Home

Richtlijn 2009/19/EG van de Commissie van 12 maart 2009 tot wijziging van Richtlijn 72/245/EEG van de Raad betreffende door voertuigen veroorzaakte radiostoring (elektromagnetische compatibiliteit), met het oog op de aanpassing aan de technische vooruitgang (Voor de EER relevante tekst)

Richtlijn 2009/19/EG van de Commissie van 12 maart 2009 tot wijziging van Richtlijn 72/245/EEG van de Raad betreffende door voertuigen veroorzaakte radiostoring (elektromagnetische compatibiliteit), met het oog op de aanpassing aan de technische vooruitgang (Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (Kaderrichtlijn)(1), en met name op artikel 39, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Richtlijn 72/245/EEG van de Raad van 20 juni 1972 betreffende door voertuigen veroorzaakte radiostoring (elektromagnetische compatibiliteit)(2) is een van de bijzondere richtlijnen in de context van de EG-typegoedkeuringsprocedure die is vastgesteld bij Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan(3). De bepalingen van Richtlijn 70/156/EEG betreffende systemen, onderdelen en technische eenheden van voertuigen zijn daarom van toepassing op Richtlijn 72/245/EEG.

  2. Overeenkomstig punt 3.2.9 van bijlage I bij Richtlijn 72/245/EEG hoeft voor onderdelen die als aftermarket-apparatuur worden verkocht en die bestemd zijn voor inbouw in motorvoertuigen geen typegoedkeuring te worden verleend als ze geen invloed hebben op immuniteitsfuncties. Er wordt voorzien in een overgangsperiode van vier jaar met ingang van 3 december 2004, tijdens welke een technische dienst moet bepalen of het op de markt te brengen onderdeel al dan niet verband houdt met immuniteit en een verklaring moet afgeven volgens het model van bijlage III C. De lidstaten moeten eventuele weigeringen om veiligheidsredenen aan de Europese Commissie rapporteren. Overeenkomstig die bepaling moet de Commissie op basis van de praktische ervaring met dat voorschrift en op basis van de rapporten van de lidstaten vóór het einde van de overgangsperiode beslissen of die verklaring nog vereist is naast de verklaring van overeenstemming.

  3. Zoals vastgesteld in punt 3.2.9 van bijlage I bij Richtlijn 72/245/EEG en gezien het feit dat de Europese Commissie geen rapporten van de lidstaten heeft ontvangen over de weigering van de afgifte van verklaringen, wordt nu voorgesteld om de betrokkenheid van de technische dienst in geval van onderdelen die als aftermarket-apparatuur worden verkocht en die bestemd zijn voor inbouw in motorvoertuigen af te schaffen, als die onderdelen geen invloed hebben op immuniteitsfuncties, en om niet langer de verklaring volgens het model van bijlage III C te vereisen, als vastgesteld in punt 3.2.9 van bijlage I.

  4. Richtlijn 72/245/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

  5. De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Technisch Comité motorvoertuigen,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 72/245/EEG wordt als volgt gewijzigd:

  1. In de lijst van bijlagen wordt de volgende verwijzing naar bijlage III C geschrapt:

    • Model van de verklaring met betrekking tot bijlage I, punt 3.2.9”.

  2. In bijlage I wordt de tweede alinea van punt 3.2.9 geschrapt.

  3. Bijlage III C wordt geschrapt.

Artikel 2

1.

De lidstaten dienen uiterlijk op 1 oktober 2009 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 2 oktober 2009.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.

De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.