Deze verordening stelt regels vast voor het Europees Milieuagentschap, hierna „het Agentschap” genoemd, en beoogt de vorming van een Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk.
Verordening (EG) nr. 401/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake het Europees Milieuagentschap en het Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk (Gecodificeerde versie)
Verordening (EG) nr. 401/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake het Europees Milieuagentschap en het Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk (Gecodificeerde versie)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(2),
Overwegende hetgeen volgt:
Verordening (EEG) nr. 1210/90 van de Raad van 7 mei 1990 inzake de oprichting van het Europees Milieuagentschap en het Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk(3) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd(4). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze verordening te worden overgegaan.
Het Verdrag voorziet in de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van een communautair milieubeleid, en bevat de doelstellingen en beginselen die aan dit beleid ten grondslag moeten liggen.
De eisen ter zake van milieubescherming vormen een bestanddeel van de andere takken van het Gemeenschapsbeleid.
Volgens artikel 174 van het Verdrag dient de Gemeenschap bij de uitwerking van haar optreden op milieugebied onder meer rekening te houden met de beschikbare wetenschappelijke en technische gegevens.
Verzameling, verwerking en analyse van milieugegevens op Europees niveau is nodig om objectieve, betrouwbare en vergelijkbare informatie te verschaffen die het de Gemeenschap en de lidstaten mogelijk maakt de ter bescherming van het milieu noodzakelijke maatregelen te nemen, de resultaten van die maatregelen te beoordelen en een degelijke voorlichting van het publiek over de toestand van het milieu te waarborgen.
In de Gemeenschap en de lidstaten bestaan reeds voorzieningen waarmee voor informatievoorziening en dienstverlening op dit gebied zorg wordt gedragen.
Op basis hiervan dient het Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk op communautair niveau te worden gecoördineerd door het Europees Milieuagentschap.
De algemene beginselen en de beperkingen die van toepassing zijn op de uitoefening van het recht op toegang tot documenten, in de zin van artikel 255 van het Verdrag, zijn vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie(5).
Het Agentschap dient met de bestaande communautaire structuren samen te werken, opdat de Commissie ervoor kan zorgen dat de communautaire milieuwetgeving onverkort wordt toegepast.
De rechtspositie en de structuur van het Agentschap moeten zijn afgestemd op het objectieve karakter van de resultaten die het zou moeten opleveren. Het Agentschap moet de mogelijkheid worden geboden zijn taken in nauwe samenwerking met de bestaande nationale en internationale voorzieningen te vervullen.
Het Agentschap dient juridisch autonoom te zijn, zij het dat het een nauwe band met de instellingen van de Gemeenschap en de lidstaten moet kunnen onderhouden.
Het is dienstig te voorzien in de mogelijkheid dat andere landen die de belangstelling van de Gemeenschap en de lidstaten voor de doelstellingen van het Agentschap delen, krachtens tussen die landen en de Gemeenschap te sluiten overeenkomsten aan de werkzaamheden van het Agentschap deelnemen,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Om de bij het Verdrag en de achtereenvolgende communautaire milieuactieprogramma’s vastgestelde doelstellingen op het gebied van bescherming en verbetering van het milieu alsmede duurzame ontwikkeling te verwezenlijken, hebben het Agentschap en het Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk tot doel de Gemeenschap en de lidstaten:
-
objectieve, betrouwbare en vergelijkbare informatie op Europees niveau te verschaffen op grond waarvan zij de nodige maatregelen ter bescherming van het milieu kunnen nemen, de resultaten daarvan kunnen beoordelen en het publiek degelijke informatie kunnen geven over de toestand van het milieu, en te dien einde
-
in technisch en wetenschappelijk opzicht de nodige bijstand te verlenen.
