Home

Verordening (EU) nr. 1255/2010 van de Commissie van 22 december 2010 tot vaststelling van bepalingen voor de toepassing van de tariefcontingenten voor de invoer van „baby beef”-producten van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina, Kroatië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro en Servië

Verordening (EU) nr. 1255/2010 van de Commissie van 22 december 2010 tot vaststelling van bepalingen voor de toepassing van de tariefcontingenten voor de invoer van „baby beef”-producten van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina, Kroatië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro en Servië

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”)(1), en met name artikel 144, lid 1, en artikel 148, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. In het kader van de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Kroatië, anderzijds, die is goedgekeurd bij Besluit 2005/40/EG, Euratom van de Raad en de Commissie(2), de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds, die is goedgekeurd bij Besluit 2004/239/EG, Euratom van de Raad en de Commissie(3), de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds, die is goedgekeurd bij Besluit 2010/224/EU, Euratom van de Raad en de Commissie(4), de Interimovereenkomst met Bosnië en Herzegovina, die is goedgekeurd bij Besluit 2008/474/EG van de Raad van 16 juni 2008 inzake de ondertekening en sluiting van de Interimovereenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en Bosnië en Herzegovina, anderzijds(5), en de Interimovereenkomst met de Republiek Servië, die is goedgekeurd bij Besluit 2010/36/EG van de Raad van 29 april 2008 inzake de ondertekening en sluiting van de Interimovereenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Republiek Servië, anderzijds(6), zijn jaarlijkse preferentiële tariefcontingenten voor „baby beef” van respectievelijk 9 400 t, 1 650 t, 800 t, 1 500 t en 8 700 t vastgesteld.

  2. In artikel 2 van Verordening (EG) nr. 2248/2001 van de Raad van 19 november 2001 betreffende bepaalde procedures voor de toepassing van de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Kroatië, anderzijds, en de Interimovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kroatië(7) en in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 153/2002 van de Raad van 21 januari 2002 betreffende bepaalde procedures voor de toepassing van de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds, en de Interimovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië(8), is bepaald dat gedetailleerde uitvoeringsbepalingen voor de concessies inzake „baby beef” moeten worden vastgesteld.

  3. Met het oog op de controle op de naleving van de contingentvoorwaarden moet voor invoer in het kader van de contingenten „baby beef” een echtheidscertificaat worden overgelegd waarin wordt verklaard dat de goederen van oorsprong zijn uit het land van afgifte en dat zij volledig beantwoorden aan de in de betrokken overeenkomst vastgestelde definitie. Voorts dienen het model voor deze echtheidscertificaten en de bepalingen voor het gebruik daarvan te worden vastgesteld.

  4. Voor het beheer van het desbetreffende contingent moet van invoercertificaten worden gebruikgemaakt. Daartoe zijn, behoudens andersluidende bepalingen in de onderhavige verordening, de bepalingen van toepassing die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 376/2008 van de Commissie van 23 april 2008 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten(9) en bij Verordening (EG) nr. 382/2008 van de Commissie van 21 april 2008 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoer- en uitvoercertificatenregeling in de sector rundvlees(10).

  5. Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten(11) bevat nadere bepalingen over invoercertificaataanvragen, de status van de aanvragers, de afgifte van invoercertificaten en de mededelingen aan de Commissie. Bij die verordening is de geldigheid van de certificaten beperkt tot en met de laatste dag van de invoertariefcontingentperiode. Verordening (EG) nr. 1301/2006 is van toepassing op de op grond van de onderhavige verordening afgegeven invoercertificaten, onverminderd de bij de onderhavige verordening vastgestelde aanvullende voorschriften en afwijkingen.

  6. Met het oog op een deugdelijk beheer van de invoer van de desbetreffende producten mogen de invoercertificaten pas worden afgegeven na verificatie, met name van de gegevens op de echtheidscertificaten.

  7. De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.

Voor de periode van 1 januari tot en met 31 december van elk jaar worden de volgende tariefcontingenten geopend:

  1. 9 400 t „baby beef”, uitgedrukt in geslacht gewicht, van oorsprong uit Kroatië;

  2. 1 500 t „baby beef”, uitgedrukt in geslacht gewicht, van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina;

  3. 1 650 t „baby beef”, uitgedrukt in geslacht gewicht, van oorsprong uit de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië;

  4. 8 700 t „baby beef”, uitgedrukt in geslacht gewicht, van oorsprong uit Servië;

  5. 800 t „baby beef”, uitgedrukt in geslacht gewicht, van oorsprong uit Montenegro.

De volgnummers van de in de eerste alinea bedoelde contingenten zijn respectievelijk 09.4503, 09.4504, 09.4505, 09.4198 en 09.4199.

Voor de afboeking op deze contingenten wordt 100 kg levend gewicht gelijkgesteld met 50 kg geslacht gewicht.

2.

Bij invoer in het kader van de in lid 1 bedoelde contingenten bedraagt het douanerecht 20 % van het ad-valoremrecht en 20 % van het specifieke recht, zoals is vastgesteld in het gemeenschappelijk douanetarief.

