Uitvoeringsverordening (EU) nr. 451/2012 van de Commissie van 29 mei 2012 tot het uit de handel nemen van bepaalde toevoegingsmiddelen voor diervoeding, behorend tot de functionele groep van toevoegingsmiddelen voor kuilvoer (Voor de EER relevante tekst)
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 451/2012 van de Commissie van 29 mei 2012 tot het uit de handel nemen van bepaalde toevoegingsmiddelen voor diervoeding, behorend tot de functionele groep van toevoegingsmiddelen voor kuilvoer (Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding(1), en met name artikel 10, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003. Artikel 10, lid 7, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 in samenhang met artikel 10, leden 1 tot en met 4, stelt specifieke bepalingen vast voor de evaluatie van in de Unie als toevoegingsmiddelen voor kuilvoer gebruikte producten op de datum waarop die verordening van toepassing werd.
De in de bijlage vermelde toevoegingsmiddelen voor diervoeding zijn in het communautair repertorium van toevoegingsmiddelen voor diervoeding opgenomen als bestaande producten overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1831/2003.
Wat het gebruik van die toevoegingsmiddelen voor diervoeding als toevoegingsmiddelen voor kuilvoer betreft, is vóór het verstrijken van de in artikel 10, lid 7, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde termijn geen aanvraag voor een vergunning overeenkomstig artikel 10, lid 7, in samenhang met artikel 10, lid 2, ingediend. Wat het toevoegingsmiddel hexamethyleentetramine voor bepaalde diersoorten betreft, is vóór die termijn geen aanvraag voor een vergunning ingediend.
Voor de transparantie zijn de toevoegingsmiddelen waarvoor binnen de in artikel 10, lid 7, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vastgestelde periode geen aanvraag voor een vergunning is ingediend, opgenomen in een afzonderlijk deel van het communautair repertorium van toevoegingsmiddelen voor diervoeding.
Die toevoegingsmiddelen voor diervoeding moeten daarom uit de handel worden genomen, wat het gebruik daarvan als toevoegingsmiddel voor kuilvoer betreft, met uitzondering van de soorten waarvoor aanvragen voor een vergunning zijn ingediend. Deze maatregel doet geen afbreuk aan het gebruik van sommige van de hierboven genoemde toevoegingsmiddelen overeenkomstig andere categorieën of functionele groepen waarvoor zij kunnen worden toegelaten.
Aangezien de betrokken toevoegingsmiddelen voor kuilvoer niet om veiligheidsredenen uit de handel worden genomen, moet een overgangsperiode worden toegestaan waarbinnen bestaande voorraden van die toevoegingsmiddelen, alsook voormengsels en kuilvoer die met die toevoegingsmiddelen zijn geproduceerd, mogen worden opgebruikt.
Het uit de handel nemen van de in de bijlage opgenomen toevoegingsmiddelen voor diervoeding wordt geacht de mogelijke toekomstige verlening van een vergunning daarvoor of de vaststelling van een maatregel over hun status op grond en volgens de procedures van Verordening (EG) nr. 1831/2003 onverlet te laten.
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1 Uit de handel nemen
De in deel A van de bijlage vermelde toevoegingsmiddelen voor diervoeding, behorend tot de functionele groep „toevoegingsmiddelen voor kuilvoer” in de categorie „technologische toevoegingsmiddelen”, worden uit de handel genomen.
De in deel B van de bijlage vermelde toevoegingsmiddelen voor diervoeding, behorend tot de functionele groep „toevoegingsmiddelen voor kuilvoer” in de categorie „technologische toevoegingsmidelen”, worden uit de handel genomen voor de in dat deel van de bijlage vermelde diersoorten.
Artikel 2 Overgangsmaatregelen
Bestaande voorraden van in deel A van de bijlage opgenomen toevoegingsmiddelen voor diervoeding mogen tot en met 19 juni 2013 verder in de handel worden gebracht en gebruikt als toevoegingsmiddelen voor diervoeding, behorend tot de functionele groep „toevoegingsmiddelen voor kuilvoer” in de categorie „technologische toevoegingsmiddelen”.
Met de in lid 1 bedoelde toevoegingsmiddelen geproduceerde voormengsels mogen verder in de handel worden gebracht en gebruikt tot en met 19 juni 2013.
Met de in lid 1 bedoelde toevoegingsmiddelen of met de in lid 2 bedoelde voormengsels geproduceerd kuilvoer mag verder in de handel worden gebracht en gebruikt tot en met 19 juni 2014.
Wat het in deel B van de bijlage vermelde toevoegingsmiddel voor diervoeding betreft, zijn de leden 1, 2 en 3 van toepassing op de in dat deel van de bijlage vermelde diersoorten.
Artikel 3 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 mei 2012.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel Barroso