Home

Verordening (EU) nr. 1052/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 tot instelling van het Europees grensbewakingssysteem (Eurosur)

Verordening (EU) nr. 1052/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 tot instelling van het Europees grensbewakingssysteem (Eurosur)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, onder d),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(1),

Overwegende hetgeen volgt:

  1. De instelling van een Europees grensbewakingssysteem („Eurosur”) is nodig om de informatie-uitwisseling en de operationele samenwerking tussen de nationale autoriteiten van de lidstaten en met het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad(2) („het agentschap”), te versterken. Eurosur zal die autoriteiten en het agentschap voorzien van de infrastructuur en de instrumenten die nodig zijn voor het verbeteren van hun situationeel bewustzijn en reactievermogen aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Unie („buitengrenzen”) teneinde illegale immigratie en grensoverschrijdende criminaliteit op te sporen, te voorkomen en te bestrijden en bij te dragen tot het garanderen van een betere bescherming en het redden van de levens van migranten.

  2. Het reizen in kleine en niet-zeewaardige vaartuigen heeft geleid tot een sterke stijging van het aantal migranten dat aan de zuidelijke maritieme buitengrenzen verdrinkt. Eurosur dient het operationele en technische vermogen van het agentschap en de lidstaten tot opsporing van dergelijke kleine vaartuigen alsmede het reactievermogen van de lidstaten te verbeteren, met het doel aldus het verlies aan mensenlevens onder migranten en vluchtelingen te helpen beperken.

  3. In deze verordening wordt onderkend dat migratieroutes ook worden gebruikt door personen die internationale bescherming behoeven.

  4. De lidstaten zetten nationale coördinatiecentra op om de informatie-uitwisseling en de samenwerking met het oog op grensbewaking onderling en met het agentschap te verbeteren. Voor het goed functioneren van Eurosur is het essentieel dat alle nationale autoriteiten die krachtens het nationale recht een taak op het gebied van de bewaking van de buitengrenzen hebben, onderling samenwerken via nationale coördinatiecentra.

  5. Deze verordening mag de lidstaten niet verhinderen om hun nationale coördinatiecentra ook te belasten met de coördinatie van de informatie-uitwisseling en met de samenwerking bij de bewaking van de luchtgrenzen en met controles aan grensdoorlaatposten.

  6. Het agentschap moet zorgen voor een betere informatie-uitwisseling en samenwerking met de andere organen en instanties van de Unie, zoals het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid en het Satellietcentrum van de Europese Unie, teneinde optimaal gebruik te maken van de bestaande informatie, capaciteiten en systemen, zoals het Europees programma voor monitoring van de aarde, die reeds beschikbaar zijn op Europees niveau.

  7. Deze verordening maakt deel uit van het Europees model voor geïntegreerd beheer van de buitengrenzen en van de interneveiligheidsstrategie van de Europese Unie. Eurosur zal ook bijdragen tot de ontwikkeling van de gemeenschappelijke gegevensuitwisselingstructuur (Common Information Sharing Environment - CISE) voor de bewaking van het maritieme gebied in de Unie, door een breder kader te bieden voor het maritieme situationele bewustzijn door middel van informatie-uitwisseling tussen overheidsinstanties in de verschillende sectoren binnen de Unie.

  8. Om ervoor te zorgen dat de in Eurosur opgenomen informatie zo volledig en zo actueel mogelijk is, met name wat betreft de situatie in derde landen, moet het agentschap samenwerken met de Europese dienst voor extern optreden. Daartoe moeten de vertegenwoordigingen en bureaus van de Unie alle voor Eurosur relevante informatie verschaffen.

  9. Het agentschap dient de nodige steun te verlenen voor de ontwikkeling en het beheer van Eurosur en, zo nodig, voor de ontwikkeling van de CISE, met inbegrip van de interoperabiliteit van systemen, met name door de instelling, instandhouding en coördinatie van het Eurosur-kader.

  10. Het agentschap moet kunnen beschikken over de passende financiële en personele middelen om de bij deze verordening opgelegde bijkomende taken naar behoren te vervullen.

  11. Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die in de artikelen 2 en 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden erkend, in het bijzonder de eerbiediging van de menselijke waardigheid, het recht op leven, het verbod op foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing, het verbod op mensenhandel, het recht op vrijheid en veiligheid, het recht op bescherming van persoonsgegevens, het recht op de toegang tot documenten, het recht op asiel en op bescherming tegen verwijdering en uitzetting, het beginsel van non-refoulement, het beginsel van non-discriminatie, en de rechten van het kind. Deze verordening dient door de lidstaten en het agentschap te worden toegepast overeenkomstig deze rechten en beginselen.

  12. Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2007/2004 dienen de grondrechtenfunctionaris en het adviesforum opgericht bij die verordening voor alle activiteiten van het agentschap in het kader van Eurosur toegang te hebben tot alle informatie met betrekking tot de eerbiediging van grondrechten.

