De in bijlage I vermelde tariefcontingenten worden geopend voor de invoer van producten van de sector eieren en ovoalbumine van de in bijlage I genoemde GN-codes.
Verordening (EG) nr. 539/2007 van de Commissie van 15 mei 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten voor eieren en ovoalbumine
Verordening (EG) nr. 539/2007 van de Commissie van 15 mei 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten voor eieren en ovoalbumine
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 2771/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector eieren(1), en met name op artikel 6, lid 1,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 2783/75 van de Raad van 29 oktober 1975 betreffende een gemeenschappelijke regeling van het handelsverkeer voor ovoalbumine en lactoalbumine(2), en met name op artikel 4, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
De Gemeenschap heeft zich binnen de Wereldhandelsorganisatie ertoe verbonden tariefcontingenten te openen voor bepaalde producten in de sector eieren en voor ovoalbumine. Er moeten derhalve uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld voor het beheer van deze contingenten.
Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie van 9 juni 2000 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten(3) en Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten(4) zijn van toepassing, tenzij in de onderhavige verordening anders is bepaald.
Verordening (EG) nr. 593/2004 van de Commissie van 30 maart 2004 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van de tariefcontingenten voor producten van de sector eieren en voor ovoalbumine(5) moet ingrijpend worden gewijzigd. Daarom moet Verordening (EG) nr. 593/2004 worden ingetrokken en door een nieuwe verordening worden vervangen.
Met het oog op een regelmatige invoer moet de contingentperiode, die van 1 juli tot en met 30 juni van het volgende jaar loopt, in verschillende deelperioden worden onderverdeeld. Bij Verordening (EG) nr. 1301/2006 is in ieder geval bepaald dat de certificaten geldig zijn tot en met de laatste dag van de tariefcontingentperiode.
De tariefcontingenten moeten aan de hand van invoercertificaten worden beheerd. Hiertoe moeten uitvoeringsbepalingen inzake de indiening van de aanvragen en de in de aanvragen en certificaten op te nemen vermeldingen worden vastgesteld.
Vanwege het aan deze regeling inherente gevaar voor speculatie in de sector eieren en ovoalbumine moeten precieze voorwaarden worden vastgesteld waaraan de marktdeelnemers moeten voldoen om van de tariefcontingentregeling gebruik te kunnen maken.
Met het oog op een doeltreffend beheer van het tariefcontingent moet de zekerheid voor invoercertificaten worden vastgesteld op 20 EUR per 100 kg.
In het belang van de marktdeelnemers moet worden bepaald dat de Commissie de hoeveelheden vaststelt waarvoor geen aanvragen zijn ingediend en die overeenkomstig artikel 7, lid 4, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 aan de volgende deelperiode worden toegevoegd.
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor slachtpluimvee en eieren,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De tariefcontingenten worden ieder jaar geopend voor de periode van 1 juli tot en met 30 juni van het volgende jaar.
De hoeveelheid producten waarvoor de in lid 1 bedoelde contingenten gelden, het toepasselijke douanerecht, de volgnummers en de daarmee overeenstemmende nummers van de groepen zijn vastgesteld in bijlage I.
Artikel 2
De bepalingen van Verordening (EG) nr. 1291/2000 en van Verordening (EG) nr. 1301/2006 zijn van toepassing, tenzij in de onderhavige verordening anders is bepaald.
Artikel 3
De voor de jaarlijkse contingentperiode voor het groepsnummer E1 vastgestelde hoeveelheid wordt als volgt over vier deelperioden verdeeld:
-
20 % voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september;
-
30 % voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december;
-
30 % voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart;
-
20 % voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni.
De voor de jaarlijkse contingentperiode voor de groepen E2 en E3 vastgestelde hoeveelheid wordt als volgt over vier deelperioden verdeeld:
-
25 % voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september;
-
25 % voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december;
-
25 % voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart;
-
25 % voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni.
In het kader van deze verordening vindt de omrekening van gewicht in equivalent eieren in de schaal plaats volgens de in bijlage 69 bij Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie(6) vastgestelde forfaitaire opbrengstpercentages.
Artikel 4
Voor de toepassing van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1301/2006 moet een aanvrager van een invoercertificaat bij de indiening van zijn eerste aanvraag voor een bepaalde contingentperiode bewijzen dat hij ten minste 50 ton (equivalent eieren in de schaal) producten van Verordening (EEG) nr. 2771/75 of van Verordening (EEG) nr. 2783/75 heeft ingevoerd gedurende elk van beide in genoemd artikel 5 bedoelde perioden, of dat hij overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad(7) erkend is voor de verwerking van eiproducten.
De certificaataanvraag mag slechts betrekking hebben op een van de in bijlage I bij deze verordening genoemde volgnummers. De aanvraag mag betrekking hebben op verscheidene producten die onder verschillende GN-codes vallen. In dat geval moeten in vak 16 van de certificaataanvraag en het certificaat alle GN-codes en in vak 15 ervan de desbetreffende omschrijvingen worden vermeld. Voor de groepen E2 en E3 wordt de totale hoeveelheid omgerekend in equivalent eieren in de schaal.
De certificaataanvraag moet betrekking hebben op ten minste één ton en ten hoogste 10 % van de hoeveelheid die in de betrokken deelperiode voor het betrokken contingent beschikbaar is.
In de certificaataanvraag en het certificaat worden de volgende gegevens vermeld:
-
in vak 8, het land van oorsprong;
-
in vak 20, één van de vermeldingen van bijlage II, deel A.
Vak 24 van het certificaat bevat een van de in bijlage II, deel B, opgenomen vermeldingen.