Home

Verordening (EG) nr. 163/2009 van de Commissie van 26 februari 2009 tot wijziging van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (Voor de EER relevante tekst)

Verordening (EG) nr. 163/2009 van de Commissie van 26 februari 2009 tot wijziging van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën(1), en met name op artikel 23, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE's) bij dieren. Zij is van toepassing op de productie en het in de handel brengen van levende dieren en producten van dierlijke oorsprong, en in een aantal specifieke gevallen op de uitvoer daarvan.

  2. In artikel 7, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 999/2001 wordt bepaald dat het vervoederen van dierlijke eiwitten aan herkauwers en andere dieren verboden is. In bijlage IV bij die verordening worden afwijkingen van dat verbod vastgesteld.

  3. Richtlijn 2003/126/EG van de Commissie van 23 december 2003 inzake de analysemethoden voor de bepaling van bestanddelen van dierlijke oorsprong in het kader van de officiële controle van diervoeders(2) bepaalt dat de officiële analyses van diervoeders in het kader van de officiële controle op de aanwezigheid en de identificatie van, of de schatting van het gehalte aan, bestanddelen van dierlijke oorsprong in diervoeders overeenkomstig die richtlijn moeten worden uitgevoerd.

  4. Daarom heeft het communautaire referentielaboratorium voor de detectie van dierlijke eiwitten in diervoeders (CRA-W) als onderdeel van zijn jaarlijkse werkprogramma proficiency tests onder laboratoria uitgevoerd waaruit is gebleken dat de laboratoria goed presteren wat betreft de detectie van kleine hoeveelheden bestanddelen van dierlijke oorsprong in diervoeders onder gebruikmaking van de in Richtlijn 2003/126/EG beschreven analysemethode.

  5. Als gevolg van die verbeterde prestaties van de laboratoria zijn met name in knol- en wortelgewassen onvoorziene botfragmenten aangetroffen. Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn(3) moeten bij niet-naleving passende maatregelen worden genomen, die de vernietiging van de zending kunnen omvatten.

  6. Punt A, onder d), van deel II van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 999/2001 voorziet in een afwijking van het in artikel 7, leden 1 en 2, van die verordening vastgestelde verbod, zodat het vervoederen aan landbouwhuisdieren van knol- en wortelgewassen en diervoeders die dergelijke producten bevatten, wanneer daarin botfragmenten zijn aangetroffen, door de lidstaten op grond van een gunstige risicobeoordeling kan worden toegestaan.

  7. Het is gebleken dat milieucontaminatie tijdens het oogsten van voedermiddelen van plantaardige oorsprong door bijvoorbeeld botfragmenten niet kan worden vermeden. Bijgevolg moet de afwijking in punt A, onder d), van deel II van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 999/2001 betreffende knol- en wortelgewassen onder bepaalde voorwaarden worden uitgebreid tot alle voedermiddelen van plantaardige oorsprong.

  8. Verordening (EG) nr. 999/2001 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

  9. De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In deel II van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 999/2001 wordt punt A, onder d), vervangen door:

  1. het vervoederen aan landbouwhuisdieren van voedermiddelen van plantaardige oorsprong en diervoeders die dergelijke producten bevatten, wanneer daarin insignificante hoeveelheden botfragmenten zijn aangetroffen, mits de lidstaten dit op grond van een gunstige risicobeoordeling hebben toegestaan. Bij de risicobeoordeling wordt minimaal rekening gehouden met de hoeveelheid en de mogelijke bron van de contaminatie en met de eindbestemming van de zending;”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 februari 2009.

Voor de Commissie

Androulla Vassiliou

Lid van de Commissie