Artikel 2
Om het in artikel 1 gestelde doel te bereiken, vervult het Agentschap de volgende taken:
-
in samenwerking met de lidstaten het in artikel 4 bedoelde netwerk tot stand brengen en coördineren; daartoe zorgt het Agentschap voor het verzamelen, verwerken en analyseren van gegevens, met name op de in artikel 3 genoemde gebieden;
-
de Gemeenschap en de lidstaten voorzien van de objectieve informatie die noodzakelijk is voor het bepalen en uitvoeren van een oordeelkundig en doeltreffend milieubeleid; daartoe met name aan de Commissie de nodige informatie verschaffen zodat zij haar taken op het gebied van het identificeren, voorbereiden en evalueren van milieumaatregelen en -wetgeving succesvol kan uitvoeren;
-
assistentie verlenen bij het controleren van milieumaatregelen via aangepaste steun ten behoeve van de rapportering (ook door deelneming aan de opstelling van vragenlijsten, de verwerking van rapporten van de lidstaten en de verspreiding van de resultaten) overeenkomstig zijn meerjarenprogramma teneinde de rapportage te coördineren;
-
afzonderlijke lidstaten op verzoek van advies dienen, wanneer dat strookt met zijn jaarprogramma, over het ontwerpen, opzetten en uitbreiden van hun systemen voor de controle op milieumaatregelen, mits die activiteiten het vervullen van de andere in dit artikel genoemde taken niet in gevaar brengen; dit advies kan op uitdrukkelijk verzoek van lidstaten ook evaluatie door deskundigen op het betrokken vakgebied (peer reviews) omvatten;
-
registreren, compileren en evalueren van gegevens betreffende de toestand van het milieu, opstellen van deskundigenrapporten betreffende kwaliteit, gevoeligheid en belasting van het milieu op het grondgebied van de Gemeenschap, aanleggen van uniforme criteria voor de evaluatie van milieu-informatie in alle lidstaten, verdere ontwikkeling en behoud van een referentiecentrum van milieu-informatie; de Commissie maakt van deze informatie gebruik bij haar opdracht om de tenuitvoerlegging van de communautaire milieuwetgeving te verzekeren;
-
bijdragen tot het vergelijkbaar maken van de milieugegevens op Europees niveau en, indien nodig, via passende wegen een betere harmonisatie van de meetmethoden bevorderen;
-
bevorderen van integratie van de Europese milieu-informatie in internationale milieubewakingsprogramma’s, zoals die welke in het kader van de Verenigde Naties en de gespecialiseerde instellingen daarvan zijn opgesteld;
-
om de vijf jaar een rapport over de toestand van het milieu en de tendensen en vooruitzichten op milieugebied publiceren, aangevuld met indicatorrapporten over specifieke vraagstukken;
-
stimuleren van de ontwikkeling en de toepassing van technieken voor milieuprognoses op grond waarvan tijdig adequate preventieve maatregelen kunnen worden genomen;
-
stimuleren van de ontwikkeling van methoden voor de evaluatie van de kosten van schade aan het milieu en van de kosten van een beleid gericht op preventie en bescherming en herstel van het milieu;
-
stimuleren van de uitwisseling van informatie over de beste technologie die beschikbaar is om schade aan het milieu te voorkomen of te verminderen;
-
samenwerken met de in artikel 15 bedoelde instanties en programma’s;
-
zorgen voor een ruime verspreiding van betrouwbare en vergelijkbare milieu-informatie, met name over de toestand van het milieu, onder het grote publiek en daartoe het gebruik van nieuwe telematicatechnologieën bevorderen;
-
de Commissie assisteren bij de uitwisseling van informatie over de ontwikkeling van methodieken en beste praktijken voor milieubeoordelingen;
-
de Commissie assisteren bij de verspreiding van informatie over de resultaten van relevant milieuonderzoek in een vorm die de beleidsontwikkeling het beste dient.
Artikel 3
De voornaamste werkterreinen van het Agentschap omvatten, voor zover mogelijk, alles wat dienstig kan zijn voor het verzamelen van informatie met behulp waarvan de huidige en de te verwachten toestand van het milieu kan worden beschreven vanuit de volgende invalshoeken:
-
kwaliteit van het milieu,
-
belasting van het milieu,
-
gevoeligheid van het milieu,
en het plaatsen van die aspecten in de context van een duurzame ontwikkeling.
