Home

Uitvoeringsbesluit van de Raad van 12 juli 2011 waarbij Duitsland overeenkomstig artikel 19 van Richtlijn 2003/96/EG wordt gemachtigd een verlaagd tarief van elektriciteitsbelasting toe te passen op stroom die rechtstreeks wordt geleverd aan schepen die zijn afgemeerd op een ligplaats in een haven (walstroom) (2011/445/EU)

Uitvoeringsbesluit van de Raad van 12 juli 2011 waarbij Duitsland overeenkomstig artikel 19 van Richtlijn 2003/96/EG wordt gemachtigd een verlaagd tarief van elektriciteitsbelasting toe te passen op stroom die rechtstreeks wordt geleverd aan schepen die zijn afgemeerd op een ligplaats in een haven (walstroom) (2011/445/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit(1), en met name artikel 19,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Bij brief van 27 december 2010 heeft Duitsland overeenkomstig artikel 19 van Richtlijn 2003/96/EG verzocht te worden gemachtigd om een verlaagd tarief van elektriciteitsbelasting te mogen toepassen op stroom die rechtstreeks wordt geleverd aan schepen die zijn afgemeerd op een ligplaats in een haven (walstroom).

  2. Met deze belastingvermindering wil Duitsland een ruimer gebruik van walstroom stimuleren als een minder milieubelastende manier om schepen die zijn afgemeerd op een ligplaats in een haven, van stroom te voorzien in vergelijking met de verbranding van bunkerbrandstoffen aan boord van schepen.

  3. In de mate dat het gebruik van walstroom de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen voorkomt die gepaard gaat met de verbranding van bunkerbrandstoffen aan boord van afgemeerde schepen, draagt de maatregel bij aan de verbetering van de lokale luchtkwaliteit in havensteden. Er wordt dan ook verwacht dat de maatregel zal bijdragen aan de doelstellingen van het uniale milieu- en gezondheidsbeleid.

  4. De machtiging van Duitsland om een verlaagd tarief van elektriciteitsbelasting toe te passen op walstroom, gaat niet verder dan wat nodig is om de hierboven genoemde doelstelling te bereiken, aangezien stroomopwekking aan boord in de meeste gevallen nog altijd het interessantste alternatief zal zijn vanuit concurrentieoogpunt. Om dezelfde reden, en ook omdat de technologie momenteel nog niet wijdverbreid is op de markt, valt niet te verwachten dat de maatregel gedurende zijn looptijd tot grote concurrentieverstoringen zal leiden en zal zij daarom de goede werking van de interne markt niet belemmeren.

  5. Uit artikel 19, lid 2, van Richtlijn 2003/96/EG volgt dat iedere uit hoofde van die bepaling verleende machtiging in de tijd beperkt moet zijn. Ermee rekening houdende dat de looptijd lang genoeg moet zijn om de havenbeheerders er niet van te weerhouden de nodige investeringen te verrichten, maar ook dat de situatie in Duitsland te gepasten tijde moet kunnen worden geëvalueerd en dat moet worden vermeden dat de toekomstige ontwikkelingen in het bestaande wetgevingskader worden ondergraven, is het passend de gevraagde machtiging te verlenen voor een termijn van drie jaar, op voorwaarde evenwel dat er vóór de geplande vervaldatum geen algemene bepalingen ter zake van toepassing worden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Duitsland wordt gemachtigd een verlaagd tarief van elektriciteitsbelasting toe te passen op stroom die rechtstreeks wordt geleverd aan andere schepen dan particuliere pleziervaartuigen die zijn afgemeerd op een ligplaats in een haven, mits de in artikel 10 van Richtlijn 2003/96/EG vastgestelde minimumbelastingniveaus in acht worden genomen.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de dag van de kennisgeving ervan.

Het vervalt op 16 juli 2014.

Indien evenwel de Raad, handelend op basis van artikel 113 van het Verdrag, algemene regels betreffende belastingvoordelen voor walstroom vaststelt, komt dit besluit te vervallen op de dag waarop die algemene regels van toepassing worden.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

J. Vincent-Rostowski