Verordening (EG) nr. 219/2007 wordt als volgt gewijzigd:
-
Artikel 1, lid 2, wordt vervangen door:
„2.De gemeenschappelijke onderneming houdt op te bestaan acht jaar nadat de Raad het uit de definitiefase van het SESAR-project voortgekomen Europese masterplan inzake luchtverkeersbeveiliging („ATM-masterplan”) heeft goedgekeurd, doch uiterlijk op 31 december 2016. De Raad verleent deze goedkeuring op voorstel van de Commissie.”;
-
Artikel 2 wordt vervangen door:
De gemeenschappelijke onderneming is een communautair orgaan en heeft rechtspersoonlijkheid. Zij geniet in de lidstaten de ruimste rechtsbevoegdheid die krachtens de wetgeving van die lidstaten aan rechtspersonen wordt verleend. Het orgaan kan in het bijzonder roerende en onroerende zaken verkrijgen of vervreemden en kan in rechte optreden.”;
-
De volgende artikelen worden ingevoegd:
1.Het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen, de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen en de regels die gezamenlijk zijn vastgesteld door de instellingen van de Europese Gemeenschappen met het doel dit statuut en deze regeling toe te passen, gelden voor het personeel van de gemeenschappelijke onderneming en de uitvoerend directeur daarvan.
2.Onverminderd artikel 7, lid 2, van haar statuten, oefent de gemeenschappelijke onderneming ten aanzien van haar personeel de bevoegdheden uit die krachtens het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen zijn verleend aan het tot aanstelling bevoegde gezag, alsook de bevoegdheden die krachtens de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen zijn verleend aan het tot het aangaan van overeenkomsten bevoegde gezag.
3.De raad van bestuur stelt in overeenstemming met de Commissie de nodige uitvoeringsbepalingen vast, bedoeld in artikel 110, lid 1, van het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen.
4.De personeelsmiddelen worden vastgesteld in de personeelsformatie van de gemeenschappelijke onderneming die in haar jaarlijkse begroting wordt opgenomen.
5.Het personeel van de gemeenschappelijke onderneming bestaat uit tijdelijke en contractuele functionarissen die zijn aangesteld voor een bepaalde termijn, eenmaal verlengbaar met een bepaalde termijn. De totale aanstellingsperiode bedraagt maximaal acht jaar en duurt in geen geval langer dan de looptijd van de gemeenschappelijk onderneming.
6.Alle personeelskosten komen ten laste van de gemeenschappelijke onderneming.
1.Het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen is van toepassing op de gemeenschappelijke onderneming, en, voor zover zij onder de in artikel 2 bis, lid 1, genoemde regels vallen, de uitvoerend directeur en het personeel ervan. Wat belastingen en douaneheffingen betreft, is het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen met ingang van 15 oktober 2008 van toepassing op de gemeenschappelijke onderneming.
2.Tussen de gemeenschappelijke onderneming en België wordt een administratieve overeenkomst gesloten betreffende voorrechten en immuniteiten en andere ondersteunende maatregelen die door België aan de gemeenschappelijke onderneming worden verleend.
1.De contractuele aansprakelijkheid van de gemeenschappelijke onderneming wordt geregeld door de relevante contractuele bepalingen en door het recht dat op de overeenkomst of het contract in kwestie van toepassing is.
2.In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt de gemeenschappelijke onderneming, overeenkomstig de algemene beginselen die de wetgevingen van de lidstaten gemeen hebben, alle schade die door haar personeel bij de uitoefening van hun taken is veroorzaakt.
3.Elke betaling door de gemeenschappelijke onderneming in verband met de aansprakelijkheid als bedoeld in de leden 1 en 2 en de daarmee verband houdende kosten en uitgaven worden beschouwd als uitgaven van de gemeenschappelijke onderneming en worden door haar middelen gedekt.
4.De gemeenschappelijke onderneming is als enige verantwoordelijk voor het nakomen van haar verplichtingen.
1.Het Hof van Justitie is bevoegd om uitspraak te doen:
-
in elk geschil tussen de leden dat verband houdt met de inhoud van deze verordening en/of de in artikel 3 bedoelde statuten;
-
ingevolge alle arbitragebedingen in door de gemeenschappelijke onderneming gesloten overeenkomsten en contracten;
-
in gevallen waarin overeenkomstig de artikelen 230 en 232 van het Verdrag beroep is ingesteld tegen de gemeenschappelijke onderneming, met inbegrip van besluiten van haar organen;
-
in geschillen over vergoeding van schade die door personeelsleden van de gemeenschappelijke onderneming veroorzaakt wordt bij de uitoefening van hun taken.
2.Op alle aangelegenheden die niet bij deze verordening of andere besluiten van het Gemeenschapsrecht zijn geregeld, is het recht van toepassing van de staat waar de zetel van de gemeenschappelijke onderneming zich bevindt.”;
-
-
Artikel 4, lid 2, wordt vervangen door:
„2.De maximale bijdrage van de Europese Gemeenschap bedraagt 700 miljoen euro, waarvan 350 miljoen euro afkomstig uit de begrotingsmiddelen die zijn toegewezen aan het thema „vervoer (met inbegrip van luchtvaart)” van het specifieke programma samenwerking van het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling en 350 miljoen euro afkomstig uit de begroting van het kaderprogramma trans-Europese netwerken voor de periode 2007-2013. De communautaire bijdrage wordt betaald overeenkomstig artikel 54, lid 2, onder b), van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(*) (hierna „het Financieel Reglement” genoemd).
De regelingen betreffende de communautaire bijdrage worden vastgesteld bij algemene overeenkomst en jaarlijkse financiële uitvoeringsovereenkomsten, die moeten worden gesloten tussen de Commissie, namens de Gemeenschap, en de gemeenschappelijke onderneming.
De algemene overeenkomst biedt de Commissie het recht zich te verzetten tegen het gebruik van de communautaire bijdrage voor doeleinden die zij in strijd acht met de beginselen van de in de eerste alinea vermelde communautaire programma’s of met het Financieel Reglement of die zij schadelijk acht voor het belang van de Gemeenschap. Wanneer de Commissie verzet aantekent, kan de gemeenschappelijke onderneming de bijdrage van de Gemeenschap niet voor die doeleinden gebruiken.
-
De volgende artikelen worden ingevoegd:
1.De gemeenschappelijke onderneming neemt een specifieke financiële regeling aan, overeenkomstig artikel 185, lid 1, van het Financieel Reglement. Deze kan afwijken van de regeling van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 23 december 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van het Financieel Reglement(*) wanneer specifieke bedrijfsbehoeften van de gemeenschappelijke onderneming dat noodzakelijk maken en na voorafgaande toestemming van de Commissie.
2.De gemeenschappelijke onderneming beschikt over eigen interne auditcapaciteit.
De kwijting voor de uitvoering van de begroting voor het jaar n van de gemeenschappelijke onderneming wordt op aanbeveling van de Raad vóór 15 mei van jaar n + 2 door het Europees Parlement verleend. De raad van bestuur neemt in de financiële regeling van de gemeenschappelijke onderneming de procedure op die moet worden gevolgd wanneer kwijting wordt verleend, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken ten gevolge van de aard van de gemeenschappelijke onderneming als publiek-private partnerschap en met name van de bijdrage van de privésector aan de begroting.
-
Artikel 5, lid 4, wordt vervangen door:
„4.Het standpunt van de Gemeenschap in de raad van bestuur ten aanzien van besluiten inzake de toetreding van nieuwe leden en significante wijzigingen van het ATM-masterplan wordt vastgesteld volgens de procedure van artikel 6, lid 3.”;
-
De bijlage wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.