Het Agentschap verschaft informatie die bij de tenuitvoerlegging van het milieubeleid van de Gemeenschap rechtstreeks te gebruiken is.
Aan de volgende werkterreinen wordt voorrang gegeven:
-
luchtkwaliteit en emissies in de atmosfeer;
-
waterkwaliteit, verontreinigende stoffen en watervoorraden;
-
toestand van bodem, flora, fauna en biotopen;
-
bodemgebruik en natuurlijke hulpbronnen;
-
afvalbeheer;
-
geluidsemissies;
-
milieugevaarlijke chemische stoffen;
-
bescherming van de kust en de zee.
In het bijzonder worden grensoverschrijdende, plurinationale en globale verschijnselen behandeld.
De sociaaleconomische aspecten worden eveneens in aanmerking genomen.
Het Agentschap kan ook samenwerken bij de uitwisseling van informatie met andere organisaties, waaronder het Europees netwerk voor de toepassing van en het toezicht op de milieuwetgeving (IMPEL-netwerk).
Het Agentschap vermijdt dat zijn werk de door andere instellingen en organisaties reeds ondernomen activiteiten overlapt.
Artikel 4
Het netwerk omvat:
-
de voornaamste componenten van de nationale informatienetwerken;
-
de nationale knooppunten;
-
de thematische centra.
De lidstaten houden het Agentschap op de hoogte van de voornaamste componenten van hun nationale milieu-informatienetwerken, in het bijzonder op de in artikel 3, lid 2, genoemde prioritaire gebieden, en delen mede welke instellingen volgens hen aan de werkzaamheden van het Agentschap zouden kunnen meewerken, gelet op de noodzaak dat hun grondgebied zo volledig mogelijk wordt bestreken.
De lidstaten werken zo nodig samen met het Agentschap en dragen bij tot het werk van het Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk, overeenkomstig het werkprogramma van het Agentschap, door in het gehele land gegevens te vergaren, met elkaar te vergelijken en te analyseren.
De lidstaten kunnen zich ook verenigen om daarbij op transnationaal niveau samen te werken.
De lidstaten kunnen met name een van de in lid 2 genoemde instellingen of een andere op hun grondgebied gevestigde organisatie aanwijzen als „nationaal knooppunt”, belast met de coördinatie en/of het doorsturen van de informatie die op nationaal niveau moet worden verstrekt aan het Agentschap en aan de instellingen of organisaties die deel uitmaken van het netwerk, met inbegrip van de in lid 4 genoemde thematische centra.
De lidstaten kunnen tevens uiterlijk op 30 april 1994 de op hun grondgebied gevestigde instellingen of andere organisaties aanwijzen die specifiek zouden kunnen worden belast met samenwerking met het Agentschap ten aanzien van bepaalde thema’s die van bijzonder belang zijn.
Een aldus aangewezen instelling zou een overeenkomst met het Agentschap moeten kunnen sluiten om als thematisch centrum van het netwerk op te treden voor het vervullen van specifieke taken.
Deze centra werken samen met andere instellingen die deel uitmaken van het netwerk.
De thematische centra worden aangewezen door de raad van bestuur, als omschreven in artikel 8, lid 1, voor een periode die niet langer is dan de looptijd van elk meerjarig werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 4. Deze aanwijzing kan echter worden verlengd.
De toekenning van de specifieke taken aan de thematische centra wordt vermeld in het in artikel 8, lid 4, bedoelde meerjarige werkprogramma van het Agentschap.
In het licht van met name het meerjarige werkprogramma onderwerpt het Agentschap de in lid 2 bedoelde componenten van het netwerk aan een periodieke heroverweging en brengt het daarin de wijzigingen aan waartoe de raad van bestuur heeft besloten, met inachtneming van eventuele nieuwe aanwijzingen van de lidstaten.