Home

Verordening (EG) nr. 520/2007 van de Raad van 7 mei 2007 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 973/2001

Verordening (EG) nr. 520/2007 van de Raad van 7 mei 2007 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 973/2001

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. De Gemeenschap heeft bij Besluit 98/392/EG(1) het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het Recht van de Zee goedgekeurd, waarin bepaalde principes en regels voor de instandhouding en het beheer van de levende mariene rijkdommen zijn vastgesteld. De Gemeenschap neemt in het kader van haar ruimere internationale verplichtingen deel aan de inspanningen die in internationale wateren worden geleverd om de visbestanden in stand te houden.

  2. De Gemeenschap is sinds 14 november 1997 ingevolge Besluit 86/238/EEG(2) verdragssluitende partij bij het Internationaal Verdrag voor de Instandhouding van Atlantische Tonijnen, hierna „het ICCAT-verdrag” genoemd.

  3. Bij het ICCAT-verdrag is een kader vastgesteld voor de regionale samenwerking op het gebied van de instandhouding en het beheer van de bestanden van tonijnachtigen en aanverwante soorten in de Atlantische Oceaan en de aangrenzende zeeën, via de oprichting van de Internationale Commissie voor de Instandhouding van Tonijn in de Atlantische Oceaan, hierna „ICCAT” genoemd, en de vaststelling van aanbevelingen voor de instandhouding en het beheer in het verdragsgebied, die voor de verdragssluitende partijen verbindend worden.

  4. ICCAT heeft een aantal technische maatregelen aanbevolen voor bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden in de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee, met name inzake de toegestane maten en gewichten van de gevangen vis, de beperkingen op de vangsten in bepaalde zones of in bepaalde perioden of met bepaalde vistuigen, en de beperkingen van de capaciteit. Deze aanbevelingen zijn voor de Gemeenschap bindend en moeten dus worden uitgevoerd.

  5. De Gemeenschap heeft bij Besluit 95/399/EG(3) de Overeenkomst tot oprichting van de Commissie voor de Tonijnvisserij in de Indische Oceaan goedgekeurd. Bij deze overeenkomst wordt met het oog op de instandhouding en het rationeel gebruik van tonijn en verwante soorten een adequaat kader voor het versterken van de internationale samenwerking in de Indische Oceaan ingesteld, via de oprichting van de Commissie voor de Tonijnvisserij in de Indische Oceaan, hierna „IOTC” genoemd, en de vaststelling van aanbevelingen op het gebied van instandhouding en beheer in het bevoegdheidsgebied van IOTC, die voor de overeenkomstsluitende partijen bindend worden.

  6. De IOTC heeft voor bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden in de Indische Oceaan technische maatregelen aanbevolen, met name een beperking van de vangstcapaciteit. Deze aanbeveling is voor de Gemeenschap bindend en moet dus worden uitgevoerd.

  7. Bij Besluit 2005/938/EG(4) heeft de Gemeenschap de Overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen goedgekeurd. De Gemeenschap moet derhalve de bepalingen van die overeenkomst toepassen.

  8. De overeenkomst heeft tot doel de incidentele dolfijnsterfte bij de tonijnvisserij met ringzegens in het oostelijke deel van de Stille Oceaan geleidelijk tot vrijwel nul te reduceren via de invoering van vangstbeperkingen, en de duurzaamheid van de tonijnbestanden in het overeenkomstgebied op de lange termijn te waarborgen.

  9. De Gemeenschap heeft visserijbelangen in het oostelijke deel van de Stille Oceaan en heeft deelgenomen aan het proces tot vaststelling van het Verdrag voor de versterking van de Inter-Amerikaanse Commissie voor Tropische Tonijn, hierna „het Verdrag van Antigua” genoemd. Bij Besluit 2005/26/EG(5) heeft de Gemeenschap het Verdrag van Antigua ondertekend en de procedure voor toetreding tot dat nieuwe verdrag ingeleid. In afwachting van de inwerkingtreding van het Verdrag van Antigua heeft de Gemeenschap, als niet-verdragssluitende partij die deelneemt aan de Inter-Amerikaanse Commissie voor Tropische Tonijn (hierna „IATTC” genoemd), besloten de door IATTC vastgestelde technische maatregelen toe te passen. Deze maatregelen moeten dus in Gemeenschapsrecht worden omgezet.

  10. Sinds 25 januari 2005 en ingevolge Besluit 2005/75/EG(6) is de Gemeenschap verdragssluitende partij bij het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van over grote afstanden trekkende visbestanden in het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan, hierna „het WCPFC” genoemd.

  11. Het WCPFC-verdrag voorziet in een kader om, via de oprichting van een Commissie voor de visserij in het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan (WCPFC), regionaal samen te werken aan de instandhouding op de lange termijn en de duurzame exploitatie van over grote afstanden trekkende visbestanden in het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan.

  12. Het verdient daarom aanbeveling dat de Gemeenschap de in het hierboven genoemde verdrag vastgestelde bepalingen en de door WCPFC vastgestelde technische maatregelen toepast.

