Beschikking van de Raad van 24 juli 2008 betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in het Verenigd Koninkrijk (2008/713/EG)
Beschikking van de Raad van 24 juli 2008 betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in het Verenigd Koninkrijk (2008/713/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 104, lid 6,
Gezien de aanbeveling van de Commissie,
Gezien de opmerkingen van het Verenigd Koninkrijk,
Overwegende hetgeen volgt:
Artikel 104 van het Verdrag voorziet in een buitensporig tekort-procedure (BTP) om erop toe te zien dat lidstaten buitensporige overheidstekorten vermijden of deze tekorten corrigeren wanneer deze zich voordoen.
Overeenkomstig punt 5 van het Protocol betreffende enkele bepalingen met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland is de verplichting uit hoofde van artikel 104, lid 1, van het Verdrag om buitensporige overheidstekorten te vermijden niet van toepassing op het Verenigd Koninkrijk, tenzij het land tot de derde fase van de Economische en Monetaire Unie overgaat. Het Verenigd Koninkrijk bevindt zich in de tweede fase van de Economische en Monetaire Unie en is derhalve overeenkomstig artikel 116, lid 4, van het Verdrag verplicht ernaar te streven buitensporige overheidstekorten te voorkomen.
Het stabiliteits- en groeipact is gebaseerd op de doelstelling van deugdelijke openbare financiën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een tot werkgelegenheidsschepping leidende sterke duurzame groei te verbeteren.
De buitensporig tekort-procedure van artikel 104 van het Verdrag, die wordt omschreven in Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten(1), die deel uitmaakt van het stabiliteits- en groeipact, voorziet in een besluit betreffende het bestaan van een buitensporig tekort. Het aan het Verdrag gehechte protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten bevat nadere bepalingen betreffende de toepassing van de buitensporig tekort-procedure. Verordening (EG) nr. 3605/93(2) bevat gedetailleerde regels en definities voor de toepassing van de bepalingen van genoemd protocol.
Krachtens artikel 104, lid 5, van het Verdrag moet de Commissie advies uitbrengen aan de Raad indien zij van oordeel is dat er in een lidstaat een buitensporig tekort bestaat of kan ontstaan. Rekening houdend met haar verslag op grond van artikel 104, lid 3, van het Verdrag en gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité overeenkomstig artikel 104, lid 4, van het Verdrag is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er in het Verenigd Koninkrijk een buitensporig tekort bestaat. De Commissie heeft derhalve op 2 juli 2008 een dergelijk advies over het Verenigd Koninkrijk aan de Raad uitgebracht.
In artikel 104, lid 6, van het Verdrag wordt bepaald dat de Raad rekening moet houden met de opmerkingen die de betrokken lidstaat eventueel wenst te maken, alvorens, na een algehele evaluatie te hebben gemaakt, te besluiten of er al dan niet een buitensporig tekort bestaat. In het geval van het Verenigd Koninkrijk leidt deze algehele evaluatie tot de volgende conclusies.
Eind jaren negentig heeft het Verenigd Koninkrijk forse inspanningen geleverd om de begroting te consolideren. Voornamelijk als gevolg van een expliciete beleidsdoelstelling om de uitgaven aan overheidsdiensten te verhogen, heeft de regering daarna gekozen voor een vrijere begrotingskoers. Daardoor is het overheidsoverschot van het eind van de jaren negentig omgeslagen in een overheidstekort van 3,2 % van het bbp in 2003/2004 en 3,5 % in 2004/2005. Daar de output gap in deze periode positief bleef, verslechterde het structurele saldo tussen 1999/2000 en 2004/2005 met 434 procentpunt van het bbp(3). Op 21 september 2005 heeft de Commissie met de goedkeuring van een verslag ingevolge artikel 104, lid 3, een BTP ten aanzien van het Verenigd Koninkrijk ingeleid en op 24 januari 2006 heeft de Raad besloten dat er in het Verenigd Koninkrijk een buitensporig tekort bestond. In 2005/2006 en 2006/2007 verbeterde de begrotingssituatie en liep het nominale tekort terug tot 2,6 % van het bbp in het laatstgenoemde jaar. Op 12 september 2007 heeft de Commissie gezien het definitieve tekort over 2006/2007 en de voorjaarsprognoses 2007 haar goedkeuring gehecht aan een aanbeveling voor een beschikking van de Raad tot intrekking van de BTP ten aanzien van het Verenigd Koninkrijk. Op 9 oktober 2007 heeft de Raad (Ecofin) overeenkomstig artikel 104, lid 12, van het Verdrag besloten de BTP in te trekken.
