Onverminderd artikel 88 van Verordening (EU) nr. 1305/2013, kunnen de lidstaten, met betrekking tot de maatregelen bedoeld in artikel 20, met uitzondering van punt a), iii), punt c), i), en punt d), en in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 1698/2005, in 2014 nieuwe juridische verbintenissen ten aanzien van begunstigden blijven aangaan uit hoofde van de overeenkomstig die verordening vastgestelde plattelandsontwikkelingsprogramma's, zelfs nadat de financiële middelen voor de programmeringsperiode 2007-2013 zijn opgebruikt, op voorwaarde dat de steunaanvraag is ingediend vóór de vaststelling van het respectieve plattelandsontwikkelingsprogramma voor de programmeringsperiode 2014-2020.
Verordening (EU) nr. 1310/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende bepaalde overgangsbepalingen inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO), houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft middelen en de verdeling ervan met betrekking tot 2014, houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 1307/2013, (EU) nr. 1306/2013 en (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de toepassing ervan in 2014
Verordening (EU) nr. 1310/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende bepaalde overgangsbepalingen inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO), houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft middelen en de verdeling ervan met betrekking tot 2014, houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 1307/2013, (EU) nr. 1306/2013 en (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de toepassing ervan in 2014
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 42 en artikel 43, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
Bij Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad(2), die moet worden toegepast met ingang van 1 januari 2014, worden regels vastgelegd voor de steun van de Unie voor plattelandsontwikkeling en wordt Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad(3) ingetrokken, onverminderd de voortgezette toepassing van de verordeningen tot uitvoering van die verordening totdat die worden ingetrokken. Met het oog op een soepele overgang van de bestaande steunregelingen in het kader van Verordening (EG) nr. 1698/2005 naar het nieuwe juridische kader waarbinnen de programmeringsperiode valt die op 1 januari 2014 aanvangt ("de nieuwe programmeringsperiode"), moeten overgangsregels worden vastgesteld om te voorkomen dat zich bij de uitvoering van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling moeilijkheden of vertragingen voordoen als gevolg van de datum van vaststelling van de nieuwe plattelandsontwikkelingsprogramma's. Daarom moet het de lidstaten worden toegestaan in 2014 voor bepaalde maatregelen juridische verbintenissen te blijven aangaan in het kader van hun bestaande plattelandsontwikkelingsprogramma's en moeten de resulterende uitgaven in aanmerking komen voor steun in de nieuwe programmeringsperiode.
In het licht van de voor de nieuwe programmeringsperiode aanzienlijke wijziging van de methode voor de afbakening van gebieden die met ernstige natuurlijke beperkingen worden geconfronteerd, dient de verplichting voor de landbouwer om gedurende ten minste vijf jaar landbouwactiviteiten in het gebied te blijven uitoefenen, niet te gelden voor nieuwe juridische verbintenissen die in 2014 worden aangegaan.
Om voor rechtszekerheid bij de overgang te zorgen, moeten bepaalde uitgaven die krachtens Verordening (EG) nr. 1698/2005 worden gedaan, in de nieuwe programmeringsperiode voor een bijdrage uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) in aanmerking komen wanneer er nog betalingen moeten worden verricht. Dit dient tevens te gelden voor bepaalde langdurige verbintenissen krachtens soortgelijke maatregelen waarin is voorzien bij Verordening (EEG) nr. 2078/92 van de Raad(4), bij Verordening (EEG) nr. 2080/92 van de Raad(5) en bij Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad(6), indien die maatregelen in aanmerking kwamen voor steun krachtens Verordening (EG) nr. 1698/2005 en er in 2014 nog betalingen moeten worden verricht. In het belang van deugdelijk financieel beheer en een doeltreffende programma-uitvoering moeten zulke uitgaven duidelijk worden aangegeven in de plattelandsontwikkelingsprogramma's en in de beheers- en controlesystemen van de lidstaten. Om het financiële beheer van plattelandsontwikkelingsprogramma's in de nieuwe programmeringsperiode niet nodeloos ingewikkeld te maken, dienen voor overgangsuitgaven de cofinancieringspercentages van de nieuwe programmeringsperiode te gelden.
