Home

Verordening (EU) nr. 517/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft een doelstelling van de Unie voor het verminderen van de prevalentie van bepaalde serotypes van salmonella bij legkippen van Gallus gallus en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2160/2003 en Verordening (EU) nr. 200/2010 van de Commissie Voor de EER relevante tekst

Verordening (EU) nr. 517/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft een doelstelling van de Unie voor het verminderen van de prevalentie van bepaalde serotypes van salmonella bij legkippen van Gallus gallus en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2160/2003 en Verordening (EU) nr. 200/2010 van de Commissie Voor de EER relevante tekst

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers(1), en met name artikel 4, lid 1, tweede alinea, en artikel 13, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Doel van Verordening (EG) nr. 2160/2003 is te waarborgen dat er maatregelen worden getroffen voor de detectie en de bestrijding van salmonella en andere zoönoseverwekkers in alle stadia van productie, verwerking en distributie, in het bijzonder op het niveau van de primaire productie, teneinde de prevalentie ervan en het risico voor de volksgezondheid te verminderen.

  2. Op grond van Verordening (EG) nr. 2160/2003 moeten doelstellingen van de Unie worden vastgesteld voor het verminderen van de prevalentie van de in bijlage I bij die verordening opgenomen zoönoses en zoönoseverwekkers bij de in die bijlage opgenomen dierpopulaties. Voor die doelstellingen zijn in die verordening ook bepaalde voorwaarden vastgesteld. Een dergelijke vermindering is van belang gezien de strenge maatregelen die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2160/2003 voor besmette koppels moeten worden toegepast. Met name mogen eieren afkomstig van koppels met onbekende salmonellastatus waarvan wordt vermoed dat zij besmet zijn, of van besmette koppels, alleen voor menselijke consumptie worden gebruikt indien zij een behandeling hebben ondergaan waarbij de uitschakeling van alle voor de volksgezondheid significante serotypes van salmonella gegarandeerd is overeenkomstig de wetgeving van de Unie inzake levensmiddelenhygiëne.

  3. In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2160/2003 wordt verwezen naar alle serotypes van salmonella die van belang zijn voor de volksgezondheid bij legkoppels van Gallus gallus. Die legkoppels kunnen de besmetting met salmonella via hun eieren naar de consument verspreiden. Een vermindering van de prevalentie van salmonella bij legkoppels draagt dan ook bij tot de bestrijding van die zoönoseverwekker in eieren, die een belangrijk risico voor de volksgezondheid inhoudt.

  4. Verordening (EG) nr. 1168/2006 van de Commissie van 31 juli 2006 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft een communautaire doelstelling voor het verminderen van de prevalentie van bepaalde serotypes van salmonella bij legkippen van Gallus gallus en tot wijziging van de Verordening (EG) nr. 1003/2005(2) stelt een doelstelling van de Unie vast voor het verminderen van de prevalentie van Salmonella Enteritidis en Salmonella Typhimurium bij volwassen legkippen van Gallus gallus. De doelstelling van de Unie voor elke lidstaat is een jaarlijks minimumpercentage voor de vermindering van positieve koppels van volwassen legkippen met 10-40 %, afhankelijk van de prevalentie in het voorafgaande jaar. Of bij wijze van alternatief een daling van het maximumpercentage tot 2 % of minder.

  5. Verordening (EG) nr. 2160/2003 bepaalt dat bij het vastleggen van de doelstelling van de Unie rekening moet worden gehouden met de ervaring die is opgedaan in het kader van de bestaande nationale maatregelen, en met de informatie die aan de Commissie of de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) is verstrekt uit hoofde van de bestaande voorschriften van de Unie, in het bijzonder in het kader van de informatie als bedoeld in Richtlijn 2003/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bewaking van zoönoses en zoönoseverwekkers en houdende wijziging van Beschikking 90/424/EEG van de Raad en intrekking van Richtlijn 92/117/EEG van de Raad(3), en met name in artikel 5.