3.

In het kader van de in lid 1 bedoelde contingenten kunnen uitsluitend de in bijlage III bij de met Kroatië gesloten Stabilisatie- en associatieovereenkomst, de in bijlage III bij de met de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië gesloten Stabilisatie- en associatieovereenkomst, de in bijlage II bij de met Montenegro gesloten Stabilisatie- en associatieovereenkomst, de in bijlage II bij de Interimovereenkomst met Bosnië en Herzegovina en de in bijlage II bij de Interimovereenkomst met Servië bedoelde levende dieren en aanbiedingsvormen van vlees van de volgende GN-codes worden ingevoerd:

  • ex01029051, ex01029059, ex01029071 en ex01029079,

  • ex02011000 en ex02012020,

  • ex02012030,

  • ex02012050.

Artikel 2

Behoudens andersluidende bepalingen in de onderhavige verordening zijn hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1301/2006 en de Verordeningen (EG) nr. 376/2008 en (EG) nr. 382/2008 van toepassing.

Artikel 3

1.

In vak 8 van de invoercertificaataanvraag en het invoercertificaat moet het land van oorsprong worden vermeld en het woord „ja” worden aangekruist. Het certificaat verplicht tot invoer uit het aangegeven land.

In vak 20 van de invoercertificaataanvraag en het invoercertificaat moet een van de vermeldingen worden aangebracht als vermeld in bijlage I.

2.

Het originele exemplaar van het overeenkomstig artikel 4 opgestelde echtheidscertificaat en een afschrift ervan moeten aan de bevoegde instantie worden overgelegd samen met de aanvraag voor het eerste invoercertificaat dat op basis van dit echtheidscertificaat wordt aangevraagd.

Binnen de grenzen van de in het echtheidscertificaat vermelde hoeveelheid kan dit certificaat voor de afgifte van verschillende invoercertificaten worden gebruikt. In dat geval zorgt de bevoegde autoriteit ervoor dat:

  1. het echtheidscertificaat telkens voor de toegewezen hoeveelheid wordt geviseerd;

  2. de invoercertificaten die betrekking hebben op dat echtheidscertificaat op dezelfde dag worden afgegeven.

3.

De bevoegde autoriteiten mogen de invoercertificaten pas afgeven nadat zij hebben geverifieerd dat alle gegevens op het echtheidscertificaat overeenstemmen met de van de Commissie in de desbetreffende wekelijkse mededelingen ontvangen informatie. Na deze verificatie wordt het invoercertificaat onverwijld afgegeven.

Artikel 4

1.

Elke invoercertificaataanvraag in het kader van de in artikel 1 bedoelde contingenten moet vergezeld gaan van een door de in bijlage II vermelde autoriteiten van het land van uitvoer afgegeven echtheidscertificaat waarin wordt verklaard dat de producten van oorsprong zijn uit het desbetreffende land en dat zij beantwoorden aan de definitie in, naargelang van het geval, bijlage III bij de Stabilisatie- en associatieovereenkomst met Kroatië, bijlage III bij de Stabilisatie- en associatieovereenkomst met de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, bijlage II bij de Stabilisatie- en associatieovereenkomst met Montenegro, bijlage II bij de Interimovereenkomst met Bosnië en Herzegovina of bijlage II bij de Interimovereenkomst met Servië.

2.

De echtheidscertificaten worden, overeenkomstig het in de bijlagen III tot en met VII vastgestelde model voor het desbetreffende land van uitvoer, opgesteld in de vorm van een origineel met twee afschriften, die worden gedrukt en ingevuld in een van de officiële talen van de Europese Unie. Voorts mogen zij in de officiële taal of in één van de officiële talen van het land van uitvoer worden gedrukt en ingevuld.

Het staat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de invoercertificaataanvraag wordt ingediend, vrij een vertaling van het certificaat te eisen.

3.

Het origineel en de afschriften van het echtheidscertificaat mogen in machineschrift of met de hand worden ingevuld. In het laatste geval worden zij met zwarte inkt en in drukletters ingevuld.

Het certificaat meet 210 bij 297 millimeter. Het te gebruiken papier weegt minstens 40 g per m2. De kleur van het origineel is wit, die van het eerste afschrift roze en die van het tweede afschrift geel.

4.

Elk certificaat draagt een individueel volgnummer, gevolgd door de naam van het land van afgifte.

Op de afschriften komen hetzelfde volgnummer en dezelfde naam voor als op het origineel.

5.

De certificaten zijn alleen geldig als ze naar behoren zijn geviseerd door de in bijlage II vermelde instantie van afgifte.

6.

Het certificaat is naar behoren geviseerd als datum en plaats van afgifte zijn vermeld, het stempel van de instantie van afgifte is aangebracht en het is ondertekend door de daartoe gemachtigde persoon of personen.

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

BIJLAGE I

BIJLAGE II

BIJLAGE III

BIJLAGE IV

BIJLAGE V

BIJLAGE VI

BIJLAGE VII

BIJLAGE VIII

BIJLAGE IX

BIJLAGE X