  13. Een uitwisseling van persoonsgegevens in het kader van het Europees situatiebeeld en het gemeenschappelijke inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens moet een uitzondering zijn. Zij moet geschieden op basis van het nationale en het Unierecht en met inachtneming van haar specifieke gegevensbeschermingsvoorschriften. Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad(3), Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad(4) en Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad(5) zijn van toepassing indien meer specifieke instrumenten, zoals Verordening (EG) nr. 2007/2004, geen volwaardige regeling voor gegevensbescherming bieden.

  14. Voor een geleidelijke geografische uitspreiding van Eurosur dient de verplichting om nationale coördinatiecentra aan te wijzen en te beheren in twee achtereenvolgende stappen te worden nagekomen: in de eerste fase in de lidstaten die zijn gelegen aan de zuidelijke en aan de oostelijke buitengrenzen en in de tweede fase in de overige lidstaten.

  15. Deze verordening bevat bepalingen inzake samenwerking met aangrenzende derde landen, omdat goed gestructureerde en duurzame informatie-uitwisseling en samenwerking met deze landen, in het bijzonder in het Middellandse Zeegebied, van doorslaggevend belang zijn om de doelstellingen van Eurosur te verwezenlijken. Het is essentieel dat elke vorm van informatie-uitwisseling en elke vorm van samenwerking tussen de lidstaten en aangrenzende derde landen wordt uitgevoerd met volledige inachtneming van de grondrechten, met name het beginsel van non-refoulement.

  16. Deze verordening bevat bepalingen betreffende de mogelijkheid van nauwe samenwerking met Ierland en het Verenigd Koninkrijk die ertoe kunnen bijdragen dat de doelstellingen van Eurosur beter worden verwezenlijkt.

  17. Het agentschap en de lidstaten dienen bij de toepassing van deze verordening optimaal gebruik te maken van de capaciteit die voorhanden is op het gebied van personele middelen en technische uitrusting, zowel op Unieniveau als op nationaal niveau.

  18. De Commissie dient de resultaten van de uitvoering van deze verordening regelmatig te beoordelen teneinde na te gaan in welke mate de doelstellingen van Eurosur verwezenlijkt zijn.

  19. Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is op deze lidstaat. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het bovengenoemd protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad een besluit over deze verordening heeft genomen, of het dit instrument in zijn nationale wetgeving zal omzetten.

  20. Deze verordening houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad(6) niet deelneemt; het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening en deze is dan ook niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

  21. Deze verordening houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad(7) niet deelneemt; Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening en deze is dan ook niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

  22. Wat IJsland en Noorwegen betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop deze landen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis(8), die vallen binnen het gebied van artikel 1, onder A, van Besluit 1999/437/EG(9). Noorwegen dient vanaf 2 december 2013 een nationaal coördinatiecentrum op te richten overeenkomstig van deze verordening.

  23. Wat Zwitserland betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis, in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis(10), die vallen binnen het gebied bedoeld in artikel 1, onder A, van Besluit 1999/437/EG in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad(11).

  24. Wat Liechtenstein betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis(12), die vallen binnen het gebied bedoeld in artikel 1, onder A, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad(13).

  25. De uitvoering van deze verordening doet geen afbreuk aan de verdeling van de bevoegdheden tussen de Unie en de lidstaten noch aan de verplichtingen van de lidstaten die voortvloeien uit het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, het Internationaal Verdrag inzake opsporing en redding op zee, het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad en het daarbij behorende protocol tot bestrijding van migrantensmokkel over land, over zee en door de lucht, het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, en andere toepasselijke internationale instrumenten.

  26. De uitvoering van deze verordening doet geen afbreuk aan Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad(14) noch aan de voorschriften voor de bewaking van de zeebuitengrenzen in het kader van de operationele samenwerking die wordt gecoördineerd door het agentschap.

  27. Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk de instelling van Eurosur, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan, beter door de Unie kan worden bereikt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 VEU vastgelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Onderwerp

Bij deze verordening wordt een gemeenschappelijk kader ingevoerd voor de informatie-uitwisseling en samenwerking tussen de lidstaten en het agentschap om het situationeel bewustzijn te verbeteren en het reactievermogen aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Unie („de buitengrenzen”) te vergroten, waarmee wordt beoogd illegale immigratie en grensoverschrijdende criminaliteit op te sporen, te voorkomen en te bestrijden en bij te dragen tot het beschermen en het redden van de levens van migranten („Eurosur”).

Artikel 2 Toepassingsgebied

1.

Deze verordening is van toepassing op de bewaking van de zee- en landbuitengrenzen, met inbegrip van het monitoren, opsporen, identificeren, volgen, voorkomen en onderscheppen van niet-toegestane grensoverschrijdingen, waarmee wordt beoogd illegale immigratie en grensoverschrijdende criminaliteit op te sporen, te voorkomen en te bestrijden en bij te dragen tot het beschermen en het redden van de levens van migranten.

