Er wordt een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators, hierna „het agentschap” te noemen, opgericht.
Verordening (EG) nr. 713/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot oprichting van een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (Voor de EER relevante tekst)
Verordening (EG) nr. 713/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot oprichting van een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio’s(2),
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),
Overwegende hetgeen volgt:
In de mededeling van de Commissie van 10 januari 2007 met als titel „Een energiebeleid voor Europa” is benadrukt hoe belangrijk het is de interne markten voor elektriciteit en aardgas te voltooien. Daarbij is een verbetering van het regelgevingskader op Gemeenschapsniveau als een van de belangrijkste voorwaarden aangemerkt.
Bij Besluit 2003/796/EG van de Commissie(4) is een onafhankelijke adviesgroep op het gebied van elektriciteit en gas, de „Europese Groep van regulerende instanties voor elektriciteit en gas” („ERGEG”) opgericht om de raadpleging, coördinatie en samenwerking tussen de regulerende organen in de lidstaten en tussen deze organen en de Commissie te vergemakkelijken, met het oog op consolidering van de interne markten voor elektriciteit en aardgas. Deze groep bestaat uit vertegenwoordigers van de nationale regulerende instanties die zijn ingesteld krachtens Richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit(5) en krachtens Richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas(6).
De werkzaamheden die de ERGEG sinds haar oprichting heeft verricht, hebben een positieve bijdrage geleverd tot de interne markten voor elektriciteit en aardgas. Binnen de sector wordt echter algemeen onderkend dat de vrijwillige samenwerking tussen de nationale regulerende instanties thans zou moeten plaatsvinden binnen een communautaire structuur met duidelijke bevoegdheden, waaronder de bevoegdheid om in een aantal specifieke gevallen zelf een individuele reguleringsbeslissing te nemen. Dit is ook voorgesteld door de ERGEG.
De Europese Raad van 8 en 9 maart 2007 heeft de Commissie verzocht een voorstel in te dienen voor maatregelen om een onafhankelijk samenwerkingsmechanisme voor de nationale regulerende instanties op te zetten.
De lidstaten moeten nauw samenwerken en de obstakels uit de weg ruimen voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit en aardgas, ten einde de doelstellingen van het communautaire energiebeleid te bereiken. Uit de effectbeoordeling van de voor een centraal orgaan benodigde middelen is gebleken dat een onafhankelijk centraal orgaan op termijn een aantal voordelen biedt ten opzichte van andere opties. Een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators („het agentschap”) moet worden opgericht om de regelgevingskloof op communautair niveau te dichten en bij te dragen tot een efficiënte werking van de interne markten voor elektriciteit en aardgas. Het agentschap moet tevens nationale regulerende instanties in staat stellen intensiever op communautair niveau samen te werken en op wederzijdse basis aan de uitvoering van communautaire taken deel te nemen.
Het agentschap moet ervoor zorgen dat de reguleringstaken die de nationale regulerende instanties overeenkomstig de Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit(7) en Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas(8) op nationaal niveau verrichten, op Gemeenschapsniveau naar behoren worden gecoördineerd en zo nodig aangevuld. Daartoe moet zijn de onafhankelijkheid van het Agentschap van elektriciteits- en gasproducenten, publieke of particuliere transmissie- en distributiesysteembeheerders en consumenten gewaarborgd worden, moet verzekerd worden dat zijn optreden met het Gemeenschapsrecht strookt en moeten zijn technische en regulerende capaciteiten, transparantie, ontvankelijkheid voor democratische controle en efficiëntie gewaarborgd zijn.
Het agentschap moet toezicht uitoefenen op de regionale samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders in de elektriciteit- en de gassector en op de uitvoering van de taken van het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit („ENTSB voor elektriciteit”) en het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas („ENTSB voor gas”). De betrokkenheid van het agentschap is van essentieel belang om te zorgen voor een efficiënte en transparante samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders in het belang van de interne markten voor elektriciteit en aardgas.
Het agentschap moet in samenwerking met de Commissie, de lidstaten en de betreffende nationale instanties toezien op de interne markten voor elektriciteit en aardgas, en het Europees Parlement, de Commissie en de nationale instanties zo nodig van zijn bevindingen op de hoogte stellen. Deze toezichtstaken van het agentschap moeten niet het toezicht door de Commissie of nationale instanties, in het bijzonder nationale mededingingsautoriteiten, Commissie overlappen of hinderen.
Het agentschap speelt een belangrijke rol bij de uitwerking van kaderrichtsnoeren („kaderrichtsnoeren”) die naar hun aard niet-bindend zijn, waarmee de netcodes moeten overeenstemmen. Het wordt tevens passend geacht dat het agentschap, in overeenstemming met het doel ervan, een rol speelt bij de beoordeling van de netcodes (zowel bij de opstelling als bij de wijziging ervan), teneinde te garanderen dat deze overeenstemmen met de kaderrichtsnoeren, voordat het de aanneming ervan aan de Commissie aanbeveelt.
