De bevoegdheden die volgens het statuut van de ambtenaren van de Europese Unie („het statuut”) aan het tot aanstelling bevoegde gezag en volgens de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie („de regeling”) aan het tot het sluiten van de overeenkomsten bevoegde gezag toekomen, worden, wat het secretariaat-generaal van de Raad betreft, uitgeoefend:
-
door de Raad ten aanzien van de secretaris-generaal;
-
door de Raad, op voorstel van de secretaris-generaal, voor de toepassing van de artikelen 1 bis, 30, 34, 41, 49, 50 en 51 van het statuut op de directeuren-generaal;
-
door de secretaris-generaal in alle andere gevallen.