Volgens de BTP-gegevens die de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk in maart 2008 hebben ingediend, zal het overheidstekort van het Verenigd Koninkrijk in 2008/2009 uitkomen op 3,2 % van het bbp en daarmee de referentiewaarde van 3 % van het bbp overschrijden. Hetzelfde percentage wordt genoemd in de begroting van het Verenigd Koninkrijk van maart 2008, waaruit ook blijkt dat het de bedoeling is dat het overheidstekort in 2009/2010 op 2,8 % van het bbp uitkomt. Het tekortcijfer voor het laatstgenoemde jaar is lager dan het desbetreffende cijfer van 3,3 % van het bbp in de voorjaarsprognoses van de diensten van de Commissie, hetgeen voornamelijk komt door verschillen in de verwachte bbp-groei in 2009/2010. Na de bekendmaking van de begroting van maart 2008 zullen als gevolg van een op 13 mei afgelegde beleidsverklaring tot verlaging van de personenbelasting in 2008/2009, een maatregel die met het opnemen van extra kredieten zou worden gefinancierd, de voorziene tekort- en schuldniveaus hoger uitkomen dan in de kennisgeving is aangegeven. Daardoor zal de door de diensten van de Commissie voorspelde tekortquote voor 2008/2009 hoger uitvallen en uitkomen op rond de 3,5 % van het bbp, ervan uitgaande dat de overige omstandigheden gelijk blijven. Het voorziene tekort voor 2008/2009, zoals dat is meegedeeld in maart 2008, is weliswaar hoger dan de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp, maar blijft wel dicht bij deze waarde. De overschrijding van de referentiewaarde van 3 % van het bbp is niet van uitzonderlijke aard, wordt met name niet veroorzaakt door een buiten de macht van de Verenigd Koninkrijk-autoriteiten vallende ongewone gebeurtenis en is evenmin het gevolg van een ernstige economische neergang. Volgens de voorjaarsprognoses 2008 van de diensten van de Commissie zal de groei op jaarbasis in het Verenigd Koninkrijk in 2008 en 2009 vertragen tot onder het potentiële groeitempo. Niettemin zal de bbp-groei in 2008 op 1,7 % en in 2009 op 1,6 % uitkomen. Ook wordt de overschrijding van de referentiewaarde van 3 % van het bbp niet als tijdelijk beschouwd aangezien de diensten van de Commissie in hun prognoses ervan uitgaan dat de tekortquote in 2009/2010 bij ongewijzigd beleid boven de 3 % blijft (3,3 %). Daaruit blijkt dat niet aan het tekortcriterium van het Verdrag wordt voldaan.
De overheidsschuldquote blijft ruim onder de referentiewaarde van 60 % (in de BTP-kennisgeving van maart wordt voor het begrotingsjaar 2007/2008 een quote van 43,0 % van het bbp(4) genoemd), maar vertoont tot 2009/2010 wel een stijgende lijn. Volgens de prognoses van de diensten van de Commissie komt deze in 2009/2010 op zo’n 47,5 % van het bbp uit.
Overeenkomstig artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97 kunnen „andere relevante factoren” alleen in aanmerking worden genomen in de overeenkomstig artikel 104, lid 6, vastgestelde beschikking van de Raad over het al dan niet bestaan van een buitensporig tekort indien volledig is voldaan aan een tweeledige voorwaarde, namelijk dat het tekort dicht bij de referentiewaarde blijft en dat de overschrijding van de referentiewaarde van tijdelijke aard is. Aan deze tweeledige voorwaarde is niet voldaan. Derhalve wordt in de stappen die leiden tot deze beschikking, geen rekening gehouden met andere relevante factoren,
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:
Artikel 1
Uit een algehele evaluatie volgt dat er in het Verenigd Koninkrijk een buitensporig tekort bestaat.
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.
Gedaan te Brussel, 24 juli 2008.
Voor de Raad
De voorzitter
B. Hortefeux