Home

2009/121/EG: Besluit van de Raad van 18 december 2008 tot verwerping van het voorstel van de Commissie voor een verordening van de Raad betreffende de uitvoering van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad voor wat betreft het gebruik van antimicrobiële stoffen om de buitenkant van pluimveekarkassen te reinigen (Voor de EER relevante tekst)

2009/121/EG: Besluit van de Raad van 18 december 2008 tot verwerping van het voorstel van de Commissie voor een verordening van de Raad betreffende de uitvoering van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad voor wat betreft het gebruik van antimicrobiële stoffen om de buitenkant van pluimveekarkassen te reinigen (Voor de EER relevante tekst)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 202,

Gelet op Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong(1), en met name op artikel 3, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie voor een verordening van de Raad betreffende de uitvoering van Verordening (EG) nr. 853/2004 voor wat betreft het gebruik van antimicrobiële stoffen om de buitenkant van pluimveekarkassen te reinigen,

Gelet op Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(2), en met name artikel 5,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. In Verordening (EG) nr. 853/2004 worden voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong vastgesteld. Hierin is bepaald dat exploitanten van levensmiddelenbedrijven geen andere stoffen mogen gebruiken dan water om de buitenkant van producten van dierlijke oorsprong te reinigen, tenzij het gebruik van de stof is goedgekeurd overeenkomstig deze verordening.

  2. Bij de uitvoering van het beleid van de Gemeenschap dient een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid te worden verzekerd. Door de Gemeenschap aangenomen maatregelen op het gebied van levensmiddelen en diervoeders moeten gebaseerd zijn op een passende beoordeling van de mogelijke risico's voor de gezondheid van mens en dier en zijn, met inachtneming van de beschikbare wetenschappelijke gegevens, gericht op handhaving of, indien vanuit wetenschappelijk oogpunt gerechtvaardigd, verhoging van het in de Gemeenschap gegarandeerde niveau van bescherming van de gezondheid van mens en dier. Hoge hygiënenormen in de gehele voedselproductieketen, alsook het voorkomen of verbieden van het gebruik van stoffen die slechte hygiënische praktijken zouden kunnen verbergen, zijn een topprioriteit in de Gemeenschap.

  3. Voorts moet in het communautaire beleid worden gezorgd voor een hoog niveau van milieubescherming, zowel door regelgeving op milieugebied zelf als door de integratie van milieubeleidseisen in de omschrijving en uitvoering van andere communautaire beleidsmaatregelen en -activiteiten.

  4. In het voorstel van de Commissie wordt benadrukt dat verscheidene antimicrobiële stoffen zoals chloordioxide, aangezuurd natriumchloriet, trinatriumfosfaat of peroxyzuren, die worden gebruikt om de buitenkant van pluimveekarkassen te reinigen, een risico kunnen vormen voor het aquatische milieu, de gezondheid van personeelsleden die werkzaam zijn in afvalwatersystemen, alsmede voor de werking en het rendement van rioolstelsels en/of zuiveringsinstallaties van afvalwater. Het gebruik van chloorhoudende antimicrobiële stoffen kan tevens leiden tot de vorming van chloororganische verbindingen waarvan er verscheidene persistent, bioaccumuleerbaar of carcinogeen zijn. Fosforverbindingen zijn tevens een van de oorzaken van de eutrofiëring van regionale Europese zeeën, hetgeen leidt tot massale groei van algen en andere ongewenste verstoringen van het aquatische milieu.

  5. Het Wetenschappelijk Comité voor veterinaire maatregelen in verband met de volksgezondheid (WCVMV) heeft op 30 oktober 1998 een verslag gepubliceerd over de voordelen en beperkingen van antimicrobiële behandelingen van pluimveekarkassen, waarin wordt aanbevolen om eventuele ontsmettingsverbindingen of -technieken volledig te beoordelen voordat hiervoor vergunning wordt verleend.

  6. De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft op 14-15 december 2005 een wetenschappelijk advies aangenomen over de evaluatie van de doeltreffendheid van peroxyzuren voor gebruik als antimicrobiële stof op pluimveekarkassen. Zij kwam tot de conclusie dat de doeltreffendheid van peroxyzuren moeilijk kan worden beoordeeld omdat de ingediende protocollen niet altijd duidelijk beschreven waren en, zelfs als dat wel het geval was, niet zouden volstaan om de doeltreffendheid van peroxyzuren onder commerciële voorwaarden aan te tonen.

