Home

Verordening (EU) nr. 608/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douane en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1383/2003 van de Raad

Verordening (EU) nr. 608/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douane en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1383/2003 van de Raad

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(1),

Overwegende hetgeen volgt:

  1. De Raad heeft in zijn resolutie van 25 september 2008 betreffende een algemeen Europees plan ter bestrijding van namaak en piraterij verzocht om een evaluatie van Verordening (EG) nr. 1383/2003 van de Raad van 22 juli 2003 inzake het optreden van de douaneautoriteiten ten aanzien van goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten en inzake de maatregelen ten aanzien van goederen waarvan is vastgesteld dat zij inbreuk maken op dergelijke rechten(2).

  2. Het verhandelen van goederen die inbreuk maken op intellectuele-eigendomsrechten, berokkent houders van rechten, gebruikers en producentengroeperingen, en bonafide fabrikanten en handelaren aanzienlijke schade. Ook kunnen door dergelijke verhandeling consumenten worden misleid, en kan in sommige gevallen hun gezondheid en veiligheid in gevaar worden gebracht. Dergelijke goederen moeten zoveel mogelijk van de markt van de Unie worden geweerd, en er zijn maatregelen nodig om aan deze illegale verhandeling een einde te maken zonder de legitieme handel in het gedrang te brengen.

  3. Uit de evaluatie van Verordening (EG) nr. 1383/2003 is gebleken dat, in het licht van de economische, commerciële en juridische ontwikkelingen, bepaalde verbeteringen aan het rechtskader nodig zijn om de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door douaneautoriteiten te versterken en passende rechtzekerheid te garanderen.

  4. Ter voorkoming van inbreuken op de wetgeving van de Unie inzake intellectuele-eigendomsrechten, moeten de douaneautoriteiten bevoegd zijn om intellectuele-eigendomsrechten te handhaven met betrekking tot goederen die in overeenstemming met de douanewetgeving onderworpen zijn aan douanetoezicht of douanecontrole, en om passende controles op deze goederen uit te voeren. Handhaving van intellectuele-eigendomsrechten aan de grens, waar de goederen zich onder douanetoezicht of douanecontrole bevinden of hadden moeten bevinden, is een doeltreffende manier om de houders van rechten en de gebruikers en producentengroeperingen snel efficiënte rechtsbescherming te bieden. Wanneer de vrijgave van goederen wordt geschorst of goederen door de douaneautoriteiten aan de grens worden vastgehouden, mag er slechts één wettelijke procedure nodig zijn, terwijl er verschillende afzonderlijke procedures nodig mogen zijn voor dezelfde mate van handhaving ten aanzien van goederen die op de markt worden aangetroffen, omdat deze dan zijn opgesplitst en aan kleinhandelaren zijn geleverd. Er dient een uitzondering te worden gemaakt voor goederen die uit hoofde van hun bijzondere bestemming in het vrije verkeer zijn gebracht, aangezien dergelijke goederen, hoewel ze in het vrije verkeer zijn gebracht, onder douanetoezicht blijven. Ook dient deze verordening niet van toepassing te zijn op goederen die reizigers in hun persoonlijke bagage meevoeren mits deze goederen voor hun eigen persoonlijke gebruik zijn bestemd en er geen aanwijzigen zijn dat er sprake is van handelsverkeer.

  5. Verordening (EG) nr. 1383/2003 is niet van toepassing op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten en bepaalde inbreuken zijn van het toepassingsgebied ervan uitgesloten. Teneinde de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten te versterken, dient het optreden van de douane te worden uitgebreid tot andere soorten inbreuken waarop Verordening (EG) nr. 1383/2003 niet van toepassing is. Onderhavige verordening dient derhalve, in aanvulling op de rechten waarop Verordening (EG) nr. 1383/2003 reeds van toepassing is, ook betrekking te hebben op handelsbenamingen voor zover deze zijn beschermd als exclusieve eigendomsrechten krachtens nationaal recht, topografieën van halfgeleiderproducten en gebruiksmodellen en apparaten die in de eerste plaats zijn ontworpen, geproduceerd of aangepast om het ontwijken van technologische maatregelen mogelijk te maken of te vergemakkelijken.