  13. De door die regionale visserijorganisaties vastgestelde technische maatregelen zijn opgenomen in Verordening (EG) nr. 973/2001 van de Raad van 14 mei 2001 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden(7).

  14. Aangezien deze organisaties nieuwe technische maatregelen hebben vastgesteld en aangezien de maatregelen die sinds de vaststelling van Verordening (EG) nr. 973/2001 van kracht zijn, moeten worden bijgewerkt, dient die verordening te worden ingetrokken en te worden vervangen door de onderhavige verordening.

  15. De capaciteitsbeperkingen moeten worden vastgesteld overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid(8).

  16. De voor de uitvoering van deze verordening vereiste bepalingen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(9),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I INLEIDENDE BEPALINGEN

Bij deze verordening worden de technische instandhoudingsmaatregelen vastgesteld die gelden voor de vangst en de aanvoer van de in bijlage I vermelde, over grote afstanden trekkende visbestanden, en voor de daarbij bovengehaalde bijvangsten.

Onverminderd artikel 9 geldt deze verordening voor de vaartuigen die de vlag van de lidstaten voeren en in de Gemeenschap zijn geregistreerd (hierna „vissersvaartuigen van de Gemeenschap” genoemd).

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  1. „over grote afstanden trekkende soorten”: de in bijlage I vermelde soorten;

  2. „tonijnachtigen en aanverwante soorten, als bedoeld door ICCAT”: de in bijlage II vermelde soorten;

  3. „dolfijnsterftelimiet (DSL)”: de limiet als gedefinieerd in artikel V van de Overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen(10);

  4. „sportvisserij”: visserijactiviteiten waarbij levende aquatische rijkdommen als vrijetijdsbesteding of als sport worden geëxploiteerd;

  5. „ringnetten”: al dan niet van een sluitlijn voorziene netten waarmee vis wordt gevangen door deze van opzij en van onderen te omsluiten;

  6. „ringzegens”: ringnetten waarvan de bodem aan de onderkant wordt samengetrokken door een sluitlijn die door een reeks ringen langs de onderpees loopt, waardoor het net kan worden samengetrokken en gesloten. Ringzegens mogen worden gebruikt voor de vangst van kleine pelagische soorten, grote pelagische soorten en demersale soorten.

  7. „beuglijnen”: vistuig bestaande uit een hoofdlijn met bijlijnen (sneuen) die voorzien zijn van talrijke haken en die, afhankelijk van de doelsoort, een andere lengte hebben. Een beuglijn kan verticaal of horizontaal ten opzichte van het zeeoppervlak worden uitgezet. Ze kan op of dichtbij de bodem worden uitgezet (grondbeug) of kan tussen de bodem en het oppervlak of dicht onder het oppervlak drijven (drijvende beug);

  8. „haken”: een gebogen, scherp stuk staaldraad, gewoonlijk met een weerhaak. De punt van de haak kan recht of omgebogen zijn. Lengte en vorm van de schacht kunnen variëren en de dwarsdoorsnede van de schacht kan rond zijn (bij de gewone haak) of plat (bij de gesmede haak). De totale lengte van de haak is de maximale totale lengte van de schacht vanaf het uiteinde van de haak dat dient voor het vastmaken van de lijn (en gewoonlijk de vorm heeft van een oog) tot en met de punt van de kromming. De breedte van de haak is de grootste horizontale afstand vanaf het buitenste gedeelte van de schacht tot en met het buitenste gedeelte van de weerhaak;

  9. „visaantrekkende structuren”: op zee drijvende uitrustingen waarmee wordt beoogd vis aan te trekken;

  10. „vaartuigen voor de tonijnvisserij met hengels”: vaartuigen die zijn uitgerust voor de tonijnvisserij met hengels.

Voor de toepassing van deze verordening gelden voor de maritieme wateren de volgende definities:

  1. Gebied 1

    Alle wateren van de Atlantische Oceaan en de aangrenzende zeeën die zijn gelegen binnen het ICCAT-verdragsgebied als omschreven in artikel 1 van dat verdrag.

  2. Gebied 2

    Alle wateren van de Indische Oceaan die zijn gelegen binnen het IOTC-verdragsgebied als omschreven in artikel 2 van dat verdrag.

  3. Gebied 3

    Alle wateren van het oostelijke deel van de Stille Oceaan die zijn gelegen binnen het gebied als omschreven in artikel 3 van de Overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen.

  4. Gebied 4

    Alle wateren van het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan die zijn gelegen binnen het gebied als omschreven in artikel 3 van het WCPFC-verdrag.

Artikel 1 Onderwerp

Bij deze verordening worden de technische instandhoudingsmaatregelen vastgesteld die gelden voor de vangst en de aanvoer van de in bijlage I vermelde, over grote afstanden trekkende visbestanden, en voor de daarbij bovengehaalde bijvangsten.

Artikel 2 Toepassingsgebied

Onverminderd artikel 9 geldt deze verordening voor de vaartuigen die de vlag van de lidstaten voeren en in de Gemeenschap zijn geregistreerd (hierna „vissersvaartuigen van de Gemeenschap” genoemd).