In het licht van de ernstige problemen die een aantal lidstaten op het gebied van financiële stabiliteit nog steeds ondervinden en om, tijdens de overgang van de huidige naar de nieuwe programmeringsperiode, de negatieve effecten van die problemen te beperken, dient, voor een maximale benutting van de beschikbare ELFPO-fondsen, de duur van de afwijking die de maximumpercentages van de uit het ELFPO verleende bijdrage, als vastgesteld in artikel 70, lid 4 quater, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 verhoogt, te worden verlengd tot de einddatum voor de subsidiabiliteit van de uitgaven voor de programmeringsperiode 2007-2013, namelijk 31 december 2015.
Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad(7), die nieuwe steunregelingen vastlegt, moet worden toegepast met ingang van 1 januari 2015. Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad(8) moet daarom de basis blijven voor de verlening van inkomenssteun voor landbouwers in het kalenderjaar 2014, maar er moet voldoende rekening worden gehouden met Verordening (EU) nr. 1311/2013 van de Raad(9). Om consistentie in de uitvoering van de bepalingen inzake inachtneming van de "randvoorwaarden" (de cross-compliance) en naleving van de bij bepaalde maatregelen vereiste normen te waarborgen, moet worden bepaald dat de desbetreffende bepalingen die in de programmeringsperiode 2007-2013 van toepassing waren, van toepassing blijven tot het nieuwe wetgevingskader ingaat. Om dezelfde redenen moeten de bepalingen met betrekking tot aanvullende nationale rechtstreekse betalingen voor Kroatië die in 2013 gelden, van toepassing blijven.
Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad(10) geeft de lidstaten de mogelijkheid om voorschotten voor de rechtstreekse betalingen te betalen. Krachtens Verordening (EG) nr. 73/2009 moeten de lidstaten daartoe door de Commissie worden gemachtigd. De opgedane ervaring met de uitvoering van regelingen inzake rechtstreekse steunverlening heeft aangetoond dat het dienstig is toe te staan dat landbouwers voorschotten ontvangen. Voor aanvragen die in 2014 worden gedaan, moeten deze voorschotten worden beperkt tot ten hoogste 50 % van de betalingen in het kader van de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 73/2009 genoemde steunregelingen en tot ten hoogste 80 % van de rund- en kalfsvleesbetalingen.
Om te voldoen aan Verordening (EU) nr. 1311/2013 en met name het gelijktrekken van het voor de verlening van rechtstreekse steun aan landbouwers beschikbare bedrag alsook het mechanisme voor externe convergentie, moeten de voor 2014 in bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 73/2009 vastgestelde nationale maxima worden gewijzigd. De wijziging van de nationale maxima zal onvermijdelijk een effect hebben op de bedragen die individuele landbouwers als rechtstreekse betalingen kunnen ontvangen in 2014. De wijze waarop deze wijziging een effect zal hebben op de waarde van de toeslagrechten en het niveau van andere rechtstreekse betalingen moet daarom worden vastgelegd. Om rekening te houden met de situatie van kleinere landbouwbedrijven, vooral omdat geen modulatie- of aanpassingsmechanisme zoals met name de vrijstelling van rechtstreekse betalingen tot 5 000 EUR voor zo'n mechanisme, van toepassing is in 2014, moet het lidstaten die geen herverdelingstoeslag toekennen en die er niet voor kiezen om via het flexibiliteitsmechanisme middelen naar steun voor plattelandsontwikkeling over te hevelen, worden toegestaan om de waarde van alle toeslagrechten niet te verlagen.
Sommige bepalingen van Verordening (EG) nr. 73/2009, meer bepaald wat betreft de elementen waarop de in bijlage VIII bij die verordening vastgestelde cijfers betrekking hebben en wat betreft de koppeling met de aan de lidstaten geboden mogelijkheid om de middelen die niet in het kader van de bedrijfstoeslagregeling zijn uitgegeven, te gebruiken om de specifieke steun te financieren, moeten worden verduidelijkt op basis van de ervaring die is opgedaan met de financiële uitvoering van die verordening.
