Home

Verordening (EG) nr. 412/2008 van de Commissie van 8 mei 2008 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van voor verwerking bestemd bevroren rundvlees

Verordening (EG) nr. 412/2008 van de Commissie van 8 mei 2008 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van voor verwerking bestemd bevroren rundvlees

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees(1), en met name op artikel 32, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Volgens WTO-lijst CXL moet de Gemeenschap jaarlijks een tariefcontingent openen voor de invoer van 50 700 ton voor verwerking bestemd bevroren rundvlees. De Gemeenschap heeft er zich bovendien toe verbonden dat contingent met ingang van 1 juli 2006 met 4 003 ton te verhogen als gevolg van de onderhandelingen die zijn uitgemond in de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Australië uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994 betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, in verband met hun toetreding tot de Europese Unie(2), een overeenkomst die is goedgekeurd bij Besluit 2006/106/EG van de Raad(3).

  2. De uitvoeringsbepalingen voor de opening en de wijze van beheer van dit invoercontingent moeten jaarlijks worden vastgesteld voor de periode van 1 juli tot en met 30 juni van het volgende jaar.

  3. Voor de invoer van bevroren rundvlees in het kader van het tariefcontingent gelden de invoerrechten en voorwaarden die zijn vastgesteld in het derde deel, bijlage 7, volgnummer 12, van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief(4).

  4. Overeenkomstig artikel 29, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1254/1999 moet bij invoer in de Gemeenschap in het kader van het tariefcontingent een invoercertificaat worden overgelegd. Voor de op grond van de onderhavige verordening afgegeven invoercertificaten dient het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie van 9 juni 2000 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten(5) en in Verordening (EG) nr. 382/2008 van de Commissie van 21 april 2008 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoer- en uitvoercertificatenregeling in de sector rundvlees(6) te gelden, onverminderd de bij de onderhavige verordening vastgestelde aanvullende voorschriften.

  5. Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten(7) bevat nadere bepalingen over invoerrechtenaanvragen, de status van de aanvragers en de afgifte van invoercertificaten. Verordening (EG) nr. 1301/2006 is van toepassing op de op grond van de onderhavige verordening afgegeven invoercertificaten, onverminderd de bij de onderhavige verordening vastgestelde aanvullende voorschriften.

  6. Het is dienstig dit invoertariefcontingent te beheren door in eerste instantie invoerrechten toe te kennen en in tweede instantie invoercertificaten af te geven, zoals is vastgesteld in artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1301/2006. Op die manier kunnen marktdeelnemers met invoerrechten in de loop van de contingentperiode beslissen wanneer zij, rekening houdend met de door hen verhandelde hoeveelheden, het best invoercertificaten aanvragen. Het dient mogelijk te worden gemaakt de certificaten af te geven nadat op basis van de aanvragen van in aanmerking komende verwerkers rechten tot invoer zijn toegewezen. Bij Verordening (EG) nr. 1301/2006 wordt de geldigheid van de certificaten in elk geval beperkt tot en met de laatste dag van de invoercontingentperiode.

  7. Om speculatie te voorkomen, moet de toegang tot het contigent worden voorbehouden voor actieve verwerkers die de producten verwerken in verwerkingsinrichtingen die zijn erkend overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong(8).

  8. Ter voorkoming van speculatie dienen aan verwerkers slechts invoercertificaten te worden afgegeven voor de hoeveelheden waarvoor aan hen rechten tot invoer zijn toegewezen. Om dezelfde reden moet bovendien tegelijk met het aanvragen van rechten tot invoer een zekerheid worden gesteld. Het aanvragen van invoercertificaten die overeenstemmen met de toegewezen rechten, dient een primaire eis te zijn in de zin van Verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie van 22 juli 1985 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake de regeling voor het stellen van zekerheden voor landbouwproducten(9).

  9. De toepassing van het tariefcontingent vergt een strikt toezicht op de invoer en doeltreffende controles op het gebruik en de bestemming van de ingevoerde producten. Daarom dient te worden bepaald dat de verwerking alleen in de op het invoercertificaat vermelde inrichting mag plaatsvinden.

