante besluit van de Raad op grond waarvan die staat wordt toegestaan dit acquis volledig toe te passen, nog niet in werking is getreden;

    2. de gemeenschappelijke grens tussen twee lidstaten die het Schengenacquis overeenkomstig hun respectieve toetredingsakte volledig moeten toepassen, maar waarvoor het relevante besluit van de Raad uit hoofde waarvan hen wordt toegestaan dit acquis volledig toe te passen, nog niet in werking is getreden;

  3. „grensdoorlaatposten”: de doorlaatposten die door de inzake het overschrijden van de buitengrenzen bevoegde autoriteiten zijn erkend, zoals daarvan kennis is gegeven overeenkomstig artikel 34, lid 2, van Verordening (EG) nr. 562/2006;

  4. „agentschap”: het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, dat is opgericht bij Verordening (EG) nr. 2007/2004.

Artikel 3 Algemene doelstellingen van het Fonds

1.

Het Fonds draagt bij tot de verwezenlijking van de volgende doelstellingen:

  1. de efficiënte organisatie van de opdrachten inzake controle en bewaking van de buitengrenzen;

  2. het doeltreffend beheer door de lidstaten van de personenstromen aan de buitengrenzen, enerzijds om een hoog beschermingsniveau aan de buitengrenzen te waarborgen, en anderzijds om te zorgen voor de vlotte overschrijding van de buitengrenzen, overeenkomstig het Schengenacquis, en de beginselen van een respectvolle en waardige behandeling;

  3. de eenvormige toepassing, door grenswachten, van de bepalingen van het Gemeenschapsrecht betreffende de overschrijding van de buitengrenzen, met name Verordening (EG) nr. 562/2006;

  4. de verbetering van het beheer van de activiteiten van de consulaire en andere diensten van de lidstaten in derde landen met betrekking tot de stromen van onderdanen van derde landen naar het grondgebied van de lidstaten en van de samenwerking tussen de lidstaten op dit gebied.

2.

Het Fonds draagt bij aan de financiering van technische bijstand op initiatief van de lidstaten of van de Commissie.

Artikel 4 Specifieke doelstellingen van het Fonds

Artikel 5 Subsidiabele acties in de lidstaten

Artikel 6 Bijzondere doorreisregeling

Artikel 7 Communautaire acties

HOOFDSTUK II BEGINSELEN VAN BIJSTANDSVERLENING

Artikel 8 Complementariteit, samenhang en conformiteit

Artikel 9 Programmering

Artikel 10 Subsidiaire en evenredige bijstandsverlening

Artikel 11 Uitvoering

Artikel 12 Partnerschap

HOOFDSTUK III FINANCIEEL KADER

Artikel 13 Totale middelen

Artikel 14 Jaarlijkse verdeling van de middelen voor subsidiabele acties in de lidstaten

Artikel 15 Risicoanalyse door het Agentschap ten behoeve van de jaarlijkse verdeling van de middelen

Artikel 16 Financieringsstructuur

Artikel 17 Technische bijstand op initiatief van de Commissie

Artikel 18 Technische bijstand op initiatief van een lidstaat

Artikel 19 Specifieke acties

HOOFDSTUK IV PROGRAMMERING

Artikel 20 Vaststelling van strategische richtsnoeren

Artikel 21 Opstelling en goedkeuring van de nationale meerjarenprogramma's

Artikel 22 Herziening van meerjarenprogramma's

Artikel 23 Jaarprogramma's

Artikel 24 Tussentijdse herziening van het meerjarenprogramma

HOOFDSTUK V BEHEERS- EN CONTROLESYSTEMEN

Artikel 25 Uitvoering

Artikel 26 Algemene beginselen van de beheers- en controlesystemen

Artikel 27 Aanwijzing van instanties

Artikel 28 Verantwoordelijke instantie

Artikel 29 Taken van de verantwoordelijke instantie

Artikel 30 Delegatie van taken door de verantwoordelijke instantie

Artikel 31 Certificeringsinstantie

Artikel 32 Auditinstantie

HOOFDSTUK VI VERANTWOORDELIJKHEDEN EN CONTROLES

Artikel 33 Verantwoordelijkheden van de lidstaten

Artikel 34 Beheers- en controlesystemen

Artikel 35 Verantwoordelijkheden van de Commissie

Artikel 36 Samenwerking met de auditinstanties van de lidstaten

HOOFDSTUK VII FINANCIEEL BEHEER

Artikel 37 Subsidiabiliteit — uitgavendeclaraties

Artikel 38 Volledigheid van de betalingen aan de eindbegunstigden

Artikel 39 Gebruik van de euro

Artikel 40 Vastleggingen

Artikel 41 Betalingen — Voorfinanciering

Artikel 42 Saldobetaling

Artikel 43 Uitstel van betalingen

Artikel 44 Opschorting van betalingen

Artikel 45 Bewaring van documenten

HOOFDSTUK VIII FINANCIËLE CORRECTIES

Artikel 46 Financiële correcties door de lidstaten

Artikel 47 Audits en financiële correcties door de Commissie

Artikel 48 Criteria voor de correcties

Artikel 49 Terugbetaling

Artikel 50 Verplichtingen van de lidstaten

HOOFDSTUK IX TOEZICHT, EVALUATIE EN VERSLAGEN

Artikel 51 Toezicht en evaluatie

Artikel 52 Verslagleggingsverplichtingen

Artikel 53 Eindjaarverslag over de uitvoering van het jaarprogramma

HOOFDSTUK X OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 54 Voorbereiding van het meerjarenprogramma

Artikel 55 De voorbereiding van het jaarprogramma 2007 en 2008

HOOFDSTUK XI SLOTBEPALINGEN

Artikel 56 Comité

Artikel 57 Herziening

Artikel 58 Inwerkingtreding en toepassing

Artikel 59 Adressaten