Beschikking van de Commissievan 30 november 2005betreffende een procedure overeenkomstig artikel 81 van het EG-Verdrag tegen Armando Álvarez sa, Bernay Film Plastique, Bischof + Klein France SAS, Bischof + Klein GmbH & Co. KG, Bonar Technical Fabrics nv, British Polythene Industries PLC, Cofira-Sac sa, Combipac bv, Fardem Packaging bv, FLSmidth & Co. A/S, FLS Plast A/S, Groupe Gascogne, JM Gesellschaft für industrielle Beteiligungen mbH & Co. KGaA, Kendrion nv, Koninklijke verpakkingsindustrie Stempher cv, Low & Bonar PLC, Nordenia International AG, Nordfolien GmbH, Plásticos Españoles sa, RKW AG Rheinische Kunststoffwerke, Sachsa Verpackung GmbH, Stempher bv, Trioplast Industrier AB, Trioplast Wittenheim sa, UPM-Kymmene Oyj(Zaak COMP/38354 — Industriezakken)(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 4634)(Slechts de teksten in de Duitse, de Engelse, de Franse, de Nederlandse, en de Spaanse taal zijn authentiek)(2007/686/EG)
Beschikking van de Commissievan 30 november 2005betreffende een procedure overeenkomstig artikel 81 van het EG-Verdrag tegen Armando Álvarez sa, Bernay Film Plastique, Bischof + Klein France SAS, Bischof + Klein GmbH & Co. KG, Bonar Technical Fabrics nv, British Polythene Industries PLC, Cofira-Sac sa, Combipac bv, Fardem Packaging bv, FLSmidth & Co. A/S, FLS Plast A/S, Groupe Gascogne, JM Gesellschaft für industrielle Beteiligungen mbH & Co. KGaA, Kendrion nv, Koninklijke verpakkingsindustrie Stempher cv, Low & Bonar PLC, Nordenia International AG, Nordfolien GmbH, Plásticos Españoles sa, RKW AG Rheinische Kunststoffwerke, Sachsa Verpackung GmbH, Stempher bv, Trioplast Industrier AB, Trioplast Wittenheim sa, UPM-Kymmene Oyj(Zaak COMP/38354 — Industriezakken)(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 4634)(Slechts de teksten in de Duitse, de Engelse, de Franse, de Nederlandse, en de Spaanse taal zijn authentiek)(2007/686/EG)
Op 30 november 2005 nam de Commissie een beschikking aan betreffende een procedure krachtens artikel 81 van het EG-Verdrag. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad(1), publiceert de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van de beschikking — met inbegrip van de opgelegde sancties —, rekening houdend met het rechtmatige belang van de ondernemingen inzake bescherming van hun bedrijfsgeheimen.
1. SAMENVATTING VAN DE ZAAK
1.1. Adressaten
(1) De beschikking is gericht tot de volgende ondernemingen wegens een inbreuk op artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag:
-
Combipac bv en British Polythene Industries PLC;
-
Bischof + Klein GmbH & Co. KG;
-
Bischof + Klein France SAS;
-
RKW AG Rheinische Kunststoffwerke en JM Gesellschaft für industrielle Beteiligungen mbH & Co. KGaA;
-
Fardem Packaging bv en Kendrion nv;
-
Nordenia International AG en Nordfolien GmbH;
-
Trioplast Wittenheim sa en Trioplast Industrier AB;
-
FLS Plast A/S en FLSmidth & Co. A/S;
-
Cofira-Sac sa;
-
Plásticos Españoles sa (hierna „Aspla”) en Armando Álvarez sa;
-
Sachsa Verpackung GmbH en Groupe Gascogne;
-
UPM-Kymmene Oyj;
-
Bernay Film Plastique, voorheen Conditionnement et Industrie sa;
-
Bonar Technical Fabrics nv en Low & Bonar PLC;
-
Stempher bv en Koninklijke Verpakkingsindustrie Stempher cv.