  6. Uit het Community Summary Report on Trends and Sources of Zoonoses, Zoonotic Agents and Food-borne Outbreaks in the European Union in 2008 (samenvattend verslag over trends en bronnen van zoönoses, zoönoseverwekkers en uitbraken van door voedsel overgedragen zoönoses in de Europese Unie in 2008)(4) bleek dat Salmonella Enteritidis en Salmonella Typhimurium de serovars zijn die het vaakst in verband worden gebracht met ziekte bij de mens. Door S. Enteriditis veroorzaakte gevallen bij mensen namen in 2008 duidelijk af, terwijl er een toename van gevallen van S. Typhimurium werd geconstateerd. Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2160/2003 is de EFSA over de vaststelling van een permanente doelstelling van de Unie voor legkoppels van Gallus gallus geraadpleegd.

  7. Op 10 maart 2010 heeft het Panel voor biologische gevaren van de EFSA op verzoek van de Commissie een wetenschappelijk advies uitgebracht over een kwantitatieve raming van het effect op de volksgezondheid van de vaststelling van een nieuwe doelstelling voor het verminderen van salmonella bij legkippen(5). Een van de conclusies luidt dat Salmonella Enteritidis het meest frequent overgedragen zoönotische serotype van salmonella bij pluimvee is. Eveneens wordt geconcludeerd dat bestrijdingsmaatregelen van de Unie bij legkippen met succes hebben bijgedragen aan de bestrijding van besmettingen met salmonella bij productiekoppels en aan de vermindering van risico’s van pluimvee voor de menselijke gezondheid.

  8. Monofasische stammen van Salmonella Typhimurium zijn in korte tijd een van de meest gangbare serotypes van salmonella bij diverse diersoorten en menselijke klinische isolaten geworden. Overeenkomstig het wetenschappelijke advies over de monitoring en beoordeling van het risico voor de volksgezondheid van stammen van het type Salmonella Typhimurium(6), dat op 22 september 2010 is uitgebracht door het Panel voor biologische gevaren van de EFSA, worden monofasische stammen van Salmonella Typhimurium met de antigene formule 1,4,[5],12:i:- beschouwd als varianten van Salmonella Typhimurium en leveren zij een risico voor de volksgezondheid op dat vergelijkbaar is met dat van andere stammen van Salmonella Typhimurium.

  9. Derhalve moeten ter wille van de duidelijkheid van de wetgeving van de Unie Verordening (EG) nr. 2160/2003 en Verordening (EU) nr. 200/2010 van de Commissie van 10 maart 2010 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft een doelstelling van de Unie voor het verminderen van de prevalentie van serotypes van salmonella bij volwassen vermeerderingskoppels van Gallus gallus(7) zodanig worden gewijzigd dat monofasische stammen met de antigene formule 1,4,[5],12:i:- ook tot Salmonella Typhimurium gerekend worden.

  10. Rekening houdend met het wetenschappelijk advies van 22 september 2010 en met het feit dat er meer tijd nodig is om de trend van salmonella bij koppels na de invoering van nationale bestrijdingsprogramma’s te beoordelen, moet er een doelstelling van de Unie voor het verminderen van salmonella bij volwassen legkoppels van Gallus gallus worden vastgesteld die vergelijkbaar is met die van Verordening (EG) nr. 1168/2006.

  11. Om na te gaan in hoeverre vooruitgang bij de verwezenlijking van de doelstelling van de Unie is geboekt, is het nodig dat herhaalde bemonstering van koppels volwassen legkippen van Gallus gallus wordt voorgeschreven.

  12. De in de bijlage bij deze verordening opgenomen technische wijzigingen zijn rechtstreeks van toepassing en geharmoniseerd in de lidstaten; daarom hoeven eventuele aanpassingen van nationale bestrijdingsprogramma’s overeenkomstig deze verordening niet opnieuw te worden goedgekeurd door de Commissie.

  13. Er zijn nationale bestrijdingsprogramma’s ter verwezenlijking van de doelstelling van de Unie voor 2011 voor koppels volwassen legkippen van Gallus gallus ingediend met het oog op medefinanciering door de Unie overeenkomstig Beschikking 2009/470/EG van 25 mei 2009 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied(8). Die programma’s waren gebaseerd op Verordening (EG) nr. 1168/2006 en goedgekeurd overeenkomstig Besluit 2010/712/EU van de Commissie van 23 november 2010 tot goedkeuring van de door de lidstaten voor 2011 en volgende jaren ingediende jaarlijkse en meerjarenprogramma’s en van de financiële bijdrage van de Unie voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van bepaalde dierziekten en zoönosen(9).

