Bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.
Richtlijn 2011/12/EU van de Commissie van 8 februari 2011 tot wijziging van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad teneinde fenoxycarb als werkzame stof in bijlage I bij die richtlijn op te nemen Voor de EER relevante tekst
Richtlijn 2011/12/EU van de Commissie van 8 februari 2011 tot wijziging van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad teneinde fenoxycarb als werkzame stof in bijlage I bij die richtlijn op te nemen Voor de EER relevante tekst
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden(1), en met name artikel 16, lid 2, tweede alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
In Verordening (EG) nr. 1451/2007 van de Commissie van 4 december 2007 betreffende de tweede fase van het in artikel 16, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van biociden bedoelde tienjarige werkprogramma(2) is een lijst vastgesteld van werkzame stoffen die met het oog op een mogelijke opneming daarvan in bijlage I, IA of IB bij Richtlijn 98/8/EG dienen te worden beoordeeld. Fenoxycarb is in die lijst opgenomen.
Krachtens Verordening (EG) nr. 1451/2007 is fenoxycarb overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG beoordeeld voor gebruik in productsoort 8 (houtconserveringsmiddelen), zoals gedefinieerd in bijlage V bij die richtlijn.
Duitsland is als rapporterende lidstaat aangewezen en heeft het verslag van de bevoegde instantie samen met een aanbeveling overeenkomstig artikel 14, leden 4 en 6, van Verordening (EG) nr. 1451/2007 op 12 september 2008 bij de Commissie ingediend.
Het verslag van de bevoegde instantie is door de lidstaten en de Commissie getoetst. Overeenkomstig artikel 15, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1451/2007 zijn de conclusies van de toetsing binnen het Permanent Comité voor biociden op 24 september 2010 in een beoordelingsverslag opgenomen.
Uit de onderzoeken blijkt dat van biociden die als houtconserveringsmiddelen worden gebruikt en fenoxycarb bevatten, kan worden verwacht dat ze aan de eisen van artikel 5 van Richtlijn 98/8/EG voldoen. Bijgevolg moet fenoxycarb in bijlage I bij die richtlijn worden opgenomen.
Niet alle mogelijke toepassingen zijn op het niveau van de Unie beoordeeld. Daarom is het passend dat de lidstaten de toepassings- of blootstellingsscenario’s en de risico’s beoordelen voor de milieucompartimenten en bevolkingsgroepen die bij de risicobeoordeling op het niveau van de Unie niet op een representatieve wijze aan bod zijn gekomen, en dat zij er bij de verlening van toelatingen voor producten zorg voor dragen dat passende maatregelen worden genomen of specifieke voorwaarden worden opgelegd om de gesignaleerde risico’s tot een aanvaardbaar niveau te beperken.
Gezien de veronderstellingen die aan de risicobeoordeling ten grondslag liggen, is het raadzaam te eisen dat pas behandeld hout na de behandeling onder een afdak en/of op een ondoordringbare harde ondergrond wordt opgeslagen en dat verliezen bij het aanbrengen van producten die als houtconserveringsmiddel worden gebruikt en fenoxycarb bevatten, met het oog op hergebruik of verwijdering worden opgevangen.
Gezien de gesignaleerde risico’s voor het aquatische milieu, moeten passende maatregelen worden getroffen om dit milieucompartiment te beschermen. Er zijn onaanvaardbare risico’s gesignaleerd bij gebruik van behandeld hout dat niet bedekt en niet in contact met de grond is en dat hetzij permanent aan de weersomstandigheden wordt blootgesteld, hetzij van de weersomstandigheden wordt afgeschermd maar vaak nat kan worden (gebruiksklasse 3 als gedefinieerd door de OESO(3)) in het specifieke scenario „brug over vijver”. Het is bijgevolg passend te eisen dat producten alleen worden toegelaten voor de behandeling van hout dat in constructies in de openlucht nabij of boven water zal worden gebruikt, wanneer gegevens zijn overgelegd die aantonen dat het product aan de eisen van artikel 5 en bijlage VI van Richtlijn 98/8/EG zal voldoen, indien nodig door toepassing van passende risicobeperkende maatregelen.
Het is belangrijk dat de bepalingen van deze richtlijn in alle lidstaten tegelijkertijd worden toegepast teneinde een gelijke behandeling van biociden die op de markt zijn en als werkzame stof fenoxycarb bevatten, te waarborgen en tevens de goede werking van de markt voor biociden in het algemeen te vergemakkelijken.
Er dient een redelijke periode te verstrijken voordat een werkzame stof in bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG wordt opgenomen, teneinde de lidstaten en de betrokken partijen de gelegenheid te geven om zich voor te bereiden om aan de nieuwe eisen die dit met zich meebrengt te voldoen en om ervoor te zorgen dat aanvragers die dossiers hebben samengesteld volledig kunnen profiteren van de periode van tien jaar voor gegevensbescherming die overeenkomstig artikel 12, lid 1, onder c), ii), van Richtlijn 98/8/EG op de datum van opneming ingaat.
Na de opneming moeten de lidstaten over een redelijke termijn beschikken voor de tenuitvoerlegging van artikel 16, lid 3, van Richtlijn 98/8/EG.
Richtlijn 98/8/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.
De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 2 Omzetting
De lidstaten dienen uiterlijk op 31 januari 2012 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen.
Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 februari 2013.
Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 3
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 4
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.