Er moet een geïntegreerd kader worden geboden waarbinnen nationale regelgevende instanties kunnen deelnemen en samenwerken. Dit kader moet de uniforme toepassing van de wetgeving inzake de interne markten voor elektriciteit en gas in de gehele Gemeenschap bevorderen. In bepaalde zaken waarbij meer dan een lidstaat is betrokken, moet het agentschap de bevoegdheid krijgen zelf een individuele beslissing te nemen. Deze bevoegdheid moet onder bepaalde voorwaarden gelden voor technische kwesties, de regulering van de infrastructuur voor elektriciteit en aardgas die ten minste twee lidstaten verbindt of kan verbinden, en ten slotte voor vrijstellingen van de internemarktregelgeving voor nieuwe elektriciteitsinterconnectoren en voor nieuwe gasinfrastructuur die ligt in meer dan een lidstaat.
Aangezien het agentschap overzicht heeft over de nationale regulerende instanties, moet het de taak krijgen om de Commissie, andere Gemeenschapsinstellingen en nationale regulerende instanties advies uit te brengen over alle kwesties die in verband staan met het doel waarvoor het is opgericht. Ook moet het de Commissie informeren wanneer het van oordeel is dat de samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders niet het gewenste resultaat oplevert of wanneer een nationale regulerende instantie een beslissing heeft genomen die niet in overeenstemming is met de richtsnoeren, en het advies, de aanbeveling of het besluit van het agentschap niet adequaat uitvoert.
Het agentschap moet ook aanbevelingen kunnen doen om de uitwisseling van deugdelijke werkmethoden tussen de regulerende autoriteiten en de marktpartijen te bevorderen.
Het agentschap moet zo nodig overleg plegen met belanghebbende partijen en hun in redelijke mate de mogelijkheid bieden commentaar te leveren op de voorgestelde maatregelen, zoals netcodes en voorschriften.
Het agentschap moet bijdragen aan de tenuitvoerlegging van de richtsnoeren inzake trans-Europese energienetwerken, zoals vermeld in Beschikking nr. 1364/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 tot opstelling van richtsnoeren voor trans-Europese netwerken in de energiesector(9), met name wanneer het in overeenstemming met artikel 6, lid 3, van deze verordening advies uitbrengt over de niet-bindende tienjarige netontwikkelingsplannen die de gehele Gemeenschap dekken.
Het agentschap moet bijdragen aan de inspanningen om de zekerheid van de energievoorziening te vergroten.
De structuur van het agentschap moet zijn afgestemd op de specifieke vereisten van de regulering op energiegebied. Met name moet ten volle rekening worden gehouden met de specifieke rol van de nationale regelgevende instanties en moet hun onafhankelijkheid worden gegarandeerd.
De raad van bestuur moet de nodige bevoegdheden krijgen om de begroting vast te stellen, op de uitvoering daarvan toe te zien, een huishoudelijk reglement op te stellen, een financiële regeling vast te stellen en een directeur te benoemen. Er dient te worden voorzien in een regeling betreffende de rotatie van door de Raad benoemde leden van de raad van bestuur, om over langere tijd gezien een evenwichtige deelname door de lidstaten mogelijk te maken. De raad van bestuur moet onafhankelijk en op objectieve wijze optreden, in het algemeen belang, en mag geen politieke instructies verlangen of volgen.
Het agentschap moet de benodigde bevoegdheden krijgen om zijn regelgevingstaken efficiënt, transparant, onderbouwd en vooral onafhankelijk te vervullen. De onafhankelijkheid van het agentschap van energieproducenten en transmissie- en distributiesysteembeheerders niet alleen een basisbeginsel van goed bestuur, maar ook van essentieel belang voor het marktvertrouwen. Onverminderd het feit dat zijn leden namens hun respectieve nationale autoriteiten optreden, moet de raad van regulators daarom onafhankelijk van de belangen van de markt opereren, moet belangenverstrengeling vermijden en mag hij geen instructies verlangen of volgen noch aanbevelingen aanvaarden van een regering van een lidstaat, de Commissie of een andere publieke of particuliere entiteit. De beslissingen van de raad van regulators moeten tegelijkertijd in overeenstemming zijn met het Gemeenschapsrecht inzake energie, zoals de interne energiemarkt, het milieu en mededinging. De raad van regulators moet verslag uitbrengen aan de Gemeenschapsinstellingen over zijn adviezen, aanbevelingen en besluiten.