2.

Deze verordening kan ook worden toegepast op de bewaking van de luchtgrenzen en de controles aan de grensdoorlaatposten indien de lidstaten vrijwillig informatie hieromtrent aan Eurosur verstrekken.

3.

Deze verordening is niet van toepassing op wettelijke of administratieve maatregelen die door de verantwoordelijke autoriteiten van een lidstaat worden genomen na de onderschepping van grensoverschrijdende criminele activiteiten of niet-toegestane grensoverschrijdingen door personen.

4.

Bij de toepassing van deze verordening nemen de lidstaten en het agentschap de grondrechten in acht, met name de beginselen van non-refoulement en eerbiediging van de menselijke waardigheid, alsmede de voorschriften inzake gegevensbescherming. Zij geven prioriteit aan de bijzondere behoeften van kinderen, niet-begeleide minderjarigen, slachtoffers van mensenhandel, personen die dringende medische bijstand behoeven, personen die internationale bescherming behoeven, personen in nood op zee en andere personen in een bijzonder kwetsbare positie.

Artikel 3 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a) „agentschap” :
het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, dat is opgericht bij Verordening (EG) nr. 2007/2004;
b) „situationeel bewustzijn” :
het vermogen om illegale grensoverschrijdende activiteiten te monitoren, op te sporen, te identificeren, te volgen en te begrijpen teneinde op basis van het combineren van nieuwe informatie met bestaande kennis beredeneerde gronden voor reactiemaatregelen vast te stellen en beter in staat te zijn het verlies aan mensenlevens onder migranten aan, langs of nabij de buitengrenzen te beperken;
c) „reactievermogen” :
het vermogen om handelingen te verrichten die zijn gericht op het tegengaan van illegale grensoverschrijdende activiteiten aan, langs of nabij de buitengrenzen, met inbegrip van de middelen en tijdschema's die nodig zijn om op adequate wijze te reageren;
d) „situatiebeeld” :
een grafische interface om in bijna realtime gegevens en informatie weer te geven die zijn ontvangen van verschillende autoriteiten, sensoren, platforms en andere bronnen, en die via communicatie- en informatiekanalen worden gedeeld met andere autoriteiten om situationeel bewustzijn te creëren en het reactievermogen te ondersteunen aan de buitengrenzen en in het gebied vóór de grens;
e) „grensoverschrijdende criminaliteit” :
een vorm van ernstige criminaliteit met een grensoverschrijdende dimensie gepleegd aan, langs of nabij de buitengrenzen;
f) „buitengrenssegment” :
het geheel of een deel van de land- of zeebuitengrens van een lidstaat als omschreven in het nationale recht of als bepaald door het nationale coördinatiecentrum of een andere bevoegde nationale instantie;
g) „gebied vóór de grens” :
het geografische gebied voorbij de buitengrenzen;
h) „crisissituaties” :
natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen, ongevallen, humanitaire of politieke crisissen en andere ernstige situaties aan, langs of nabij de buitengrenzen die ernstige gevolgen kunnen hebben voor het toezicht aan de buitengrenzen;
i) „incident” :
een situatie in verband met illegale immigratie, grensoverschrijdende criminaliteit of een risico voor het leven van migranten aan, langs of nabij de buitengrenzen.

TITEL II KADER

HOOFDSTUK I Componenten

Artikel 4 Eurosur-kader

Artikel 5 Nationaal coördinatiecentrum

Artikel 6 Het agentschap

Artikel 7 Communicatienetwerk

HOOFDSTUK II Situationeel bewustzijn

Artikel 8 Situatiebeelden

Artikel 9 Nationaal situatiebeeld

Artikel 10 Europees situatiebeeld

Artikel 11 Gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens

Artikel 12 Gemeenschappelijke inzet van bewakingsinstrumenten

Artikel 13 Verwerking van persoonsgegevens

HOOFDSTUK III Reactievermogen

Artikel 14 Vaststelling van buitengrenssegmenten

Artikel 15 Vaststelling van impactniveaus voor buitengrenssegmenten

Artikel 16 Reactie overeenkomstig de impactniveaus

TITEL III SPECIFIEKE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 17 Toewijzing van taken aan andere autoriteiten in de lidstaten

Artikel 18 Samenwerking van het agentschap met derde partijen

Artikel 19 Samenwerking met Ierland en het Verenigd Koninkrijk

Artikel 20 Samenwerking met aangrenzende derde landen

Artikel 21 Handboek

Artikel 22 Monitoring en evaluatie

Artikel 23 Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 2007/2004

Artikel 24 Inwerkingtreding en toepassing

BIJLAGE

Verklaring van de Raad