  6. Inbreuken die het gevolg zijn van zogenaamde illegale parallelhandel en hoeveelheidsoverschrijdingen vallen buiten het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1383/2003. Goederen die het voorwerp zijn van illegale parallelhandel, dat wil zeggen goederen die met toestemming van de houder van het recht zijn vervaardigd maar zonder diens toestemming voor de eerste keer in de Europese Economische Ruimte op de markt worden gebracht, en hoeveelheidsoverschrijdingen, dat wil zeggen goederen die door een persoon welke door de houder van het recht naar behoren is gemachtigd een bepaalde hoeveelheid goederen te vervaardigen, bovenop de hoeveelheid die tussen die persoon en de houder van het recht is overeengekomen, zijn vervaardigd als authentieke goederen en het is dan ook niet dienstig dat de douaneautoriteiten hun inspanningen op deze goederen richten. Illegale parallelhandel en hoeveelheidsoverschrijdingen moeten derhalve ook worden uitgesloten van het toepassingsgebied van deze verordening.

  7. De lidstaten dienen, in samenwerking met de Commissie, de douaneambtenaren een passende opleiding te geven om de correcte toepassing van deze verordening te verzekeren.

  8. Deze verordening zal, als zij volledig ten uitvoer wordt gelegd, verder bijdragen aan een interne markt die doeltreffender bescherming voor de houders van rechten waarborgt, creativiteit en innovatie aanwakkert en consumenten voorziet van betrouwbare en kwalitatief hoogwaardige producten, waardoor ook grensoverschrijdende transacties tussen consumenten, bedrijven en handelaren worden versterkt.

  9. Lidstaten hebben steeds minder middelen beschikbaar op douanegebied. Daarom moet het bevorderen van risicobeheersingstechnologieën en -strategieën die zijn gericht op een optimaal gebruik van de middelen waarover de douaneautoriteiten beschikken, worden gesteund.

  10. Deze verordening bevat uitsluitend procedurele voorschriften voor de douaneautoriteiten. Dienovereenkomstig bevat deze verordening geen criteria voor de vaststelling van het bestaan van een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht.

  11. Overeenkomstig de door de WTO-ministerconferentie op 14 november 2001 in Doha aangenomen verklaring over de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (Trips-overeenkomst) en de volksgezondheid kan en moet de Trips-overeenkomst worden uitgelegd en uitgevoerd op een wijze die het recht van de WTO-leden om de volksgezondheid te beschermen en met name de toegang tot geneesmiddelen voor iedereen te bevorderen, ten goede komt. In overeenstemming met de internationale verbintenissen van de Unie en haar beleid op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, dienen de douaneautoriteiten bijgevolg ten aanzien van geneesmiddelen waarbij het vervoer over het douanegebied van de Unie, met of zonder overlading, opslag in een entrepot, splitsing van lading dan wel verandering van vervoerwijze of vervoermiddel, slechts een onderdeel vormt van de gehele reis die begint en eindigt buiten het grondgebied van de Unie, wanneer zij het risico van een inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten beoordelen, rekening te houden of het in hoge mate waarschijnlijk is dat dergelijke geneesmiddelen naar de Uniemarkt worden afgeleid.

  12. Deze verordening laat de bepalingen inzake de bevoegdheid van rechtbanken onverlet, met name die van Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken(3).

  13. Personen, gebruikers of producentengroeperingen, die in de mogelijkheid verkeren in hun eigen naam een rechtsprocedure inzake een mogelijke schending van een intellectuele-eigendomsrecht in te leiden, dient gerechtigd te zijn een verzoek in te dienen.

  14. Teneinde te garanderen dat intellectuele-eigendomsrechten in de hele Unie worden gehandhaafd, is het passend personen en entiteiten die handhaving van rechten in de gehele Unie willen afdwingen, toe te staan een verzoek tot de de douaneautoriteiten van een enkele lidstaat te richten. Deze verzoekers moeten de mogelijkheid hebben om deze autoriteiten te verzoeken een besluit te nemen dat er moet worden opgetreden teneinde het intellectuele-eigendomsrecht zowel in hun eigen lidstaat als in enige andere lidstaat af te dwingen.