(2) De bovenstaande adressaten hebben deelgenomen aan één enkele en voortdurende inbreuk op artikel 81 van het EG-Verdrag, die het grondgebied van de Benelux, Frankrijk, Duitsland en Spanje(2), bestreek. Het ging daarbij om de vaststelling van prijzen voor industriezakken, de uitwerking van gemeenschappelijke prijscalculatieschema's, de toewijzing van marktaandelen en quota, de toewijzing van afnemers en zaken, de indiening van onderling afgestemde offertes bij aanbestedingen en de uitwisseling van geïndividualiseerde informatie. De duur van de inbreuk voor elke afzonderlijke adressaat, zoals vastgesteld in de beschikking, varieert van 3 tot 20 jaar.
1.2. De sector industriezakken
(3) Kunststof industriezakken(3), die gewoonlijk aangeduid worden met de term „industriezakken”, worden gebruikt voor de verpakking van basisproducten, en meer in het algemeen grondstoffen, meststoffen, polymeren, bouwmaterialen, land- en tuinbouwproducten, en diervoeders.
(4) Kunststof industriezakken kunnen in vier categorieën worden ingedeeld:
-
openmondzakken (open mouth bags);
-
ventielzakken (valve bags);
-
FFS-buisfolies (form, fill and seal bags);
-
blokzakken (block bags).
1.3. Het aanbod
(5) Sedert het begin van de jaren 1990 valt er een tendens naar concentratie waar te nemen bij de producenten van kunststof folies en zakken, waarbij de afgelopen jaren verscheidene overnamen hebben plaatsgevonden. Naast ondernemingen van Europese omvang die in verschillende landen van de Europese Unie zijn gevestigd, zijn op deze markt evenwel ook kleine ondernemingen actief die voor een strategie van lokale ontwikkeling hebben gekozen.
1.4. De vraag
(6) Tot in de jaren 1950 werden in de bedrijfstak stoffen en papieren zakken gebruikt voor het vervoer van basisproducten. Met de ontwikkeling van het bulkvervoer per schip is de sector stoffen zakken in verval geraakt. Sedert de invoering van polyethyleen zakken in de jaren 1950 kwam er een groeiende vraag naar dergelijke zakken, die met name aan de behoefte van de industrie aan waterdichte verpakkingen voldeden.
(7) Sinds het midden van de jaren 1970 vervangt FFS geleidelijk de andere soorten industriezakken. Het succes van FFS is met name te danken aan de machinale afvulling die een snelle verwerking van grote hoeveelheden mogelijk maakt, alsmede het feit dat er minder arbeidskrachten voor nodig zijn.
1.5. Reikwijdte van de inbreuk
(8) Uit het onderzoek is gebleken dat het kartel de Benelux-, Franse, Duitse en Spaanse markten bestreek. De geraamde waarde van de betrokken markt beliep ongeveer 220 miljoen EUR in 1996 en tussen 250 en 300 miljoen EUR in 2001. De kartelleden vertegenwoordigden ongeveer 75 % van de markt in 1996.
1.6. Oorsprong en procedure
(9) In november 2001 stelde de onderneming BPI de Commissie in kennis van het bestaan van een kartel in de sector industriezakken en gaf zij aan met de Commissie te willen meewerken in het kader van de mededeling van 1996 betreffende het niet-opleggen of verminderen van geldboeten in zaken betreffende mededingingsregelingen (hierna „de clementieregeling” genoemd)(4). BPI verstrekte de Commissie bewijsmateriaal dat haar in staat stelde in juni 2002 inspecties uit te voeren.
1.7. Werking van het kartel
(10) Het kartel was voornamelijk actief op twee niveaus:
-
Het algemene niveau, onder de auspiciën van een brancheorganisatie, „Valve-Plast” genoemd. De bijeenkomsten werden ten minste sinds 1982 en drie of vier keer per jaar gehouden. In 1994 werd een functionele subgroep speciaal voor blokzakken opgericht.
