De door het Verenigd Koninkrijk bij brief van 10 augustus 2007 voor Noord-Ierland gevraagde afwijking, waarmee wordt beoogd een grotere hoeveelheid dierlijke mest toe te staan dan in bijlage III, punt 2, tweede alinea, eerste zin en onder a), van Richtlijn 91/676/EEG is bepaald, wordt onder de in deze beschikking neergelegde voorwaarden toegestaan.
2007/863/EG: Beschikking van de Commissie van 14 december 2007 tot verlening van een door het Verenigd Koninkrijk voor Noord-Ierland gevraagde afwijking krachtens Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 6281)
2007/863/EG: Beschikking van de Commissie van 14 december 2007 tot verlening van een door het Verenigd Koninkrijk voor Noord-Ierland gevraagde afwijking krachtens Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 6281)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen(1), en met name op bijlage III, punt 2, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
Wanneer een lidstaat voornemens is per hectare jaarlijks een andere hoeveelheid dierlijke mest op of in de bodem te brengen dan in bijlage III, punt 2, tweede alinea, eerste zin en onder a), van Richtlijn 91/676/EEG is bepaald, moet deze hoeveelheid zodanig worden vastgesteld dat geen afbreuk wordt gedaan aan het bereiken van de in artikel 1 van die richtlijn genoemde doelstellingen, en moet deze hoeveelheid worden gemotiveerd aan de hand van objectieve criteria, zoals, in het onderhavige geval, lange groeiperioden en gewassen met een hoge stikstofopname.
Op 10 augustus 2007 heeft het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland een verzoek tot afwijking uit hoofde van bijlage III, punt 2, derde alinea, van Richtlijn 91/676/EEG bij de Commissie ingediend.
De gevraagde afwijking betreft het voornemen van het Verenigd Koninkrijk om toestemming te geven om in Noord-Ierland op graslandbedrijven tot 250 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare per jaar op of in de bodem te brengen. Circa 732 bedrijven in Noord-Ierland, d.w.z. 2,7 % van alle landbouwbedrijven, 4 % van de oppervlakte cultuurgrond en 5 % van de grootvee-eenheden, zouden onder de afwijking kunnen vallen.
De wetgeving tot uitvoering van Richtlijn 91/676/EEG, de „Nitrates Action Programme Regulations (Northern Ireland) 2006”(Regulations 2006 No 489), is vastgesteld en is eveneens van toepassing op de gevraagde afwijking.
De „Phosphorus (Use in Agriculture) Regulations (Northern Ireland) 2006” bevatten maatregelen ter regulering van het op- of inbrengen van fosfaatkunstmest teneinde waterverontreiniging te voorkomen. Deze regelgeving verbiedt het gebruik van kunstmest tenzij is aangetoond dat de toegepaste hoeveelheid de behoeften van het gewas niet overtreft, hetgeen onder meer veronderstelt dat de vruchtbaarheidstoestand van de bodem via een chemische analyse wordt beoordeeld.
Uit de ingediende waterkwaliteitsgegevens komt naar voren dat vele wateren in Noord-Ierland een laag nitraatgehalte hebben. In 2005 bedroeg de gemiddelde nitraatconcentratie in het grondwater op 71 % van de monitoringlocaties minder dan 20 mg/l en werd op niet meer dan 7 % van de bemonsteringspunten een nitraatconcentratie van meer dan 50 mg/l geregistreerd. Uit de gegevens over de waterkwaliteit van rivieren blijkt dat in 2005 de gemiddelde nitraatconcentratie op 99 % van de bemonsteringspunten lager was dan 20 mg/l en op geen enkele monitoringlocatie hoger dan 50 mg/l. Alle grote meren hadden een gemiddelde nitraatconcentratie van minder dan 10 mg/l.
Uit het derde verslag over de uitvoering van de nitraatrichtlijn blijkt dat de nitraatconcentraties op 72 % van de grondwatermonitoringlocaties over de periode 1999-2003 een stabiele of dalende tendens te zien geven; gedurende dezelfde periode vertoonde de nitraatconcentratie in het oppervlaktewater op 87 % van de oppervlaktewatermonitoringlocaties eveneens een stabiele of dalende tendens.
Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van Richtlijn 91/676/EEG zijn de „Nitrates Action Programme Regulations (Northern Ireland) 2006” van toepassing op het hele Noord-Ierse grondgebied.