  15. Ten behoeve van de snelle handhaving van intellectuele-eigendomsrechten dient te worden bepaald dat, indien de douaneautoriteiten op grond van redelijke aanwijzingen vermoeden dat goederen onder hun toezicht inbreuk maken op intellectuele-eigendomsrechten, zij de vrijgave van deze goederen kunnen schorsen of de goederen kunnen vasthouden, op eigen initiatief dan wel op verzoek, teneinde de persoon of entiteit die gerechtigd is tot het indienen van een verzoek, in staat te stellen een procedure in te leiden om te laten vaststellen of er sprake is van een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht.

  16. Verordening (EG) nr. 1383/2003 heeft de lidstaten in staat gesteld om te voorzien in een procedure die het mogelijk maakt dat bepaalde goederen worden vernietigd, zonder enige verplichting tot het inleiden van een procedure ter vaststelling of er inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht is gemaakt. Zoals erkend in de resolutie van het Europees Parlement van 18 december 2008 over de impact van namaak op de internationale handel(4), is deze procedure zeer succesvol gebleken in de lidstaten waar zij beschikbaar is. Daarom dient de procedure verplicht te worden gesteld voor alle inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten, en te worden toegepast in die gevallen waarin de aangever of de houder van de goederen akkoord gaat met de vernietiging ervan. Tevens moet in de procedure worden bepaald dat de douaneautoriteiten er mogen van uitgaan dat de aangever of de houder van de goederen akkoord gaat met de vernietiging van de goederen indien hij niet binnen de voorgeschreven termijn uitdrukkelijk bezwaar tegen de vernietiging heeft gemaakt.

  17. Teneinde de administratieve kosten en lasten tot een minimum te beperken, dient er voor kleine zendingen van nagemaakte of door piraterij verkregen goederen een specifieke procedure te worden ingesteld, waarbij die goederen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de aanvrager in elke zaak kunnen worden vernietigd. Om die procedure te kunnen toepassen, moet de aanvrager in zijn verzoek daartoe evenwel een algemeen verzoek doen. Voorts moeten de douaneautoriteiten de mogelijkheid hebben om van de aanvrager te verlangen dat hij de uit de toepassing van die procedure voortvloeiende kosten draagt.

  18. Ter wille van meer rechtszekerheid moet worden voorzien in een wijziging van de termijnen voor het schorsen van de vrijgave van of het vasthouden van goederen die vermoedelijk een inbreuk op het intellectuele-eigendomsrecht vormen en van de voorwaarden waaronder de douaneautoriteiten informatie over vastgehouden goederen verstrekken aan de betrokken personen en entiteiten, als bepaald in Verordening (EG) nr. 1383/2003.

  19. Rekening houdend met het voorlopige en preventieve karakter van de door de douaneautoriteiten bij de toepassing van deze verordening genomen maatregelen en de tegenstrijdige belangen van de partijen die door de maatregelen worden getroffen, dienen bepaalde aspecten van de procedure te worden aangepast ten behoeve van een vlotte toepassing van deze verordening, met inachtneming van de rechten van de betrokken partijen. Wat de verschillende kennisgevingen betreft waarin deze verordening voorziet, dienen de douaneautoriteiten derhalve op basis van de documenten inzake de douanebehandeling dan wel de situatie waarin de goederen zich bevinden, de betrokkene in kennis te stellen. Aangezien de procedure voor vernietiging van de goederen inhoudt dat de aangever of de houder van de goederen en de houder van het besluit hun mogelijke bezwaren tegen vernietiging parallel moeten meedelen, moet er bovendien voor worden gezorgd dat de houder van het besluit de mogelijkheid krijgt te reageren op een mogelijk bezwaar van de aangever of de houder van de goederen tegen vernietiging. Daarom moet ervoor worden gezorgd dat de aangever of de houder van de goederen vóór, of op dezelfde dag als, de houder van het besluit in kennis wordt gesteld van de schorsing van de vrijgave van de goederen, of de vasthouding ervan.

