Home

Richtlijn 2007/11/EG van de Commissie van 21 februari 2007 tot wijziging van bepaalde bijlagen bij de Richtlijnen 86/362/EEG, 86/363/EEG en 90/642/EEG van de Raad wat betreft maximumgehalten aan residuen van acetamiprid, thiacloprid, imazosulfuron, methoxyfenozide, S-metholachloor, milbemectin en tribenuron (Voor de EER relevante tekst)

Richtlijn 2007/11/EG van de Commissie van 21 februari 2007 tot wijziging van bepaalde bijlagen bij de Richtlijnen 86/362/EEG, 86/363/EEG en 90/642/EEG van de Raad wat betreft maximumgehalten aan residuen van acetamiprid, thiacloprid, imazosulfuron, methoxyfenozide, S-metholachloor, milbemectin en tribenuron (Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 86/362/EEG van de Raad van 24 juli 1986 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op granen(1), en met name op artikel 10,

Gelet op Richtlijn 86/363/EEG van de Raad van 24 juli 1986 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op levensmiddelen van dierlijke oorsprong(2), en met name op artikel 10,

Gelet op Richtlijn 90/642/EEG van de Raad van 27 november 1990 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit(3), en met name op artikel 7,

Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen(4), en met name op artikel 4, lid 1, onder f),

Overwegende hetgeen volgt:

  1. De bestaande werkzame stof tribenuron is bij Richtlijn 2005/54/EG van de Commissie(5) opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG.

  2. De volgende nieuwe werkzame stoffen zijn opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG: acetamiprid en thiacloprid bij Richtlijn 2004/99/EG van de Commissie(6), imazosulfuron, methoxyfenozide en S-metholachloor bij Richtlijn 2005/3/EG van de Commissie(7), en milbemectin bij Richtlijn 2005/58/EG van de Commissie(8).

  3. De betrokken werkzame stoffen zijn in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG opgenomen op grond van de evaluatie van de informatie die is verstrekt met betrekking tot het voorgestelde gebruik. Sommige lidstaten hebben informatie betreffende dit gebruik verstrekt overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder f), van die richtlijn. De beschikbare informatie is onderzocht en is toereikend om een aantal maximumresidugehalten (MRL's) vast te stellen.

  4. Wanneer nog geen communautair MRL of voorlopig MRL bestaat, moeten de lidstaten overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder f), van Richtlijn 91/414/EEG een nationaal voorlopig MRL vaststellen voordat gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stoffen bevatten, mogen worden toegelaten.

  5. In de evaluatieverslagen van de Commissie die werden opgesteld voor de opneming van de desbetreffende werkzame stoffen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG, is de aanvaardbare dagelijkse inname (ADI) en, zo nodig, de acute referentiedosis (ARfD) voor die stoffen vastgesteld. De blootstelling van consumenten aan met de betrokken werkzame stof behandelde levensmiddelen is geraamd en geëvalueerd volgens de communautaire procedures en methoden. Voorts is rekening gehouden met de door de Wereldgezondheidsorganisatie gepubliceerde richtsnoeren(9) en met het advies van het Wetenschappelijk Comité voor planten(10) over de gebruikte methoden. De conclusie was dat de voorgestelde MRL's niet leiden tot overschrijding van die ADI of ARfD.

  6. Om ervoor te zorgen dat de consument op adequate wijze wordt beschermd tegen blootstelling aan residuen als gevolg van ongeoorloofd gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, moeten voor dergelijke combinaties product/bestrijdingsmiddel voorlopige MRL's worden vastgesteld op de ondergrens van de analytische bepaling.

  7. De vaststelling op communautair niveau van dergelijke voorlopige MRL's laat onverlet dat de lidstaten overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder f), van Richtlijn 91/414/EEG en bijlage VI daarbij voorlopige MRL's voor de betrokken stoffen mogen vaststellen. Een periode van vier jaar wordt voldoende geacht om de ontwikkeling van andere toepassingen van de betrokken werkzame stof mogelijk te maken. Daarna moeten de voorlopige MRL's definitief worden.

  8. De in de bijlagen bij de Richtlijnen 86/362/EEG, 86/363/EEG en 90/642/EEG opgenomen MRL's moeten daarom worden gewijzigd om te zorgen voor een degelijke bewaking van en controle op dit toepassingsverbod en om de consument te beschermen. Als in de bijlagen bij die richtlijnen reeds MRL's zijn vastgesteld, moeten die worden gewijzigd. Als er nog geen MRL's zijn bepaald, moeten die voor het eerst worden vastgesteld.

  9. De Richtlijnen 86/362/EEG, 86/363/EEG en 90/642/EEG moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

  10. De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 86/362/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze richtlijn.

Artikel 2

Richtlijn 86/363/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze richtlijn.

Artikel 3

Richtlijn 90/642/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage III bij deze richtlijn.

Artikel 4

1.

De lidstaten dienen uiterlijk op 1 september 2007 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 2 september 2007.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.

De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 5

Artikel 6

BIJLAGE I

BIJLAGE II

BIJLAGE III