  14. Verordening (EG) nr. 1168/2006 moet worden ingetrokken en door deze verordening worden vervangen, De technische bepalingen in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1168/2006 bereiken dezelfde resultaten als die in de bijlage bij deze verordening. Daarom kunnen de lidstaten laatstgenoemde zonder overgangstermijn met onmiddellijke ingang toepassen.

  15. De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, en het Europees Parlement noch de Raad hebben zich daartegen verzet,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1 Doelstelling

1.

De in artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2160/2003 bedoelde doelstelling van de Unie voor het verminderen van de prevalentie van Salmonella Enteritidis en Salmonella Typhimurium bij volwassen legkippen van Gallus gallus (hierna „de doelstelling van de Unie” genoemd) houdt het volgende in:

  1. het aantal positieve koppels volwassen legkippen daalt elk jaar minimaal met:

    1. 10 % als de prevalentie het jaar daarvoor minder dan 10 % was;

    2. 20 % als de prevalentie het jaar daarvoor meer dan of gelijk aan 10 % en minder dan 20 % was;

    3. 30 % als de prevalentie het jaar daarvoor meer dan of gelijk aan 20 % en minder dan 40 % was;

    4. 40 % als de prevalentie het jaar daarvoor meer dan of gelijk aan 40 % was,

    of

  2. het maximumpercentage van het aantal positieve koppels volwassen legkippen daalt tot 2 % of minder; in lidstaten met minder dan 50 koppels volwassen legkippen mag echter hooguit nog één koppel positief zijn.

De doelstelling van de Unie wordt jaarlijks verwezenlijkt op basis van het toezicht van het voorafgaande jaar. Voor de in 2011 te bereiken doelstelling zullen de resultaten van het jaar 2010, die zijn gebaseerd op het overeenkomstig artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1168/2006 uitgevoerde toezicht, als referentie dienen.

Wat betreft monofasische Salmonella Typhimurium, worden ook serotypes met de antigene formule 1,4,[5],12:i:- in de doelstelling van de Unie opgenomen.

2.

Het testschema om na te gaan of de communautaire doelstelling is verwezenlijkt, wordt in de bijlage beschreven (hierna „het testschema” genoemd).

Artikel 2 Evaluatie van de doelstelling van de Unie

De Commissie evalueert de doelstelling van de Unie in het licht van de informatie die overeenkomstig het testschema en in overeenstemming met de criteria van artikel 4, lid 6, onder c), van Verordening (EG) nr. 2160/2003 is verzameld.

Artikel 3 Wijziging van Verordening (EG) nr. 2160/2003

In bijlage II bij Verordening (EG) nr. 2160/2003 wordt in deel C de volgende alinea ingevoegd:

„6. Alle verwijzingen in dit deel naar „Salmonella Typhimurium” omvatten ook monofasische Salmonella Typhimurium met de antigene formule 1,4,[5],12:i:-.”.

Artikel 4 Wijziging van Verordening (EU) nr. 200/2010

In artikel 1, lid 1, wordt de eerste alinea vervangen door:

„1.

Met ingang van 1 januari 2010 houdt de doelstelling van de Unie, als genoemd in artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2160/2003, voor het verminderen van Salmonella spp. bij vermeerderingskoppels van Gallus gallus(de doelstelling van de Unie) in dat het maximumpercentage volwassen vermeerderingskoppels van Gallus gallus dat nog positief is voor Salmonella Enteritidis, Salmonella Infantis, Salmonella Hadar, Salmonella Typhimurium, met inbegrip van monofasische Salmonella Typhimurium met de antigene formule 1,4,[5],12:i:-, en Salmonella Virchow (de relevante serotypes van salmonella) wordt verlaagd tot 1 % of minder.”.

Artikel 5 Intrekking van Verordening (EG) nr. 1168/2006

Artikel 6 Inwerkingtreding en toepasselijkheid

BIJLAGE