  20. De douaneautoriteiten en de Commissie worden aangemoedigd om binnen de grenzen van hun respectieve bevoegdheden samen te werken met het Europees Waarnemingscentrum voor inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten.

  21. Om de internationale handel in goederen die inbreuk maken op intellectuele-eigendomsrechten uit te roeien, bepaalt de Trips-overeenkomst dat de WTO-leden de uitwisseling van informatie tussen de douaneautoriteiten over die handel moeten bevorderen. Voor de Commissie en de douaneautoriteiten van de lidstaten moet het dan ook mogelijk zijn om informatie over vermeende inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten uit te wisselen met de relevante autoriteiten van derde landen, ook waar het gaat om goederen die via het grondgebied van de Unie worden doorgevoerd en afkomstig zijn van of bestemd zijn voor deze derde landen.

  22. Ter wille van de efficiëntie dienen de bepalingen van Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften(5), van toepassing te zijn.

  23. De aansprakelijkheid van de douaneautoriteiten moet worden geregeld bij de wetgeving van de lidstaten, maar de toewijzing van een verzoek door de douaneautoriteiten mag de houder van het besluit geen recht op compensatie geven ingeval goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht, niet door de douaneautoriteiten worden ontdekt en worden vrijgegeven, of ingeval er geen maatregelen worden genomen om deze goederen vast te houden.

  24. Aangezien de douaneautoriteiten op verzoek optreden, is het passend erin te voorzien dat de houder van het besluit alle door die autoriteiten gemaakte kosten bij het optreden ter handhaving van zijn intellectuele-eigendomsrechten vergoedt. Dit dient voor de houder van het besluit evenwel geen beletsel te vormen om compensatie te vorderen van de inbreukmaker of van andere personen die aansprakelijk kunnen worden gehouden krachtens de wetgeving van de lidstaat waar de goederen werden aangetroffen. Dergelijke personen kunnen in voorkomend geval ook tussenpersonen betreffen. Kosten en schade opgelopen door andere personen dan de douaneautoriteiten als gevolg van een douaneoptreden waarbij de vrijgave van goederen wordt geschorst of goederen worden vastgehouden op grond van een eis van een derde partij in verband met intellectuele eigendom, dienen te worden geregeld door de specifieke wetgeving van toepassing in elk afzonderlijk geval.

  25. Met deze verordening wordt voor douaneautoriteiten de mogelijkheid ingevoerd om toe te staan dat te vernietigen goederen onder douanetoezicht tussen verschillende plaatsen binnen het douanegebied van de Unie worden verplaatst. De douaneautoriteiten kunnen bovendien besluiten dergelijke goederen in het vrije verkeer te brengen met het oog op verdere recycling of verwijdering uit de handel, onder meer voor bewustmakings-, opleidings- en onderwijsdoeleinden.

  26. Bij de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douane worden gegevens over besluiten inzake verzoeken uitgewisseld. Die verwerking van gegevens omvat ook persoonsgegevens, en moet geschieden overeenkomstig het Unierecht als vastgelegd in Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens(6) en in Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens(7).

  27. De uitwisseling van informatie met betrekking tot besluiten inzake verzoeken en inzake het optreden van de douaneautoriteiten moet gebeuren via een centrale elektronische databank. De instelling die die gegevensbank zal controleren en beheren en de instellingen die belast zijn met het waarborgen van de veiligheid van de verwerking van de gegevens die in de gegevensbank zijn opgenomen, moeten worden gedefinieerd. De invoering van iedere vorm van interoperabiliteit of uitwisseling moet in de allereerste plaats aan het doelbindingsbeginsel voldoen, dat inhoudt dat gegevens moeten worden gebruikt voor het doel waarvoor de gegevensbank is opgezet, en geen enkele verdere uitwisseling of onderlinge koppeling die dat doel niet dient mag worden toegestaan.