  10. Een zekerheid dient te worden gesteld om te garanderen dat het ingevoerde vlees wordt gebruikt overeenkomstig de voorschriften die voor het tariefcontingent gelden. Bij de vaststelling van het bedrag van die zekerheid moet rekening worden gehouden met het verschil tussen de douanerechten die binnen het contingent gelden, en die welke daarbuiten van toepassing zijn.

  11. De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rundvlees,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de periode van 1 juli tot en met 30 juni van het volgende jaar (hierna „de invoertariefcontingentperiode” genoemd) wordt onder de in deze verordening bepaalde voorwaarden jaarlijks een tariefcontingent geopend voor de invoer van 54 703 ton voor verwerking in de Gemeenschap bestemd bevroren rundvlees, uitgedrukt in vlees met been, van GN-code 0202 20 30, 0202 30 10, 0202 30 50, 0202 30 90 of 0206 29 91 (hierna „het contingent” genoemd).

Artikel 2

1.

Voor de toepassing van deze verordening wordt als A-product aangemerkt: een verwerkt product van GN-code 1602 10, 1602 50 31 of 1602 50 95 dat geen ander vlees dan rundvlees bevat, met een collageen/eiwitverhouding van maximaal 0,45 en met ten minste 20 gewichtspercenten mager vlees met uitzondering van slachtafvallen en vet, waarbij het vlees en de gelei ten minste 85 % van het totale nettogewicht uitmaken.

Als collageengehalte wordt beschouwd het gehalte aan hydroxyproline, vermenigvuldigd met factor 8. Het gehalte aan hydroxypoline wordt bepaald volgens ISO-methode 3496-1994.

Het gehalte aan mager rundvlees met uitzondering van vet wordt bepaald volgens de analyseprocedure die is opgenomen in de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2429/86 van de Commissie(10).

De slachtafvallen omvatten: hoofden en delen daarvan (met inbegrip van oren), poten, staarten, harten, uiers, levers, nieren, zwezeriken (thymus), pancreas, hersenen, longen, kelen, middenriffen, milten, tongen, darmvliezen, ruggenmerg, eetbare huid, voortplantingsorganen (d.w.z. baarmoeders, eierstokken en teelballen), schildklieren en hypofyses.

Het product ondergaat een warmtebehandeling die voldoende is om de vleeseiwitten te doen stollen in het hele product, dat op het snijvlak geen sporen van een rozige vloeistof mag vertonen wanneer het wordt doorgesneden langs een lijn die door het dikste gedeelte ervan gaat.

2.

Voor de toepassing van deze verordening wordt onder B-producten verstaan: rundvlees bevattende verwerkte producten, andere dan:

  1. de in artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1254/1999 vermelde producten; of

  2. de in lid 1 van dit artikel vermelde producten.

Een verwerkt product van GN-code 0210 20 90, dat zodanig is gedroogd of gerookt dat de kleur en consistentie van vers vlees volledig is verdwenen, en dat een water/eiwitverhouding van niet meer dan 3:2 heeft, wordt evenwel als B-product beschouwd.

Artikel 3

1.

De in artikel 1 vermelde totale hoeveelheid wordt opgesplitst in twee hoeveelheden:

  1. 43 000 ton bevroren rundvlees, bestemd voor de vervaardiging van A-producten;

  2. 11 703 ton bevroren rundvlees, bestemd voor de vervaardiging van B-producten.

2.

Het contingent heeft de volgende volgnummers:

  1. 09.4057 voor de in lid 1, onder a), vermelde hoeveelheid;

  2. 09.4058 voor de in lid 1, onder b), vermelde hoeveelheid.

3.

De douanerechten die gelden voor bevroren rundvlees dat in het kader van het contingent wordt ingevoerd, zijn opgenomen in bijlage I.

Artikel 4

1.

Het contingent wordt beheerd door in eerste instantie invoerrechten toe te kennen en in tweede instantie invoercertificaten af te geven.

2.

De Verordeningen (EG) nr. 1291/2000, (EG) nr. 1301/2006 en (EG) nr. 382/2008 zijn van toepassing, tenzij in de onderhavige verordening anders is bepaald.

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

BIJLAGE I

BIJLAGE II

BIJLAGE III