Home

Richtlijn 2008/71/EG van de Raad van 15 juli 2008 met betrekking tot de identificatie en de registratie van varkens (Gecodificeerde versie)

Richtlijn 2008/71/EG van de Raad van 15 juli 2008 met betrekking tot de identificatie en de registratie van varkens (Gecodificeerde versie)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europese Parlement(1),

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Richtlijn 92/102/EEG van de Raad van 27 november 1992 met betrekking tot de identificatie en de registratie van dieren(2) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd(3). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.

  2. Krachtens artikel 3, lid 1, onder c), van Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt(4) moeten voor het intracommunautaire handelsverkeer bestemde dieren enerzijds overeenkomstig de vereisten van de communautaire voorschriften zijn geïdentificeerd en anderzijds zijn geregistreerd, zodat het bedrijf, het centrum of de instelling van oorsprong of van tijdelijk verblijf is terug te vinden. Deze identificatie- en registratiesystemen moesten vóór 1 januari 1993 van toepassing worden verklaard op het verkeer van dieren binnen het grondgebied van elke lidstaat.

  3. In artikel 14 van Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht(5) is bepaald dat voor die dieren, met uitzondering van slachtdieren en geregistreerde paardachtigen, de in artikel 3, lid 1, onder c), van Richtlijn 90/425/EEG bedoelde identificatie en registratie moeten worden uitgevoerd nadat de controles zijn verricht.

  4. Met het oog op de correcte toepassing van deze richtlijn moet worden voorzien in een snelle en efficiënte uitwisseling van informatie tussen de lidstaten. Communautaire voorschriften ter zake zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften(6) en bij Richtlijn 89/608/EEG van de Raad van 21 november 1989 betreffende wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie, met het oog op de juiste toepassing van de veterinaire en zoötechnische wetgeving(7).

  5. De houders van dieren moeten voor de dieren op hun bedrijf een register bijhouden. Personen die betrokken zijn bij de handel in dieren, moeten een register bijhouden van hun transacties. De bevoegde autoriteit moet deze gegevens kunnen inzien wanneer zij daarom verzoekt.

  6. Teneinde verplaatsingen van dieren snel en doeltreffend te kunnen natrekken, moeten de dieren kunnen worden geïdentificeerd. Op een later tijdstip moet een beslissing worden genomen over de aard van het merkteken en in afwachting van die beslissing moeten de nationale identificatiesystemen voor verplaatsingen op de nationale markt van toepassing blijven.

  7. Afwijkingen van de eisen inzake merktekens moeten worden mogelijk gemaakt voor dieren die rechtstreeks van een landbouwbedrijf naar een slachthuis worden gebracht. Deze dieren moeten evenwel in elk geval op zodanige wijze worden geïdentificeerd dat het bedrijf van oorsprong kan worden opgespoord.

  8. Er moet worden voorzien in de mogelijkheid van vrijstellingen van de verplichting tot registratie van houders die dieren voor persoonlijk gebruik houden en, om rekening te houden met bepaalde bijzondere gevallen, van de wijze van registratie.

  9. Wanneer het merkteken van dieren onleesbaar is geworden of verloren is, moet een nieuw merkteken worden aangebracht dat gerelateerd kan worden aan het vorige.

  10. Deze richtlijn doet niets af aan de specifieke eisen die zijn vastgesteld in Beschikking 89/153/EEG van de Commissie van 13 februari 1989 inzake het verband tussen monsters voor onderzoek op residuen en de betrokken dieren en bedrijven van oorsprong(8) of aan de uitvoeringsbepalingen die zijn vastgesteld op grond van Richtlijn 91/496/EEG.

  11. Er moet worden voorzien in een beheersprocedure voor de vaststelling van eventuele uitvoeringsbepalingen.

  12. Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijn onverlet te laten,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bij deze richtlijn worden de minimumvoorschriften voor de identificatie en registratie van varkens vastgesteld, onverminderd nadere voorschriften die kunnen worden vastgesteld met het oog op de uitroeiing van en de controle op ziekten.

Deze richtlijn geldt onverminderd Beschikking 89/153/EEG en de uitvoeringsbepalingen die zijn vastgesteld op grond van Richtlijn 91/496/EEG.