  28. Om ervoor te zorgen dat de definitie van kleine zendingen kan worden aangepast indien deze onpraktisch blijkt te zijn, gelet op het feit dat de goede werking van de procedure moet worden verzekerd, of indien dat nodig is om te voorkomen dat de procedure wat de samenstelling van de zendingen betreft, wordt omzeild, moet de bevoegdheid om niet-wetgevingshandelingen van algemene strekking vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie worden overgedragen aan de Commissie voor wat betreft de wijziging van niet-essentiële onderdelen van de definitie van kleine zendingen, namelijk de specifieke hoeveelheden die daarin worden genoemd. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad.

  29. Teneinde eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van de bepalingen ter definiëring van de elementen van de praktische regelingen voor gegevensuitwisseling met derde landen en van de bepalingen betreffende de formulieren inzake het verzoek en het verzoek om verlenging van de termijn waarbinnen de douaneautoriteiten moeten optreden, dienen aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden te worden toegekend, namelijk om de elementen van de praktische regelingen te definiëren en standaardformulieren vast te stellen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren(8). Voor de vaststelling van de standaardformulieren moet, hoewel het voorwerp van de uit te voeren bepalingen van deze verordening onder het toepassingsgebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek valt, vanwege de aard en de gevolgen van die uitvoeringshandelingen de raadplegingsprocedure worden toegepast, omdat alle nadere bijzonderheden over de in de formulieren op te nemen gegevens rechtstreeks voortvloeien uit de tekst van deze verordening. Die uitvoeringshandelingen zullen dan ook alleen het formaat en de structuur van het formulier bepalen, en geen verdere gevolgen hebben voor de gemeenschappelijke handelspolitiek van de Unie.

  30. Verordening (EG) nr. 1383/2003 moet worden ingetrokken.

  31. De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 en heeft op 12 oktober 2011 zijn advies uitgebracht(9),

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1 Onderwerp en toepassingsgebied

1.

Deze verordening bepaalt de voorwaarden en procedures voor het optreden van de douaneautoriteiten wanneer goederen waarvan wordt vermoed dat ze een inbreuk vormen op een intellectuele-eigendomsrecht in het douanegebied van de Unie zich onder douanetoezicht of douanecontrole bevinden of hadden moeten bevinden overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek(10), met name goederen:

  1. die voor het vrije verkeer, voor uitvoer of voor wederuitvoer worden aangegeven;

  2. die het douanegebied van de Unie binnenkomen of verlaten;

  3. die onder een schorsingsregeling of in een vrije zone dan wel een vrij entrepot worden geplaatst.

2.

Met betrekking tot goederen die zich onder douanetoezicht of douanecontrole bevinden, en onverminderd de artikelen 17 en 18, voeren de douaneautoriteiten passende douanecontroles uit en nemen zij passende identificatiemaatregelen als bedoeld in artikel 13, lid 1, en artikel 72 van Verordening (EEG) nr. 2913/92, op basis van risicoanalysecriteria, teneinde handelingen in strijd met op het grondgebied van de Unie vigerende wetgeving inzake intellectuele-eigendomsrechten te voorkomen en bij de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten met derde landen samen te werken.

3.

Deze verordening is niet van toepassing op goederen die in het vrije verkeer zijn gebracht in het kader van de regeling bijzondere bestemming.

4.

Deze verordening is niet van toepassing op goederen zonder handelskarakter die zich in de persoonlijke bagage van reizigers bevinden.

5.

Deze verordening is niet van toepassing op goederen die met toestemming van de houder van het recht zijn vervaardigd of op goederen die door een persoon welke door de houder van het recht naar behoren is gemachtigd een bepaalde hoeveelheid goederen te vervaardigen, zijn vervaardigd bovenop de tussen die persoon en de houder van het recht overeengekomen hoeveelheid.

6.

Deze verordening laat het nationale of Unierecht inzake intellectuele-eigendomsrechten alsmede het recht van de lidstaten inzake strafprocedures onverlet.