In gevallen waarin het agentschap beslissingsbevoegdheden heeft, moeten de betrokken partijen om redenen van proceseconomie het recht krijgen om in beroep te gaan bij een raad van beroep, die deel moet uitmaken van het agentschap, maar wel onafhankelijk moet zijn van zijn bestuurlijke en reguleringsstructuur. Met het oog op de continuïteit zou de raad van beroep bij de benoeming of verlenging van de ambtstermijn van zijn leden, gedeeltelijk moeten kunnen worden vervangen. Tegen de beslissingen van de raad van beroep moet bij het Gerecht van eerste aanleg of het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen beroep kunnen worden aangetekend.
Het agentschap moet voornamelijk worden gefinancierd uit de algemene begroting van de Europese Unie, uit vergoedingen en uit vrijwillige bijdragen. Met name moeten de middelen die de regulerende instanties momenteel beschikbaar stellen voor hun samenwerking op communautair niveau, beschikbaar blijven voor het agentschap. Voor subsidies ten laste van de algemene begroting van de Europese Unie moet de communautaire begrotingsprocedure blijven gelden. Bovendien moet de Rekenkamer de rekeningen controleren overeenkomstig artikel 91 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(10).
Na het opzetten van het agentschap dient de begroting ervan doorlopend geëvalueerd te worden door de begrotingsautoriteit op basis van de werklast en resultaten van het agentschap. De begrotingsautoriteit moet waarborgen dat wordt voldaan aan de beste normen op het gebied van doeltreffendheid.
Het agentschap moet over hooggekwalificeerd personeel beschikken. Met name moet het kunnen profiteren van de bekwaamheid en ervaring van het door de nationale regulerende instanties, de Commissie en de lidstaten gedetacheerde personeel. Het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen (het „statuut”) en de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen (de „regeling”), neergelegd in Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68(11) en de regels die de instellingen van de Europese Gemeenschap gezamenlijk hebben vastgesteld met het oog op de toepassing van dit statuut en deze regeling, moeten van toepassing zijn op het personeel van het agentschap. De raad van bestuur moet in overleg met de Commissie de nodige uitvoeringsmaatregelen vaststellen.
Het agentschap moet de algemene voorschriften voor de toegang van het publiek tot documenten van communautaire organen toepassen. De raad van bestuur moet de praktische maatregelen tot bescherming van commercieel gevoelige en persoonsgegevens vaststellen.
Het agentschap moet indien nodig verantwoording afleggen aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.
Overeenkomstig door de Gemeenschap te sluiten relevante overeenkomsten moet deelname van derde landen die geen lid zijn van de Gemeenschap aan de werkzaamheden van het agentschap mogelijk zijn.
De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(12).
In het bijzonder moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gegeven om de richtsnoeren aan te nemen die nodig zijn in situaties waarin het agentschap bevoegd wordt om te beslissen over de voorwaarden voor toegang tot en de operationele veiligheid van grensoverschrijdende infrastructuur. Aangezien het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing.
De Commissie moet bij het Europees Parlement en de Raad uiterlijk drie jaar nadat de eerste directeur van het agentschap in functie is getreden, en daarna om de vier jaar, een verslag indienen over de specifieke taken en bereikte resultaten van het agentschap, vergezeld van passende voorstellen. In dat verslag moet de Commissie voorstellen doen over aanvullende taken voor het agentschap.
Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk de deelname van en samenwerking tussen de nationale regulerende instanties op Gemeenschapsniveau, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kan worden bereikt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, dat ook in dat artikel is neergelegd, gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I OPRICHTING EN JURIDISCHE STATUS
Artikel 1 Oprichting
Het doel van het agentschap is de in artikel 35 van Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit(12) en artikel 39 van Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas(12) bedoelde regulerende instanties bij te staan bij het op Gemeenschapsniveau uitoefenen van de in de lidstaten vervulde reguleringstaken, en coördineert zo nodig hun optreden.
Totdat de huisvesting van het agentschap gereed is, biedt de Commissie het agentschap een onderkomen in haar gebouwen.
Artikel 2 Juridische status
Het agentschap is een communautair orgaan met rechtspersoonlijkheid.
In elke lidstaat heeft het de ruimste handelingsbevoegdheid welke door de nationale wetgeving aan rechtspersonen wordt toegekend. Het kan met name roerende en onroerende goederen verwerven en vervreemden, en in rechte optreden.
Het wordt vertegenwoordigd door zijn directeur.
Artikel 3 Samenstelling
Het agentschap bestaat uit:
-
een raad van bestuur, die de in artikel 13 vermelde taken vervult;
-
een raad van regulators, die de in artikel 15 vermelde taken vervult;
-
een directeur, die de in artikel 17 vermelde taken vervult; en
-
een raad van beroep, die de in artikel 19 vermelde taken vervult.