Artikel 3 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  1. „over grote afstanden trekkende soorten”: de in bijlage I vermelde soorten;

  2. „tonijnachtigen en aanverwante soorten, als bedoeld door ICCAT”: de in bijlage II vermelde soorten;

  3. „dolfijnsterftelimiet (DSL)”: de limiet als gedefinieerd in artikel V van de Overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen(10);

  4. „sportvisserij”: visserijactiviteiten waarbij levende aquatische rijkdommen als vrijetijdsbesteding of als sport worden geëxploiteerd;

  5. „ringnetten”: al dan niet van een sluitlijn voorziene netten waarmee vis wordt gevangen door deze van opzij en van onderen te omsluiten;

  6. „ringzegens”: ringnetten waarvan de bodem aan de onderkant wordt samengetrokken door een sluitlijn die door een reeks ringen langs de onderpees loopt, waardoor het net kan worden samengetrokken en gesloten. Ringzegens mogen worden gebruikt voor de vangst van kleine pelagische soorten, grote pelagische soorten en demersale soorten.

  7. „beuglijnen”: vistuig bestaande uit een hoofdlijn met bijlijnen (sneuen) die voorzien zijn van talrijke haken en die, afhankelijk van de doelsoort, een andere lengte hebben. Een beuglijn kan verticaal of horizontaal ten opzichte van het zeeoppervlak worden uitgezet. Ze kan op of dichtbij de bodem worden uitgezet (grondbeug) of kan tussen de bodem en het oppervlak of dicht onder het oppervlak drijven (drijvende beug);

  8. „haken”: een gebogen, scherp stuk staaldraad, gewoonlijk met een weerhaak. De punt van de haak kan recht of omgebogen zijn. Lengte en vorm van de schacht kunnen variëren en de dwarsdoorsnede van de schacht kan rond zijn (bij de gewone haak) of plat (bij de gesmede haak). De totale lengte van de haak is de maximale totale lengte van de schacht vanaf het uiteinde van de haak dat dient voor het vastmaken van de lijn (en gewoonlijk de vorm heeft van een oog) tot en met de punt van de kromming. De breedte van de haak is de grootste horizontale afstand vanaf het buitenste gedeelte van de schacht tot en met het buitenste gedeelte van de weerhaak;

  9. „visaantrekkende structuren”: op zee drijvende uitrustingen waarmee wordt beoogd vis aan te trekken;

  10. „vaartuigen voor de tonijnvisserij met hengels”: vaartuigen die zijn uitgerust voor de tonijnvisserij met hengels.

Artikel 4 Gebieden

TITEL II TECHNISCHE MAATREGELEN DIE GELDEN IN GEBIED 1

HOOFDSTUK 1 Beperkingen op het gebruik van bepaalde soorten vaartuigen en vistuigen

Artikel 5 Bescherming van grootoogtonijn in bepaalde tropische wateren

Artikel 6 Visserij op blauwvintonijn in de Middellandse Zee

Artikel 7 Visserij op gestreepte tonijn, grootoogtonijn en geelvintonijn in bepaalde Portugese wateren

HOOFDSTUK 2 Minimumafmetingen

Artikel 8 Afmetingen

Artikel 9 Verbodsbepalingen

Artikel 10 Het meten van de afmetingen

Artikel 11 Bemonsteringsprocedure voor de kooien met blauwvintonijn

HOOFDSTUK 3 Beperking van het aantal vaartuigen

Artikel 12 Grootoogtonijn en Noord-Atlantische witte tonijn

HOOFDSTUK 4 Niet-doelsoorten en sport- en recreatievisserij

Artikel 13 Marlijn

Artikel 14 Haaien

Artikel 15 Zeeschildpadden

Artikel 16 Sport- en recreatievisserij in de Middellandse Zee

Artikel 17 Verslaglegging

TITEL III TECHNISCHE MAATREGELEN DIE GELDEN IN GEBIED 2

HOOFDSTUK 1 Beperking van het aantal vaartuigen

Artikel 18 Aantal toegelaten vaartuigen

HOOFDSTUK 2 Niet-doelsoorten

Artikel 19 Haaien

Artikel 20 Schildpadden

TITEL IV TECHNISCHE MAATREGELEN DIE GELDEN IN GEBIED 3

Artikel 21 Overladen

Artikel 22 Beperking van het aantal vaartuigen

Artikel 23 Bescherming van dolfijnen

Artikel 24 DSL-aanvragen

Artikel 25 Verdeling van de DSL’s

Artikel 26 Bescherming van niet-doelsoorten

Artikel 27 Zeeschildpadden

TITEL V TECHNISCHE MAATREGELEN DIE GELDEN IN GEBIED 4

Artikel 28 Vermindering van afval

TITEL VI ALGEMEEN GELDENDE BEPALINGEN

Artikel 29 Zeezoogdieren

TITEL VII SLOTBEPALINGEN

Artikel 30 Comitéprocedure

Artikel 31 Intrekking

Artikel 32 Inwerkingtreding

BIJLAGE I

BIJLAGE II

BIJLAGE III

BIJLAGE IV