  7. De EFSA heeft op 6 maart 2008 een wetenschappelijk advies aangenomen over de beoordeling van het mogelijke effect van chloordioxide, aangezuurd natriumchloriet, trinatriumfosfaat en peroxyzuren op het verschijnen van antimicrobiële resistentie. Op basis van haar bevindingen concludeerde de EFSA dat verder onderzoek moet worden aangemoedigd naar de kans op verminderde gevoeligheid voor dit soort stoffen en de mogelijke resistentie ervan tegen therapeutische antibiotica en andere antimicrobiële stoffen.

  8. Het Wetenschappelijk Comité voor gezondheids- en milieurisico's (WCGM) en het Wetenschappelijk Comité voor nieuwe gezondheidsrisico's (WCNG) hebben op 18 maart 2008 en 2 april 2008 een gezamenlijk wetenschappelijk advies aangenomen over de ecologische impact en de gevolgen voor de antimicrobiële resistentie van de vier stoffen die gebruikt worden voor de verwijdering van microbiële verontreiniging aan de buitenkant van pluimveekarkassen. Zij verklaarden dat „er op dit ogenblik onvoldoende kennis is over de mogelijke negatieve gevolgen van het gebruik van verschillende biociden” en concludeerden dat er onvoldoende gegevens beschikbaar waren voor het uitvoeren van alomvattende kwantitatieve evaluaties. Vanuit ecologisch oogpunt bestaat er bezorgdheid over de mogelijkheid dat meer resistente stammen worden verspreid of geselecteerd, alsmede over mogelijke residuen in pluimveekarkassen.

  9. Rekening houdend met de beschikbare wetenschappelijke gegevens, kan niet worden uitgesloten dat de goedkeuring van deze stoffen kan leiden tot een verhoogde anti-microbiële resistentie bij mensen.

  10. Het verschijnen van antimicrobiële resistentie is eveneens een belangrijk permanent punt van zorg voor internationale instanties op het gebied van menselijke geneeskunde. De Commissie heeft diverse belangrijke wetgevingsinitiatieven genomen om antimicrobiële resistentie in verband met diervoeders, veterinaire behandelingen van dieren en levensmiddelen terug te dringen.

  11. Zo ook heeft de Raad tijdens de zitting van 9 en 10 juni 2008 Raadsconclusies over antimicrobiële resistentie aangenomen, waarin wordt benadrukt dat antimicrobiële resistentie een nog steeds groeiend Europees en mondiaal probleem is.

  12. Het Europees Parlement heeft in zijn resolutie van 19 juni 2008 om bovengenoemde redenen zijn afkeuring over het voorstel van de Commissie uitgesproken en de Raad opgeroepen dit te verwerpen.

  13. Het gebrek aan wetenschappelijke gegevens in verband met de gevaren van het gebruik van deze stoffen leidt tot de toepassing van het voorzorgsbeginsel als bedoeld in artikel 7 van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden(3). Overeenkomstig dit beginsel kunnen in specifieke situaties, waarin na beoordeling van de beschikbare informatie de mogelijkheid van schadelijke gevolgen voor de gezondheid is geconstateerd, maar er nog wetenschappelijke onzekerheid heerst, in afwachting van nadere wetenschappelijke gegevens ten behoeve van een vollediger risicobeoordeling, voorlopige maatregelen voor risicomanagement worden vastgesteld om het in de Gemeenschap gekozen hoge niveau van gezondheidsbescherming te waarborgen.

  14. Gegevensverzameling door exploitanten van levensmiddelenbedrijven en onderzoeksprogramma's moeten derhalve worden aangemoedigd zodat de doeltreffendheid van deze stoffen en de ontwikkeling van antimicrobiële resistentie, alsook de eventuele gevolgen voor het milieu, ten volle kunnen worden beoordeeld. Daartoe heeft de EFSA een gezamenlijk AFC/BIOHAZ-document opgesteld met een leidraad(4) voor het indienen van gegevens voor de beoordeling van de veiligheid en doeltreffendheid van stoffen voor de verwijdering van microbiële verontreiniging aan de buitenkant van levensmiddelen van dierlijke oorsprong. In afwachting van de verzameling en beoordeling van die gegevens is de Raad van oordeel dat de resultaten daarvan dienen te worden afgewacht en dat het voorstel van de Commissie tot dan dient te worden verworpen,

BESLUIT:

Artikel 1

Het voorstel van de Commissie voor een verordening van de Raad betreffende de uitvoering van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad voor wat betreft het gebruik van antimicrobiële stoffen om de buitenkant van pluimveekarkassen te reinigen, wordt verworpen.

Artikel 2

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 18 december 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

M. Barnier