-
Het niveau van de subgroepen, bestaande uit vijf regionale subgroepen (Frankrijk, Duitsland, Benelux, België en Nederland).
(11) Bij de vastgestelde concurrentiebeperkende praktijken ging het in het bijzonder over:
-
De vaststelling van prijzen en de uitwerking van gemeenschappelijke prijscalculatieschema's.
-
De toewijzing van quota.
-
De toewijzing van afnemers en zaken.
-
Besprekingen tijdens de bijeenkomsten over lijsten van grote afnemers, de aanwijzing van de voornaamste leverancier die tot taak had de offertes aan deze afnemers te coördineren.
-
Multilaterale en bilaterale besprekingen over specifieke afnemers, de indiening van onderling afgestemde offertes bij aanbestedingen.
-
Regelmatige uitwisseling van gevoelige informatie over marktaandelen.
2. GELDBOETEN
2.1. Basisbedrag
(12) Het basisbedrag wordt op basis van de zwaarte en de duur van de inbreuk vastgesteld.
2.1.1. Zwaarte
(13) Gezien de aard van de inbreuk en de geografische omvang ervan, moet de inbreuk als zeer ernstig worden aangemerkt.
2.1.2. Gedifferentieerde behandeling
(14) Binnen de categorie van de zeer zware inbreuken, biedt het scala van toepasselijke geldboeten de mogelijkheid voor de ondernemingen een gedifferentieerde behandeling toe te passen, om rekening te houden met hun daadwerkelijke economische vermogen om de mededinging aanzienlijke schade toe te brengen. Dit is des te meer noodzakelijk wanneer er, zoals in deze zaak, tussen de ondernemingen die aan de inbreuk hebben deelgenomen, aanzienlijke verschillen bestaan wat betreft hun belang op de markt.
(15) De ondernemingen werden in zes categorieën ingedeeld afhankelijk van hun relatieve belang op de betrokken markt in 1996. 1996 werd als referentiejaar gebruikt omdat dit het laatste volledige jaar van de inbreuk was waarin alle ondernemingen die aan het kartel hebben deelgenomen, nog op de relevante markt aanwezig waren.
(16) Met marktaandelen die worden geraamd op 12,5 % en 11,5 %, worden Wavin/BPI en Bischof + Klein ingedeeld in de eerste categorie. Nordenia en Nordfolien, met een marktaandeel van 8,9 %, worden in de tweede categorie ingedeeld. Aspla (7,2 %) en Fardem (6,6 %) komen in de derde categorie. UPM-Kymmene (4,8 %), RKW (4,6 %) en Stempher (4,3 %) komen in de vierde categorie. Bonar Technical Fabrics (3,1 %), Cofira (2,9 %) en Trioplast Wittenheim (2,8 %) worden in de vijfde categorie ingedeeld. Sachsa (2,3 %), Bischof + Klein France (1,9 %) en Bernay Film Plastique (1,6 %) komen in de zesde categorie.
(17) Wat Stempher (Koninklijke Verpakkingsindustrie Stempher cv en Stempher bv) betreft, is er in het dossier geen bewijs van terug te vinden dat zij kennis had van de volledige organisatie van het kartel. Haar deelname is beperkt gebleven tot één van de subgroepen die uitsluitend betrekking had op de Nederlandse markt (en incidenteel de Belgische markt). Derhalve wordt een vermindering met 25 % toegepast op het basisbedrag van de Stempher opgelegde geldboete.