Artikel 2 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    1.„intellectuele-eigendomsrechten”:
    1. een fabrieks- of handelsmerk;

    2. een tekening of model;

    3. een auteursrecht of naburig recht overeenkomstig het nationale of het Unierecht;

    4. een geografische aanduiding;

    5. een octrooi overeenkomstig het nationale of het Unierecht;

    6. een aanvullend beschermingscertificaat voor geneesmiddelen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 469/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende het aanvullende beschermingscertificaat voor geneesmiddelen(11);

    7. een aanvullend beschermingscertificaat voor gewasbeschermingsmiddelen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1610/96 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 1996 betreffende de invoering van een aanvullend beschermingscertificaat voor gewasbeschermingsmiddelen(12);

    8. een communautair kwekersrecht overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht(13);

    9. een kwekersrecht overeenkomstig het nationale recht;

    10. een topografie van een halfgeleiderproduct overeenkomstig het nationale of het Unierecht;

    11. een gebruiksmodel voor zover dat wordt beschermd als een intellectuele-eigendomsrecht overeenkomstig het nationale of het Unierecht;

    12. een handelsbenaming voor zover deze wordt beschermd als een exclusief intellectuele-eigendomsrecht overeenkomstig het nationale of het Unierecht;

    2.„fabrieks- of handelsmerk”:
    1. een Gemeenschapsmerk overeenkomstig Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Gemeenschapsmerk(14);

    2. een fabrieks- of handelsmerk dat geregistreerd is in een lidstaat, of in het geval van België, Luxemburg of Nederland, bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom;

    3. een fabrieks- of handelsmerk dat geregistreerd is uit hoofde van een internationale overeenkomst die in een lidstaat of in de Unie in werking is;

    3.„tekening of model”:
    1. een Gemeenschapsmodel overeenkomstig Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende Gemeenschapsmodellen(15);

    2. een tekening die of model dat in een lidstaat is geregistreerd of, in het geval van België, Luxemburg of Nederland, bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom;

    3. een tekening die of model dat is geregistreerd uit hoofde van een internationale overeenkomst die in een lidstaat of in de Unie in werking is;

    4.„geografische aanduiding”:
    1. een beschermde geografische aanduiding of oorsprongsbenaming van landbouwproducten en levensmiddelen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen(16);

    2. een oorsprongsbenaming of geografische aanduiding van wijn overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”)(17);

    3. een geografische aanduiding van gearomatiseerde dranken op basis van wijnproducten overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad van 10 juni 1991 tot vaststelling van de algemene voorschriften betreffende de definitie, de aanduiding en de aanbiedingsvorm van gearomatiseerde wijnen, gearomatiseerde dranken op basis van wijn en gearomatiseerde cocktails van wijnbouwproducten(18);

    4. een geografische aanduiding van gedistilleerde dranken overeenkomstig Verordening (EG) nr. 110/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 betreffende de definitie, de aanduiding, de presentatie, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken(19);

    5. een geografische aanduiding van andere dan de in de punten a) tot met d), bedoelde producten, voor zover deze als een exclusief intellectuele-eigendomsrecht is vastgelegd overeenkomstig het nationale of het Unierecht;

    6. een geografische aanduiding zoals bepaald in overeenkomsten tussen de Unie en derde landen en als zodanig in deze overeenkomsten vermeld;

    5.„namaakgoederen”:
    1. goederen die het voorwerp zijn van een handeling waarmee inbreuk wordt gemaakt op een fabrieks- of handelsmerk in de lidstaat waar de goederen worden aangetroffen, en waarop zonder toestemming een teken is aangebracht dat identiek is aan het geldig geregistreerde fabrieks- of handelsmerk voor dergelijke goederen of daarvan niet wezenlijk kan worden onderscheiden;

    2. goederen die het voorwerp zijn van een handeling waarmee inbreuk wordt gemaakt op een geografische aanduiding in de lidstaat waar de goederen worden aangetroffen, en die een naam of vermelding dragen dan wel met een naam of vermelding worden omschreven die beschermd is wat die geografische aanduiding betreft;

    3. verpakkingen, etiketten, stickers, brochures, gebruiksaanwijzingen, garantiebewijzen of andere soortgelijke voorwerpen, zelfs indien afzonderlijk gepresenteerd, die het voorwerp zijn van een handeling waarmee inbreuk wordt gemaakt op een fabrieks- of handelsmerk of een geografische aanduiding, die een teken, naam of vermelding dragen die identiek is aan een geldig geregistreerd fabrieks- of handelsmerk of een beschermde geografische aanduiding, of die daarvan niet wezenlijk kan worden onderscheiden, en die kunnen worden gebruikt voor dezelfde soort goederen als waarvoor het fabrieks- of handelsmerk of de geografische aanduiding is geregistreerd;

