Voor de in de bijlage gespecificeerde preparaten, die behoren tot de categorie „technologische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „inkuiltoevoegingmiddelen”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 308/2013 van de Commissie van 3 april 2013 tot verlening van een vergunning voor een preparaat van Lactobacillus plantarum NCIMB 30083 en een preparaat van Lactobacillus plantarum NCIMB 30084 als toevoegingsmiddelen voor diervoeding voor alle diersoorten Voor de EER relevante tekst
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 308/2013 van de Commissie van 3 april 2013 tot verlening van een vergunning voor een preparaat van Lactobacillus plantarum NCIMB 30083 en een preparaat van Lactobacillus plantarum NCIMB 30084 als toevoegingsmiddelen voor diervoeding voor alle diersoorten Voor de EER relevante tekst
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding(1), en met name artikel 9, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003. Artikel 10, lid 7, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 in samenhang met artikel 10, leden 1 tot en met 4, van die verordening stelt specifieke bepalingen vast voor de evaluatie van in de Unie als inkuiltoevoegingsmiddelen gebruikte producten op de datum waarop die verordening van toepassing werd.
Overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 zijn een preparaat van Lactobacillus plantarum NCIMB 30083 en een preparaat van Lactobacillus plantarum NCIMB 30084 in het EU-repertorium van toevoegingsmiddelen voor diervoeding opgenomen als bestaande producten, behorende tot de functionele groep inkuiltoevoegingsmiddelen, voor alle diersoorten.
Overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 in samenhang met artikel 7 van die verordening zijn aanvragen ingediend voor de verlening van een vergunning voor deze preparaten als toevoegingsmiddelen voor diervoeding voor alle diersoorten, waarbij is verzocht om die toevoegingsmiddelen in te delen in de categorie „technologische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „inkuiltoevoegingsmiddelen”. De krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste gegevens en documenten waren bij de aanvragen gevoegd.
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 13 december 2012(2) geconcludeerd dat de desbetreffende preparaten onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden worden verondersteld veilig te zijn voor de doelsoorten, voor de consumenten van producten, die afkomstig zijn van met het behandelde kuilvoer gevoerde dieren, en voor het milieu. De EFSA heeft tevens geconcludeerd dat beide preparaten de productie van kuilvoer kunnen verbeteren door de conservering van droge stof te verbeteren en de afbraak van eiwitten bij gemakkelijk en middelmatig moeilijk in te kuilen voedergewassen te verminderen. Specifieke eisen voor toezicht na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. Zij heeft ook het rapport over de analysemethoden voor de toevoegingsmiddelen voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend.
Uit de beoordeling van de betrokken preparaten blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning wordt voldaan. Het gebruik van deze preparaten zoals gespecificeerd in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan.
Aangezien er geen veiligheidsredenen zijn die de onmiddellijke toepassing van de wijzigingen van de vergunningsvoorwaarden vereisen, moet een overgangsperiode worden vastgesteld om de belanghebbende partijen in staat te stellen zich voor te bereiden om aan de nieuwe eisen van de vergunning te voldoen.
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1 Verlening van de vergunning
Artikel 2 Overgangsmaatregelen
De in de bijlage beschreven preparaten en diervoeders die deze preparaten bevatten die vóór 24 oktober 2013 zijn geproduceerd en geëtiketteerd overeenkomstig de voorschriften die vóór 24 april 2013 van toepassing waren, mogen verder in de handel worden gebracht en worden gebruikt totdat de bestaande voorraden zijn uitgeput.
Artikel 3 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 3 april 2013.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel Barroso