Bij dit besluit wordt een specifiek controle- en inspectieprogramma vastgesteld voor de bestanden van haring, makreel, horsmakreel, ansjovis en blauwe wijting in de EU-wateren van de ICES-deelgebieden V, VI, VII, VIII en IX en de EU-wateren van Cecaf 34.1.11 (hierna de „westelijke wateren” genoemd).
2012/807/EU: Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 19 december 2012 tot vaststelling van een specifiek controle- en inspectieprogramma voor de pelagische visserij in de westelijke wateren van het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan
2012/807/EU: Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 19 december 2012 tot vaststelling van een specifiek controle- en inspectieprogramma voor de pelagische visserij in de westelijke wateren van het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008 en (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006(1), en met name artikel 95,
Overwegende hetgeen volgt:
Verordening (EG) nr. 1224/2009 geldt voor alle onder het gemeenschappelijk visserijbeleid vallende activiteiten die op het grondgebied van de lidstaten of in de uniale wateren, door uniale vissersvaartuigen of, onverminderd de primaire verantwoordelijkheid van de vlaggenlidstaat, door onderdanen van de lidstaten worden uitgevoerd, en daarin is met name bepaald dat elke lidstaat ervoor moet zorgen dat controle, inspectie en handhaving op niet-discriminerende wijze verlopen wat betreft sectoren, vaartuigen of personen, en dat zij op basis van risicobeheer worden verricht.
Bij Verordening (EG) nr. 1300/2008 van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van een meerjarenplan voor het haringbestand in het gebied ten westen van Schotland en de visserijen die dat bestand exploiteren(2) zijn de voorwaarden voor de duurzame exploitatie van haring vastgesteld.
Op grond van artikel 95 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 kan de Commissie, in overleg met de betrokken lidstaten, bepalen voor welke visserijtakken specifieke controle- en inspectieprogramma’s moeten worden uitgevoerd. In een dergelijk specifiek controle- en inspectieprogramma moeten de doelstellingen, de prioriteiten en de procedures worden vastgesteld, alsook de ijkpunten voor de inspectieactiviteiten, die aan de hand van risicobeheer moeten worden bepaald en periodiek, na analyse van de bereikte resultaten, moeten worden herzien. De betrokken lidstaten moeten de nodige maatregelen nemen om te zorgen voor de uitvoering van het specifieke controle- en inspectieprogramma, met name wat betreft de in te zetten personele en materiële middelen en de perioden en gebieden waarin deze zullen worden ingezet.
In artikel 95, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 is bepaald dat het specifieke controle- en inspectieprogramma ijkpunten voor de inspectieactiviteiten moet bevatten, die aan de hand van risicobeheer worden vastgesteld. Het is dan ook dienstig om voor controle-, inspectie- en verificatieactiviteiten gemeenschappelijke criteria voor risicobeoordeling en -beheer vast te stellen die het mogelijk maken tijdige risicoanalyses en totaalbeoordelingen van de betrokken controle- en inspectiegegevens te maken. De gemeenschappelijke criteria zijn bedoeld om een geharmoniseerde aanpak van de inspecties en verificaties in alle lidstaten te waarborgen en een gelijk speelveld voor alle exploitanten tot stand te brengen.
Het specifieke controle- en inspectieprogramma moet worden opgesteld voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2015 en moet worden uitgevoerd door Denemarken, Estland, Frankrijk, Duitsland, Ierland, Letland, Litouwen, Nederland, Polen, Portugal, Spanje en het Verenigd Koninkrijk.
In artikel 98, leden 1 en 3, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie(3) is bepaald dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, onverminderd bepalingen in meerjarenplannen, aan de hand van alle beschikbare informatie een risicogebaseerde benadering voor de selectie van inspectiedoelen moeten vaststellen en aan de hand van een risicogebaseerde controle- en handhavingsstrategie en op objectieve wijze de inspectieactiviteiten moeten uitvoeren die nodig zijn om te voorkomen dat visserijproducten die afkomstig zijn van tegen de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid indruisende activiteiten, aan boord worden gehouden of worden overgeladen, aangeland, verwerkt, vervoerd, opgeslagen, afgezet of in voorraad gehouden.
Het bij Verordening (EG) nr. 768/2005 van de Raad(4) opgerichte Europees Bureau voor visserijcontrole (hierna „EBVC” genoemd) moet de uitvoering van het specifieke controle- en inspectieprogramma coördineren via een gezamenlijk inzetplan, dat uitvoering geeft aan de in het specifieke controle- en inspectieprogramma vastgestelde doelstellingen, prioriteiten, procedures en ijkpunten voor de inspectieactiviteiten, en gaat na welke controle- en inspectiemiddelen door elke betrokken lidstaat kunnen worden gebundeld. Daarom moet worden verduidelijkt hoe de procedures die in het specifieke controle- en inspectieprogramma zijn vastgesteld en die welke in het kader van het gezamenlijk inzetplan zijn vastgesteld, zich tot elkaar verhouden.
Om de controle- en inspectieprocedures voor de visserijactiviteiten met betrekking tot haring, makreel, horsmakreel, ansjovis en blauwe wijting in de EU-wateren van de ICES-deelgebieden V, VI, VII, VIII en IX en van Cecaf te harmoniseren en het welslagen van het meerjarenplan voor het haringbestand in het gebied ten westen van Schotland te garanderen, is het dienstig gemeenschappelijke regels voor de door de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten te verrichten controle- en inspectieactiviteiten vast te stellen, onder meer met betrekking tot de wederzijdse toegang tot relevante gegevens. Met het oog daarop moeten streefijkpunten worden vastgesteld die de intensiteit van de controle- en inspectieactiviteiten aangeven.
De gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten tussen de betrokken lidstaten moeten in voorkomend geval overeenkomstig de door het EBVC opgestelde gezamenlijke inzetplannen worden verricht om de controle-, inspectie- en bewakingspraktijken eenvormiger te maken en de coördinatie van de controle-, inspectie- en bewakingsactiviteiten tussen de bevoegde autoriteiten van die lidstaten te helpen verbeteren.
De resultaten die door de toepassing van het specifieke controle- en inspectieprogramma worden verkregen, moeten worden beoordeeld aan de hand van jaarlijkse evaluatieverslagen die elke betrokken lidstaat aan de Commissie en het EBVC moet voorleggen.
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overleg met de betrokken lidstaten vastgesteld. Dit besluit moet dan ook tot deze lidstaten worden gericht.
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Onderwerp
Artikel 2 Toepassingsgebied
Het specifieke controle- en inspectieprogramma heeft met name betrekking op de volgende activiteiten:
-
visserijactiviteiten in de zin van artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 in de in artikel 1 vermelde gebieden;
-
visserijgerelateerde activiteiten, waaronder weging, verwerking, afzet, vervoer en opslag van visserijproducten;
-
invoer als gedefinieerd in artikel 2, punt 11, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad(5);
-
uitvoer als gedefinieerd in artikel 2, punt 13, van Verordening (EG) nr. 1005/2008.
Het specifieke controle- en inspectieprogramma is van toepassing tot en met 31 december 2015.
Het specifieke controle- en inspectieprogramma wordt uitgevoerd door Denemarken, Estland, Frankrijk, Duitsland, Ierland, Letland, Litouwen, Nederland, Polen, Portugal, Spanje en het Verenigd Koninkrijk (hierna „de betrokken lidstaten” genoemd).