Richtlijn 2008/119/EG van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van kalveren (Gecodificeerde versie)
Richtlijn 2008/119/EG van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van kalveren (Gecodificeerde versie)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement(1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(2),
Overwegende hetgeen volgt:
Richtlijn 91/629/EEG van de Raad van 19 november 1991 tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van kalveren(3) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd(4). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.
De meeste lidstaten hebben het Europees Verdrag inzake de bescherming van landbouwhuisdieren geratificeerd. Ook de Gemeenschap heeft dit Verdrag goedgekeurd bij Besluit 78/923/EEG van de Raad(5).
Kalveren, als levende dieren, komen voor op de lijst van producten vermeld in bijlage I bij het Verdrag.
Het houden van kalveren maakt een integrerend deel uit van de landbouw. Deze activiteit is voor een deel van de landbouwbevolking een bron van inkomsten.
Verschillen waardoor de mededingingsvoorwaarden kunnen worden vervalst, vormen een belemmering voor een goede werking van de gemeenschappelijke marktordening voor kalveren en producten van de kalvermesterij.
Derhalve moeten gemeenschappelijke minimumnormen worden vastgesteld ter bescherming van fok- en mestkalveren, teneinde een rationele ontwikkeling van de productie te garanderen.
Uit wetenschappelijk oogpunt wordt aanvaard dat kalveren moeten worden gehouden onder omstandigheden die in overeenstemming zijn met de behoeften van de soort, die bestaat uit kuddedieren. Zij moeten bijgevolg in een groep worden gehouden. Kalveren, ongeacht of zij in een groep dan wel individueel worden gehouden, moeten over voldoende bewegingsruimte beschikken, moeten contact met soortgenoten kunnen hebben en moeten voldoende ruimte hebben om te staan en te liggen.
Officiële diensten, producenten, consumenten en andere belanghebbenden moeten op de hoogte worden gehouden van de ontwikkelingen in deze sector. De Commissie moet derhalve, op basis van een advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, actief voortgaan met wetenschappelijk onderzoek naar het/de beste veehouderijsysteem/-systemen om het welzijn van kalveren te waarborgen. Om de Commissie in staat te stellen deze taak tot een goed eind te brengen, moet voorzien worden in een overgangsperiode.
De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoerings-bevoegdheden(6).
Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
In deze richtlijn worden de minimumnormen vastgesteld ter bescherming van kalveren die voor de fokkerij of mesterij opgesloten worden gehouden.
Artikel 2
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:
„kalf”: een rund van ten hoogste zes maanden;
„bevoegde autoriteit”: de bevoegde autoriteit in de zin van artikel 2, lid 6, van Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt(7).
Artikel 3
Met ingang van 1 januari 1998 gelden de volgende voorschriften voor alle nieuw gebouwde of verbouwde bedrijven en voor alle bedrijven die na die datum in gebruik worden genomen:
kalveren van meer dan acht weken mogen niet in een individueel hok worden opgesloten, tenzij een dierenarts heeft verklaard dat het dier in verband met zijn gezondheid of zijn gedrag moet worden geïsoleerd om te worden behandeld. De breedte van elk individueel hok moet ten minste gelijk zijn aan de schofthoogte van het kalf, gemeten terwijl het dier rechtop staat, en de lengte moet ten minste gelijk zijn aan de lengte van het kalf, gemeten van de neuspunt tot aan de achterkant van de zitbeenknobbel (tuber ischii) en vermenigvuldigd met 1,1.
Een individueel hok voor kalveren (behalve de hokken voor het isoleren van zieke dieren) mag niet voorzien zijn van muren, maar moet bestaan uit open afscheidingen die een direct visueel en lichamelijk contact tussen de kalveren mogelijk maken;
in groepen gehouden kalveren moeten elk over een vrije ruimte kunnen beschikken die ten minste gelijk is aan 1,5 m2 voor kalveren met een levend gewicht van minder dan 150 kg, 1,7 m2 voor kalveren met een levend gewicht van 150 kg of meer, maar minder dan 220 kg, en 1,8 m2 voor kalveren met een levend gewicht van 220 kg of meer.
De bepalingen van de eerste alinea zijn echter niet van toepassing op:
bedrijven met minder dan zes kalveren;
kalveren die door hun moeder gezoogd worden.
Vanaf 31 december 2006 gelden de bepalingen van lid 1 voor alle bedrijven.
Artikel 4
De lidstaten zien erop toe dat de voorwaarden voor de kalverhouderij in overeenstemming zijn met de algemene bepalingen van bijlage I.