    6.„door piraterij verkregen goederen”:
    goederen die het voorwerp zijn van een handeling waarmee inbreuk wordt gemaakt op een auteursrecht, naburig recht, model of tekening in de lidstaat waar de goederen worden aangetroffen, en die kopieën zijn of bevatten die zijn vervaardigd zonder toestemming van de houder van een auteursrecht, naburig recht, tekening of model, dan wel van een door de houder van het recht in het productieland gemachtigd persoon;
    7.„goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht”:

    goederen ten aanzien waarvan er redelijke aanwijzingen zijn dat het, in de lidstaat waar deze goederen zich bevinden, op het eerste gezicht gaat om:

    1. goederen die het voorwerp zijn van een handeling waarmee inbreuk wordt gemaakt op een intellectuele-eigendomsrecht in die lidstaat;

    2. apparaten, producten of onderdelen die in de eerste plaats ontworpen, geproduceerd of aangepast zijn om het ontwijken mogelijk te maken of te vergemakkelijken van technologie, apparaten of componenten die normaliter dienen ter voorkoming of beperking van door de houder van een auteursrecht of naburig recht niet toegestane handelingen met betrekking tot werken en die in verband staan met een handeling waarmee inbreuk wordt gemaakt op die rechten in die lidstaat;

    3. mallen of matrijzen die specifiek ontworpen of aangepast zijn voor de vervaardiging van goederen die inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht, indien die mallen of matrijzen in verband staan met een handeling waarmee inbreuk wordt gemaakt op intellectuele-eigendomsrecht in die lidstaat;

    8.„houder van het recht”:
    de houder van een intellectuele-eigendomsrecht;
    9.„verzoek”:
    een aan de bevoegde douanedienst gericht verzoek tot optreden van de douaneautoriteiten ten aanzien van goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht;
    10.„nationaal verzoek”:
    een verzoek aan de douaneautoriteiten van een lidstaat om op te treden in die lidstaat;
    11.„Unieverzoek”:
    een in één lidstaat ingediend verzoek waarin de douaneautoriteiten van die lidstaat en van een of meer andere lidstaten worden verzocht op te treden in hun respectieve lidstaten;
    12.„aanvrager”:
    de persoon of entiteit in wiens naam een verzoek wordt ingediend;
    13.„houder van het besluit”:
    de houder van een besluit waarmee een verzoek wordt toegewezen;
    14.„houder van de goederen”:
    de persoon die de eigenaar is van de goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht of die een soortgelijk recht heeft om erover te beschikken, of er fysieke controle over uitoefent;
    15.„aangever”:
    de aangever als gedefinieerd in artikel 4, punt 18, van Verordening (EEG) nr. 2913/92;
    16.„vernietiging”:
    de fysieke vernietiging, recycling of verwijdering uit de handel van goederen, zodanig dat de houder van het besluit geen schade lijdt;
    17.„douanegebied van de Unie”:
    het douanegebied van de Gemeenschap als gedefinieerd in artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 2913/92;
    18.„vrijgave van de goederen”:
    de vrijgave van de goederen als gedefinieerd in artikel 4, punt 20, van Verordening (EEG) nr. 2913/92;
    19.„kleine zending”:

    per post of via expresvervoer verstuurde zending die:

    1. ten hoogste drie stuks bevat,

      of

    2. een brutogewicht van minder dan 2 kg heeft.

    Voor de toepassing van punt a) wordt onder „stukken” verstaan goederen zoals ingedeeld in de gecombineerde nomenclatuur overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief(20), indien deze onverpakt zijn, of de verpakking van dergelijke goederen bedoeld voor detailverkoop aan de eindgebruiker.