2.1.3. Voldoende afschrikkende werking
(18) Binnen de categorie van de zeer zware inbreuken biedt het scala van mogelijke geldboeten ook de mogelijkheid het bedrag van de geldboeten op zodanige hoogte vast te stellen dat deze een voldoende afschrikkende werking garanderen, rekening houdend met de omvang en de economische macht van elke onderneming. In dit verband tekent de Commissie aan dat in 2004, het onmiddellijk aan de beschikking voorafgaande boekjaar, het UPM-Kymmene-concern een omzet van 9 820 miljoen EUR behaalde. Derhalve wordt het passend geacht de aan UPM-Kymmene op te leggen geldboete met een factor 2 te vermenigvuldigen.
2.1.4. Duur
(19) Er worden individuele verhogingen van de percentages toegepast afhankelijk van de duur van de inbreuk die elke onderneming heeft gepleegd. Bischof + Klein Co. KG, Cofira-Sac sa, Fardem Packaging, Nordenia International AG, Trioplast Wittenheim, RKW en JM Gesellschaft für industrielle Beteiligungen hebben gedurende een periode van meer dan 20 jaar deelgenomen aan de inbreuk, hetgeen resulteert in een procentuele vermeerdering van het uitgangsbedrag van 200 %. Combipac nam gedurende een periode van 19 jaar en 10 maanden deel aan de inbreuk, hetgeen leidt tot een procentuele vermeerdering van het uitgangsbedrag met 195 %. Bischof + Klein France SAS nam gedurende een periode van 18 jaar en 11 maanden deel aan de inbreuk, hetgeen resulteert in een procentuele vermeerdering van het uitgangsbedrag met 185 %. Sachsa nam gedurende een periode van 14 jaar en 4 maanden deel aan de inbreuk, hetgeen leidt tot een procentuele vermeerdering van het uitgangsbedrag met 140 %. Aspla en Armando Álvarez sa namen gedurende een periode van 11 jaar en 3 maanden deel aan de inbreuk, hetgeen leidt tot een procentuele vermeerdering van het uitgangsbedrag met 110 %. Groupe Gascogne, FLS Plast en FLSmidth & Co namen gedurende een periode van 8 jaar (en 5 maanden voor Groupe Gascogne) deel aan de inbreuk, hetgeen resulteert in een procentuele vermeerdering van het uitgangsbedrag met 80 %. Kendrion nv nam gedurende een periode van 7 jaar deel aan de inbreuk, hetgeen leidt tot een procentuele vermeerdering van het uitgangsbedrag met 70 %. Nordfolien nam gedurende een periode van 9 jaar en 7 maanden deel aan de inbreuk, hetgeen leidt tot een procentuele vermeerdering van het uitgangsbedrag met 95 %. Bonar Technical Fabrics en Low & Bonar namen gedurende een periode van 6 jaar en 2 maanden deel aan de inbreuk, hetgeen leidt tot een procentuele vermeerdering van het uitgangsbedrag met 60 %. UPM-Kymmene en British Polythene Industries PLC namen gedurende een periode van 4 jaar en 6 maanden deel aan de inbreuk, hetgeen resulteert in een procentuele vermeerdering van het uitgangsbedrag met 45 %. KV Stempher cv en Stempher bv namen gedurende een periode van 4 jaar deel aan de inbreuk, hetgeen leidt tot een procentuele vermeerdering van het uitgangsbedrag met 40 %. Tenslotte namen Trioplast Industrier AB en Bernay Film Plastique gedurende een periode van meer dan 3 jaar deel aan de inbreuk, hetgeen resulteert in een procentuele vermeerdering van het uitgangsbedrag met 30 %.
2.2. Verzwarende omstandigheden
2.2.1. Recidive
(20) Op het moment dat de inbreuk plaatsvond, was tegen UPM-Kymmene reeds een vroegere verbodsbeschikking van de Commissie gericht wegens kartelactiviteiten, namelijk Beschikking nr. 94/601/EG in de kartonzaak (IV/C/33.833). Deze verzwarende omstandigheid rechtvaardigt een verhoging met 50 % van het basisbedrag van de aan UPM-Kymmene op te leggen geldboete.