Artikel 2

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

  1. „dier”: een dier van de familie van de Suidae, met uitzondering van wilde varkens als omschreven in artikel 2, onder b) van Richtlijn 2001/89/EG van de Raad van 23 oktober 2001 betreffende maatregelen van de Gemeenschap ter bestrijding van klassieke varkenspest(9);

  2. „bedrijf”: een inrichting, constructie of — in het geval van een openluchtfokkerij — plaats waar dieren worden gehouden, gefokt of gehanteerd;

  3. „houder”: een natuurlijke of rechtspersoon die, ook tijdelijk, verantwoordelijk is voor dieren;

  4. „bevoegde autoriteit”: de centrale autoriteit van een lidstaat die bevoegd is om de veterinaire controles uit te voeren, of elke autoriteit waaraan zij deze bevoegdheid heeft overgedragen met het oog op de uitvoering van deze richtlijn;

  5. „handelsverkeer”: het handelsverkeer als omschreven in artikel 2, punt 3), van Richtlijn 90/425/EEG.

Artikel 3

1.

De lidstaten zien erop toe dat:

  1. de bevoegde autoriteit beschikt over een bijgewerkte lijst van alle bedrijven op haar grondgebied waar in deze richtlijn bedoelde dieren worden gehouden, met vermelding van de houders van de dieren; deze bedrijven moeten op deze lijst blijven staan tot drie jaar na de verwijdering van de dieren. Deze lijst bevat tevens het merkteken of de merktekens die worden gebruikt ter identificatie van het bedrijf overeenkomstig artikel 5, lid 2, eerste alinea, en artikel 8;

  2. de Commissie en de bevoegde autoriteit inzage krijgen in alle uit hoofde van deze richtlijn verkregen informatie.

2.

De lidstaten kunnen volgens de procedure van artikel 18 van Richtlijn 90/425/EEG worden gemachtigd natuurlijke personen die slechts één dier houden, dat voor eigen gebruik of verbruik bestemd is, dan wel in verband met bijzondere omstandigheden, niet op de in lid 1, onder a), van dit artikel bedoelde lijst te plaatsen, mits dit dier vóór een eventuele verplaatsing aan de in deze richtlijn voorgeschreven controles wordt onderworpen.

Artikel 4

1.

De lidstaten zien erop toe dat elke houder die op de in artikel 3, lid 1, onder a), bedoelde lijst voorkomt een register bijhoudt van het aantal dieren dat zich op zijn bedrijf bevindt.

In dat register worden alle verplaatsingen (aantallen inkomende en uitgaande dieren) bijgehouden van de dieren, minstens op basis van de stromen met vermelding, in voorkomend geval, van oorsprong of bestemming alsmede de datum van deze stromen.

In alle gevallen moet melding worden gemaakt van het overeenkomstig de artikelen 5 en 8 aangebrachte identificatiemerk.

Voor raszuivere en hybride varkens die overeenkomstig Richtlijn 88/661/EEG van 19 december 1988 van de Raad betreffende de zoötechnische normen die gelden voor fokvarkens(10) in een stamboek zijn ingeschreven, kan volgens de procedure van artikel 18 van Richtlijn 90/425/EEG een registratiesysteem op basis van individuele identificatie van de dieren worden erkend, indien dit systeem garanties biedt die gelijkwaardig zijn aan die van een register.

2.

De lidstaten zien er tevens op toe dat:

  1. elke houder van dieren de bevoegde autoriteit desgevraagd alle inlichtingen verschaft over de oorsprong, de identificatie en, in voorkomend geval, de bestemming van de dieren die hij heeft bezeten, gehouden, vervoerd, in de handel gebracht of geslacht;

  2. elke houder van dieren die van of naar een markt of verzamelplaats worden vervoerd, een document met gedetailleerde gegevens betreffende deze dieren overlegt aan de marktdeelnemer die op de markt of verzamelplaats tijdelijk houder is van de dieren.

    Deze marktdeelnemer kan de overeenkomstig de eerste alinea verkregen documenten gebruiken om te voldoen aan het bepaalde in lid 1, derde alinea;

  3. deze registers en gegevens beschikbaar zijn op het bedrijf en desgevraagd ter beschikking van de bevoegde autoriteit worden gehouden gedurende een door die autoriteit vast te stellen minimumperiode van ten minste drie jaar.

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

BIJLAGE I

BIJLAGE II