    Voor de toepassing van deze definitie worden afzonderlijke goederen die onder dezelfde code van de gecombineerde nomenclatuur zijn ingedeeld, als verschillende stuks beschouwd, en worden goederen die worden gepresenteerd als in één code van de gecombineerde nomenclatuur ingedeelde pakketten, als één stuk beschouwd;

    20.„bederfelijke goederen”:
    goederen die volgens de douaneautoriteiten bederven als zij 20 dagen lang worden vastgehouden, te rekenen vanaf de datum van schorsing van de vrijgave of vasthouding ervan;
    21.„exclusieve licentie”:
    een (algemene of beperkte) licentie op grond waarvan de licentiehouder met uitsluiting van alle andere personen, ook de persoon die de licentie heeft verleend, gebruik kan maken van een intellectuele-eigendomsrecht op de wijze die door de licentie wordt toegestaan.

HOOFDSTUK II VERZOEKEN

AFDELING 1 Indiening van verzoeken

Artikel 3 Recht op indiening van een verzoek

Artikel 4 Intellectuele-eigendomsrechten die voorwerp zijn van een Unieverzoek

Artikel 5 Indiening van een verzoek

Artikel 6 Verzoekformulier

AFDELING 2 Besluiten betreffende verzoeken

Artikel 7 Behandeling van onvolledige verzoeken

Artikel 8 Vergoedingen

Artikel 9 Kennisgeving van besluiten waarbij verzoeken worden toegewezen of afgewezen

Artikel 10 Besluiten betreffende verzoeken

Artikel 11 Termijn waarbinnen de douaneautoriteiten moeten optreden

Artikel 12 Verlenging van de termijn waarbinnen de douaneautoriteiten moeten optreden

Artikel 13 Wijziging van het besluit wat betreft intellectuele-eigendomsrechten

Artikel 14 Verplichtingen tot kennisgeving van de bevoegde douanedienst

Artikel 15 Verplichtingen tot kennisgeving van de houder van het besluit

Artikel 16 Verzuim van de houder van het besluit om zijn verplichtingen na te komen

HOOFDSTUK III OPTREDEN VAN DE DOUANEAUTORITEITEN

AFDELING 1 Schorsing van de vrijgave of vasthouding van goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht

Artikel 17 Schorsing van de vrijgave of vasthouding van goederen na toewijzing van een verzoek

Artikel 18 Schorsing van de vrijgave of vasthouding van goederen voor toewijzing van een verzoek

Artikel 19 Inspectie en monsterneming van goederen waarvan de vrijgave is geschorst of die worden vastgehouden

Artikel 20 Omstandigheden van de opslag

Artikel 21 Toegestaan gebruik van bepaalde informatie door de houder van het besluit

Artikel 22 Uitwisseling van informatie en gegevens tussen douaneautoriteiten

AFDELING 2 Vernietiging van goederen, inleiding van procedures en vroege vrijgave van goederen

Artikel 23 Vernietiging van goederen en inleiding van procedures

Artikel 24 Vroege vrijgave van goederen

Artikel 25 Voor vernietiging bestemde goederen

Artikel 26 Procedure voor de vernietiging van goederen in kleine zendingen

HOOFDSTUK IV AANSPRAKELIJKHEID, KOSTEN EN BOETEN

Artikel 27 Aansprakelijkheid van de douaneautoriteiten

Artikel 28 Aansprakelijkheid van de houder van het besluit

Artikel 29 Kosten

Artikel 30 Sancties

HOOFDSTUK V UITWISSELING VAN INFORMATIE

Artikel 31 Uitwisseling van gegevens over besluiten inzake verzoeken en vasthoudingen tussen de lidstaten en de Commissie

Artikel 32 Oprichting van een centrale gegevensbank

Artikel 33 Bepalingen inzake gegevensbescherming

HOOFDSTUK VI COMITÉ, DELEGATIE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 34 Comitéprocedure

Artikel 35 Uitoefening van de delegatie

Artikel 36 Wederzijdse administratieve bijstand

Artikel 37 Rapportage

Artikel 38 Intrekking

Artikel 39 Overgangsbepalingen

Artikel 40 Inwerkingtreding en toepassing

BIJLAGE