2.2.2. Dwarsbomen van het onderzoek
(21) Tijdens de inspectie heeft een van de algemeen directeuren van Bischof + Klein een effecten hiervan, wordt ervan uitgegaan dat dit gedrag het goede verloop van het onderzoek noodzakelijkerwijs verstoord heeft en de inspecteurs gehinderd heeft bij het uitoefenen van hun onderzoekbevoegdheden. Deze opzettelijke dwarsboming wordt beschouwd als een verzwarende omstandigheid, zoals bepaald is in de richtsnoeren voor de berekening van geldboeten, en moet gesanctioneerd worden door een verhoging met 10 % van het basisbedrag van de geldboete.
2.3. Verzachtende omstandigheden
(22) Verschillende ondernemingen beriepen zich op verzachtende omstandigheden op grond van verschillende factoren zoals hun passieve rol, het niet daadwerkelijk toepassen van de praktijken, de snelle beëindiging van de inbreuk, de invoering van compliance programma's en de crisis in de sector industriezakken. Deze aanspraken werden alle verworpen omdat zij ongegrond werden geacht.
2.4. Toepassing van het plafond van 10 % van de omzet
(23) Overeenkomstig artikel 15, lid 2, van Verordening nr. 17 en artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003 is de aan elke onderneming op te leggen geldboete niet groter dan 10 % van haar totale omzet. De drempel van 10 % „[kan], wanneer meerdere adressaten „de onderneming” vormen in de zin van de economische entiteit die voor de te bestraffen inbreuk aansprakelijk is, en dit nog op het tijdstip dat de beschikking wordt gegeven (…), worden berekend op basis van de totale omzet van die onderneming, met andere woorden van al haar bestanddelen samen. Wanneer daarentegen deze economische entiteit in de tussentijd is opgebroken, heeft iedere adressaat van de beschikking het recht dat het betrokken plafond op elk van hen wordt toegepast (vertaling)”(5).
(24) Het plafond van 10 % wordt waar passend toegepast, namelijk voor Stempher, Bernay Film Plastique, Nordenia International AG, Nordefolien GmbH, Cofira-Sac, Fardem, Combipac bv, Bischof + Klein GmbH & Co. KG en Bischof + Klein France.
2.5. Toepassing van de clementieregeling van 1996
(25) Aangezien in deze zaak BPI vóór de inwerkingtreding van de clementiemededeling van 2002 om clementiemaatregelen heeft verzocht, gelden hier de bepalingen van de clementieregeling van 1996.
2.5.1. Deel B (vermindering van 75 % tot 100 %)
(26) In november 2001 was BPI de eerste onderneming om de Commissie bewijsmateriaal over de inbreuk te verstrekken dat van doorslaggevend belang was en op grond waarvan de Commissie succesvolle inspecties kon uitvoeren. BPI is tijdens de hele duur van het onderzoek blijven meewerken en is dus haar verplichtingen overeenkomstig de clementieregeling nagekomen.
(27) Drie partijen hebben in hun antwoord op de mededeling van punten van bezwaar aangevoerd dat BPI na november 2001 had deelgenomen aan een heimelijke regeling betreffende een offerteaanvraag. Na een diepgaand onderzoek van deze aantijgingen en aangezien geen overtuigend materieel bewijs werd geleverd, kwam de Commissie tot de conclusie dat BPI terecht in aanmerking komt voor deel B van de clementieregeling. Derhalve is de Commissie van oordeel dat BPI (met inbegrip van haar dochteronderneming Combipac bv) in aanmerking komt voor een vermindering met 100 % van het bedrag van de geldboete die haar anders zou zijn opgelegd.