De omvang van de veestapel en het gebruik van kunstmest zijn het afgelopen decennium afgenomen. In de periode 1995-2005 daalde het aantal runderen, varkens en schapen met respectievelijk 2 %, 36 % en 22 %. Het gebruik van stikstofkunstmest daalde in de periode 1995-2005 met 41 % en de stikstofgift bedroeg in 2005 89 kg/ha; het gebruik van fosfaatkunstmest nam in dezelfde periode af met 49 % en er werd in 2005 gemiddeld 7 kg fosfor per hectare toegediend. Nationaal nam het stikstofoverschot af van 159 kg/ha in 1995 tot 124 kg/ha in 2005.
Als gevolg van veel neerslag en overwegend slecht gedraineerde bodems wordt in Noord-Ierland 93 % van de landbouwgrond als grasland gebruikt, waarvan een groot deel als geschikt of zeer geschikt voor grasvegetatie wordt aangemerkt. Wegens de beperkte afwatering is het denitrificatiepotentieel van de meeste bodems in Noord-Ierland nogal hoog, waardoor de nitraatconcentratie in de bodem en bijgevolg ook de hoeveelheid nitraat die kan uitspoelen, geringer is.
In Noord-Ierland wordt op 70 % van de landbouwgrond extensieve landbouw beoefend en vindt op 45 % van het totale landbouwareaal landbouw plaats in het kader van agromilieuregelingen.
Het Noord-Ierse klimaat wordt gekenmerkt door een gelijkmatig over het jaar verdeelde regenval en een betrekkelijk klein jaarlijks temperatuurbereik, hetgeen bevorderlijk is voor een vrij lange groeiperiode voor gras, die varieert van 270 dagen per jaar in het oostelijke kustgebied tot ongeveer 260 dagen per jaar in het centrale laagland, waar het land actief wordt beheerd en bebouwd.
Uit de in de kennisgeving ingediende ondersteunende documenten blijkt dat de voorgestelde hoeveelheid van 250 kg stikstof per hectare per jaar uit mest van graasvee in graslandbedrijven gerechtvaardigd is op basis van objectieve criteria zoals lange groeiperioden en gewassen met een hoge stikstofopname.
De Commissie is na bestudering van het verzoek van mening dat de voorgestelde hoeveelheid van 250 kg per hectare geen afbreuk doet aan de verwezenlijking van de doelstellingen van Richtlijn 91/676/EEG, mits aan bepaalde strenge voorwaarden wordt voldaan.
Deze beschikking dient van toepassing te zijn in combinatie met de „Nitrates Action Programme Regulations (Northern Ireland) 2006”, die in Noord-Ierland gedurende de periode 2007-2010 van kracht zijn.
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 9 van Richtlijn 91/676/EEG ingestelde Nitraatcomité,
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Artikel 2 Definities
In deze beschikking wordt verstaan onder:
-
„graslandbedrijf”: een landbouwbedrijf waar 80 % of meer van de landbouwgrond die voor het op- of inbrengen van mest beschikbaar is, grasland is;
-
„graasvee”: runderen (met uitzondering van mestkalveren), schapen, herten, geiten en paarden;
-
„grasland”: blijvend grasland of tijdelijk grasland (tijdelijk betekent dat de betrokken grond gedurende minder dan vier jaar grasland is).
Artikel 3 Toepassingsgebied
Deze beschikking geldt op individuele basis en met inachtneming van de in de artikelen 4, 5 en 6 vastgestelde voorwaarden voor graslandbedrijven.
Artikel 4 Jaarlijkse toestemming en verbintenis
Landbouwers die van een afwijking gebruik willen maken, dienen jaarlijks een aanvraag in bij de bevoegde instanties.
Tegelijk met de in lid 1 bedoelde jaarlijkse aanvraag dienen zij een schriftelijke verklaring in dat zij zich ertoe verbinden aan de in de artikelen 5 en 6 vastgestelde voorwaarden te voldoen.
De bevoegde instanties zorgen ervoor dat op alle aanvragen voor afwijkingen administratieve controle wordt uitgevoerd. Wanneer uit de door de nationale instanties uitgevoerde controle van de in lid 1 bedoelde aanvragen blijkt dat niet aan de in de artikelen 5 en 6 vastgestelde voorwaarden wordt voldaan, wordt de aanvrager daarvan in kennis gesteld. In dit geval wordt de aanvraag als afgewezen beschouwd.