Home

Beschikking van de Commissie van 29 oktober 2009 tot vaststelling van de basisparameters voor registers van machinistenvergunningen en aanvullende bevoegdheidsbewijzen als bedoeld in Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 8278) (Voor de EER relevante tekst) (2010/17/EG)

Beschikking van de Commissie van 29 oktober 2009 tot vaststelling van de basisparameters voor registers van machinistenvergunningen en aanvullende bevoegdheidsbewijzen als bedoeld in Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 8278) (Voor de EER relevante tekst) (2010/17/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 inzake de certificering van machinisten die locomotieven en treinen op het spoorwegsysteem van de Gemeenschap besturen(1), en met name op artikel 22,

Gelet op de aanbeveling van het Europees Spoorwegbureau inzake de basisparameters voor machinistenvergunningen en aanvullende bevoegdheidsbewijzen (ERA/REC/SAF/05-2008) van 19 december 2008,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Overeenkomstig artikel 22, lid 1, van Richtlijn 2007/59/EG dienen de bevoegde autoriteiten een nationaal register bij te houden van alle machinistenvergunningen of ervoor te zorgen dat een dergelijk register wordt bijgehouden.

  2. Overeenkomstig artikel 22, lid 2, van Richtlijn 2007/59/EG dient elke spoorwegonderneming en infrastructuurbeheerder een bedrijfsregister bij te houden van aanvullende bevoegdheidsbewijzen of ervoor te zorgen dat een dergelijk register wordt bijgehouden.

  3. Overeenkomstig artikel 22, lid 4, van Richtlijn 2007/59/EG dient het Europees Spoorwegbureau de basisparameters op te stellen van de door de bevoegde autoriteiten aan te leggen registers van machinistenvergunningen en de door spoorwegondernemingen en infrastructuurbeheerders die machinisten in dienst hebben aan te leggen registers van aanvullende bevoegdheidsbewijzen. Alle in een lidstaat uitgereikte machinistenvergunningen moeten in het nationaal register van machinistenvergunningen van die lidstaat worden opgenomen.

    Er dient een standaardformulier te worden gebruikt voor de aanvraag van een machinistenvergunning, voor de registratie daarvan alsmede voor de bijwerking, wijziging, vervanging, vernieuwing, schorsing of intrekking van een vergunning.

  4. De registers van machinistenvergunningen en aanvullende bevoegdheidsbewijzen moeten kunnen worden geraadpleegd door gemachtigde vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten en de belanghebbenden. De verschillende registers moeten inhoudelijk en wat de opmaak van de gegevens betreft op elkaar worden afgestemd. Derhalve moeten gemeenschappelijke functionele en technische specificaties worden opgesteld.

  5. Alle in de machinistenvergunningen, geharmoniseerde aanvullende bevoegdheidsbewijzen en registers van machinistenvergunningen en geharmoniseerde aanvullende bevoegdheidsbewijzen opgenomen informatie moet door de veiligheidsinstanties worden benut om de beoordeling van de certificering van het personeel, als bedoeld in de artikelen 10 en 11 van Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen en tot wijziging van Richtlijn 95/18/EG van de Raad betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen, en van Richtlijn 2001/14/EG van de Raad inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering (de spoorwegveiligheidsrichtlijn)(2) te vergemakkelijken, en om de uitreiking van de in die artikelen bedoelde veiligheidscertificaten sneller te doen verlopen.

  6. Overeenkomstig artikel 19, lid 1, onder f),van Richtlijn 2007/59/EG moet het register van machinistenvergunningen worden bijgehouden en bijgewerkt door de bevoegde autoriteit of een aangewezen instantie. De lidstaten delen de Commissie en de andere lidstaten mee welke instantie zij met deze opdracht hebben belast, onder meer om de uitwisseling van gegevens tussen deze instanties mogelijk te maken.

  7. Elke lidstaat legt bij voorkeur een elektronisch register van machinistenvergunningen aan zodat de verschillende registers volledig interoperabel zijn en de bevoegde autoriteiten en andere personen met toegangsrechten informatie kunnen opvragen. Om economische en technische redenen kan de exacte interface niet worden vastgesteld zonder verder onderzoek. Eerst dient overeenstemming te worden bereikt over een methode om onder bepaalde voorwaarden toegang te verschaffen overeenkomstig Richtlijn 2007/59/EG. Ten tweede moet een overzicht van het aantal transacties worden opgesteld om een kosten-batenanalyse uit te voeren en een haalbare oplossing voor te stellen waarvan de administratiekosten niet buitensporig zijn in verhouding tot de reële behoeften. Derhalve heeft het Europees Spoorwegbureau een tussenoplossing voorgesteld met een vereenvoudigde uitwisseling van informatie en zal het in een later stadium een elektronische interface ontwikkelen.

  8. Overeenkomstig artikel 36, lid 3, van Richtlijn 2007/59/EG is die richtlijn niet van toepassing op Cyprus en Malta. Derhalve dient deze beschikking niet van toepassing te zijn op Cyprus en Malta, zolang deze lidstaten niet over een spoorwegnet beschikken.

  9. De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 21 van Richtlijn 96/48/EG ingestelde comité inzake spoorweginteroperabiliteit en -veiligheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De in bijlage I opgenomen basisparameters van het nationaal register van machinistenvergunningen (hierna „NLR”) worden vastgesteld.

Artikel 2

De in bijlage II opgenomen basisparameters van het nationaal register van aanvullende bevoegdheidsbewijzen (hierna „CCR”) worden vastgesteld.

Artikel 3

1.

Binnen 24 maanden na de inwerkingtreding van deze beschikking onderzoekt het Europees Spoorwegbureau (hierna het „Bureau”) de haalbaarheid van een elektronische toepassing die aan de basisparameters voor het NLR en het CCR voldoet en die de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten, spoorwegondernemingen en infrastructuurbeheerders vergemakkelijkt.

In die haalbaarheidsstudie wordt bijzondere aandacht besteed aan de functionele en technische architectuur, de bedrijfsmodi en de voorschriften voor gegevensinvoer en overleg.

De haalbaarheidsstudie wordt besproken en goedgekeurd in overleg met de vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 35 van Richtlijn 2007/59/EG.

2.

Desgevallend kan het Bureau op basis van de in lid 1 bedoelde studie een proefproject opzetten met een netwerk van ten minste drie NLR’s en negen CCR’s.

Het Bureau verzekert gedurende minstens één jaar de follow-up van dat proefproject en dient bij de Commissie een verslag in met eventuele voorstellen tot wijziging van deze beschikking.

Artikel 4

Binnen een jaar na de inwerkingtreding van deze beschikking stellen de lidstaten de Commissie en de overige lidstaten in kennis van:

  1. de overeenkomstig artikel 19, lid 1, onder a), van Richtlijn 2007/59/EG aangewezen instantie voor de afgifte van machinistenvergunningen;

  2. de overeenkomstig artikel 19, lid 1, onder f), van Richtlijn 2007/59/EG aangewezen instantie voor het bijhouden en bijwerken van het NLR.

Artikel 5

BIJLAGE I

BIJLAGE II