2.5.2. Deel D (vermindering met 10 % tot 50 %)
(28) Trioplast-Wittenheim heeft kort nadat zij het verzoek om inlichtingen had ontvangen dat de Commissie haar ex artikel 11 van Verordening nr. 17 had gezonden, een clementieverzoek ingediend. Haar verklaringen over de werking van het kartel en over een aantal documenten hebben ertoe bijgedragen dat het bestaan van de inbreuk kon worden bevestigd. Gelet op haar medewerking, is de Commissie van mening dat Trioplast Wittenheim en Trioplast Industrier gerechtigd zijn een vermindering met 30 % te krijgen van de geldboete die hun anders zou zijn opgelegd, overeenkomstig deel D van de clementieregeling van 1996.
(29) Bischof + Klein en Cofira verstrekten een aantal inlichtingen en documenten die het op grond van artikel 11 gezonden verzoek om inlichtingen te buiten gingen en zij hebben de feiten niet betwist. Gelet op hun medewerking, is de Commissie van mening dat Bischof + Klein GmbH & Co. KG, Bischof en Klein France SAS en Cofira-Sac sa gerechtigd zijn een vermindering met 25 % te krijgen van de geldb oete die hun anders zou zijn opgelegd.
(30) De Commissie is van mening dat Nordfolien(6) en Bonar Technical Fabrics(7) gerechtigd zijn een vermindering met 10 % te krijgen van de geldboete die hun anders zou zijn opgelegd omdat zij de feiten niet hebben betwist.
(31) De Commissie is van mening dat de door Sachsa vrijwillig verstrekte informatie er niet wezenlijk heeft toe bijgedragen om het bestaan van de inbreuk te bewijzen, en dat de onderneming derhalve niet in aanmerking komt voor een vermindering van de geldboete.
(32) De verzoeken van FLS-Plast en FLSmidth om een verlaging van de geldboete wegens het niet betwisten van de feiten, worden verworpen.
3. BESCHIKKING
(33) De volgende ondernemingen hebben op artikel 81 van het Verdrag inbreuk gemaakt door, gedurende de aangegeven perioden, deel te nemen aan een geheel van overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de sector kunststof industriezakken in Duitsland, de Benelux, Spanje en Frankrijk, die betrekking hadden op de vaststelling van prijzen, het opstellen van gemeenschappelijke calculatieschema's, de verdeling van markten en de toewijzing van verkoopquota, de toewijzing van afnemers, zaken en bestellingen, de indiening van onderling afgestemde offertes in het kader van verschillende offerteaanvragen, en de uitwisseling van geïndividualiseerde informatie:
-
Combipac bv, van 6 januari 1982 tot en met 9 november 2001, en British Polythene Industries PLC, van 25 april 1997 tot en met 9 november 2001;
-
Bischof + Klein GmbH & Co. KG, van 6 januari 1982 tot en met 26 juni 2002, en Bischof + Klein France SAS, van 6 januari 1982 tot en met 18 december 2000;
-
RKW AG Rheinische Kunststoffwerke en JM Gesellschaft für industrielle Beteiligungen mbH & Co. KGaA, van 6 januari 1982 tot en met 26 juni 2002;
-
Fardem Packaging bv, van 6 januari 1982 tot en met 26 juni 2002, en Kendrion nv, van 8 juni 1995 tot en met 26 juni 2002;
-
Nordenia International AG, van 6 januari 1982 tot en met 26 juni 2002;
-
Nordfolien GmbH, van 24 november 1992 tot en met 26 juni 2002;
-
Trioplast Wittenheim sa, van 6 januari 1982 tot en met 26 juni 2002, en Trioplast Industrier AB, van 21 januari 1999 tot en met 26 juni 2002;
-
FLS Plast A/S en FLSmidth & Co A/S van 31 december 1990 tot en met 19 januari 1999;
-
Cofira-Sac sa, van 24 maart 1982 tot en met 26 juni 2002;
-
Plásticos Españoles sa en Armando Álvarez sa, van 8 maart 1991 tot en met 26 juni 2002;
-
Sachsa Verpackung GmbH, van 9 februari 1988 tot en met 26 juni 2002, en Groupe Gascogne, van 1 januari 1994 tot en met 26 juni 2002;
-
UPM-Kymmene Oyj, van 18 juli 1994 tot en met 31 januari 1999;
-
Bernay Film Plastique, van 31 augustus 1995 tot en met 9 november 1998;
-
Bonar Technical Fabrics nv en Low & Bonar PLC, van 13 september 1991 tot en met 28 november 1997.
