Home

Verordening (EU) nr. 137/2011 van de Commissie van 16 februari 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2003/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake meststoffen met het oog op de aanpassing van de bijlagen I en IV daarbij aan de technische vooruitgang (Voor de EER relevante tekst)

Verordening (EU) nr. 137/2011 van de Commissie van 16 februari 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2003/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake meststoffen met het oog op de aanpassing van de bijlagen I en IV daarbij aan de technische vooruitgang (Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 2003/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 inzake meststoffen(1), en met name artikel 31, leden 1 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2003/2003 bepaalt dat een meststof die tot een in bijlage I bij die verordening vermeld type meststoffen behoort en aan de in die verordening vastgestelde voorwaarden voldoet, als „EG-meststof” mag worden aangeduid.

  2. Calciumformiaat (CAS 544-17-2) is een meststof met secundaire nutriënten die in één lidstaat wordt gebruikt als bladmeststof voor de fruitteelt. De stof is onschadelijk voor het milieu en de menselijke gezondheid. Daarom moet calciumformiaat worden erkend als type „EG-meststof”, zodat deze gemakkelijker verkrijgbaar wordt voor landbouwers in de hele Unie.

  3. De bepalingen over chelaten en oplossingen van micronutriënten moeten worden aangepast om het gebruik van meer dan een chelaatvormer mogelijk te maken, om gemeenschappelijke waarden voor het minimumgehalte aan in water oplosbare micronutriënten in te voeren en om te zorgen dat elke chelaatvormer die ten minste 1 % van de in water oplosbare micronutriënten cheleert en volgens EN-normen wordt geïdentificeerd en gekwantificeerd, op het etiket wordt vermeld. Er moet in een toereikende overgangsperiode worden voorzien om de marktdeelnemers in staat te stellen om hun voorraden meststoffen te verkopen.

  4. Zinkoxidepoeder (CAS 1314-13-2) is een zinkmeststof die is opgenomen in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2003/2003. Zinkoxide in poedervorm levert een stofrisico bij het gebruik op. Het gebruik van zinkoxide in de vorm van een stabiele suspensie in water neemt dit risico weg. Daarom moet de suspensie van zinkmeststof worden erkend als type „EG-meststof” om een veiliger gebruik van zinkoxide mogelijk te maken. Om flexibiliteit in de samenstellingen mogelijk te maken, moet het gebruik van zinkzouten en een of meer typen van zinkchelaten ook worden toegestaan in dergelijke op water gebaseerde suspensies.

  5. Artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2003/2003 omvat voorschriften voor de samenstelling en de etikettering van meststoffen met meer dan één micronutriënt, maar deze mengsels zijn nog niet opgenomen in de lijst van typen meststoffen van bijlage I. Meststoffen met meer dan een micronutriënt kunnen daarom niet worden verkocht als „EG-meststoffen”. Derhalve moeten typeaanduidingen van meststoffen met micronutriënten worden opgenomen in bijlage I voor vaste en vloeibare meststoffen.

  6. Iminodibarnsteenzuur (hierna „IDHA” te noemen) is een chelaatvormer die in twee lidstaten is toegestaan voor toepassing op het blad, in de bodem, voor hydrocultuur en voor fertigatie. IDHA moet worden toegevoegd aan de lijst van toegelaten chelaatvormers in bijlage I om deze stof gemakkelijker verkrijgbaar te maken voor landbouwers in de hele Unie.

  7. Artikel 29, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2003/2003 schrijft de controle van „EG-meststoffen” voor overeenkomstig de daarin beschreven analysemethoden. Sommige methoden zijn echter niet internationaal erkend. Het Europees Comité voor normalisatie heeft nu EN-normen ontwikkeld, die deze methoden moeten vervangen.

  8. Gevalideerde methoden die als EN-normen zijn gepubliceerd, omvatten meestal een ringtest (interlaboratoriumtest) om de reproduceerbaarheid en de herhaalbaarheid van de analysemethoden in verschillende laboratoria te testen. Om de controleurs correct over de statistische betrouwbaarheid van EN-normen te informeren, moet dan ook een onderscheid worden gemaakt tussen gevalideerde EN-normen en niet-gevalideerde methoden om de EN-normen te helpen inventariseren die aan een interlaboratoriumtest zijn onderworpen.

  9. Om de wetgeving te vereenvoudigen en een latere herziening te vergemakkelijken, moet de volledige tekst van de normen in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 2003/2003 worden vervangen door verwijzingen naar de EN-normen die het Europees Comité voor normalisatie zal publiceren.

  10. Verordening (EG) nr. 2003/2003 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

  11. De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het comité dat is opgericht bij artikel 32 van Verordening (EG) nr. 2003/2003,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1 Wijzigingen

1.

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2003/2003 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

2.

Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 2003/2003 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 2 Overgangsbepalingen

De punten a) tot en met e) van punt 2 van bijlage I zijn van toepassing vanaf 9 oktober 2012 op meststoffen die op de markt zijn gebracht vóór 9 maart 2011.

Artikel 3 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 februari 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel Barroso

BIJLAGE I

BIJLAGE II