(34) Stempher bv en Koninklijke Verpakkingsindustrie Stempher cv hebben op artikel 81 van het Verdrag inbreuk gemaakt door van 25 oktober 1993 tot en met 31 oktober 1997 deel te nemen aan een geheel van overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de sector kunststof industriezakken in Nederland en incidenteel in België, die betrekking hadden op de vaststelling van prijzen, het opstellen van gemeenschappelijke calculatieschema's, de verdeling van markten, de toewijzing van afnemers, zaken en bestellingen, en de uitwisseling van geïndividualiseerde informatie.
(35) De volgende geldboeten worden opgelegd voor deze inbreuken:
-
Combipac bv: 0 EUR. Voor dit bedrag wordt British Polythene Industries PLC hoofdelijk aansprakelijk gesteld ten belope van 0 EUR;
-
Bischof + Klein GmbH & Co. KG: 29,15 miljoen EUR en Bischof + Klein France SAS: 3,96 miljoen EUR;
-
RKW AG Rheinische Kunststoffwerke en JM Gesellschaft für industrielle Beteiligungen mbH & Co. KGaA, hoofdelijk aansprakelijk: 39 miljoen EUR;
-
Kendrion nv: 34 miljoen EUR. Voor dit bedrag wordt Fardem Packaging bv hoofdelijk aansprakelijk gesteld ten belope van 2,20 miljoen EUR;
-
Nordenia International AG: 39,10 miljoen EUR. Voor dit bedrag wordt Nordfolien GmbH hoofdelijk aansprakelijk gesteld ten belope van 7,18 miljoen EUR;
-
Trioplast Wittenheim sa: 17,85 miljoen EUR. Voor dit bedrag worden FLSmidth & Co. A/S en FLS Plast A/S hoofdelijk aansprakelijk gesteld ten belope van 15,30 miljoen EUR en Trioplast Industrier AB hoofdelijk aansprakelijk ten belope van 7,73 miljoen EUR;
-
Cofira-Sac sa: 350 000 EUR;
-
Plásticos Españoles sa en Armando Álvarez sa, hoofdelijk aansprakelijk voor 42 miljoen EUR;
-
Sachsa Verpackung GmbH: 13,20 miljoen EUR. Voor dit bedrag wordt Groupe Gascogne hoofdelijk aansprakelijk gesteld ten belope van 9,90 miljoen EUR;
-
UPM-Kymmene Oyj: 56,55 miljoen EUR;
-
Bernay Film Plastique: 940 000 EUR;
-
Bonar Technical Fabrics nv en Low & Bonar PLC, hoofdelijk aansprakelijk: 12,24 miljoen EUR;
-
Stempher bv en Koninklijke Verpakkingsindustrie Stempher cv, hoofdelijk aansprakelijk: 2,37 miljoen EUR.
(36) Bovenstaande ondernemingen maken onverwijld een einde aan de in de overwegingen 33 en 34 hierboven vermelde inbreuken, voor zover dit nog niet is geschied. Zij onthouden zich in de toekomst van elke in de overwegingen 33 en 34 beschreven handeling of gedraging, alsmede van elke handeling of gedraging die hetzelfde of een soortgelijk doel of gevolg heeft.
(37) Een niet-vertrouwelijke versie van de volledige tekst van de beschikking is te vinden in de authentieke talen van de zaak op de website van DG Concurrentie op het volgende adres: http://ec.europa.eu/comm/competition/index_en.html.