Krachtens Verordening (EG) nr. 73/2009 konden de lidstaten besluiten om een bepaald percentage van hun nationale maxima te gebruiken voor specifieke steun aan hun landbouwers, alsmede om een voorgaand besluit te herzien en de genoemde steun te wijzigen of te beëindigen. Het is aangewezen te voorzien in een bijkomende mogelijkheid tot herziening van die besluiten met ingang van het kalenderjaar 2014. Tegelijk moeten de normaliter in 2013 aflopende bijzondere voorwaarden vervat in artikel 69, lid 5, van Verordening (EG) nr. 73/2009 krachtens dewelke de specifieke steun overeenkomstig in sommige lidstaten wordt betaald, met een jaar worden verlengd om een breuk in de mate van steun te voorkomen. Met het oog op de invoering van de vrijwillig gekoppelde steun die vanaf 1 januari 2015 in welomschreven gevallen beschikbaar zal zijn voor bepaalde sectoren of regio's, is het dienstig de lidstaten toe te staan het niveau van bepaalde soorten specifieke steun uit hoofde van artikel 68 van Verordening (EG) nr. 73/2009 te verhogen tot 6,5 % in 2014.
Het steunbedrag per eenheid voor landbouwers met een kleiner landbouwbedrijf moet toereikend zijn om de doelstelling "inkomenssteun" daadwerkelijk te verwezenlijken. Aangezien geen modulatie- of aanpassingsmechanisme zoals met name de vrijstelling van rechtstreekse betalingen tot 5 000 EUR voor zo'n mechanisme, van toepassing is in 2014, moet het de lidstaten reeds in 2014 worden toegestaan de rechtstreekse steun onder de landbouwers te herverdelen door hun voor de eerste hectaren een extra betaling toe te kennen.
De in Verordening (EG) nr. 73/2009 vastgestelde regeling inzake een enkele areaalbetaling is een overgangsregeling en zou normaliter aflopen op 31 december 2013. In de context van de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid ("het GLB") is besloten dat het lidstaten die van deze regeling gebruikmaken, moet worden toegestaan deze regeling gedurende een volgende overgangsperiode, die loopt tot uiterlijk eind 2020, toe te passen voor de toekenning van de basisbetaling. Derhalve moet de toepassingsperiode van de regeling inzake een enkele areaalbetaling in Verordening (EG) nr. 73/2009 met één jaar worden verlengd. Teneinde rekening te houden met de lopende herstructurering van de landbouwgronden en met het oog op vereenvoudiging, moet voorts het subsidiabele landbouwareaal in die lidstaten ook de subsidiabele arealen omvatten die op 30 juni 2003 niet in goede landbouwconditie verkeerden, zoals dat vanaf 1 januari 2015 het geval zal zijn uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1307/2013.
Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 73/2009, artikel 133 bis, kunnen nieuwe lidstaten, met uitzondering van Bulgarije en Roemenië, die de regeling inzake een enkele areaalbetaling toepassen, in 2013 nationale overgangssteun aan landbouwers toekennen. Gezien de verlenging van de regeling inzake een enkele areaalbetaling voor het jaar 2014 moeten die lidstaten die mogelijkheid blijven behouden in 2014. Gezien het niveau van de aanvullende nationale rechtstreekse betalingen krachtens Verordening (EG) nr. 73/2009, artikel 132, in Bulgarije en Roemenië in 2014, dienen die lidstaten de mogelijkheid te krijgen om in 2014, in plaats van aanvullende nationale rechtstreekse betalingen toe te kennen, voor nationale overgangssteun te kiezen.
Nationale overgangssteun dient te worden toegekend onder dezelfde voorwaarden als die welke in 2013 voor deze steun golden of, in het geval van Bulgarije en Roemenië, onder dezelfde voorwaarden als die welke in 2013 voor aanvullende nationale rechtstreekse betalingen golden. Teneinde het beheer van de nationale overgangssteun in 2014 te vereenvoudigen, dienen de verlagingen, bedoeld in Verordening (EG) nr. 73/2009, artikel 132, lid 2, juncto artikel 7 en artikel 10, niet te worden toegepast. Om ervoor te zorgen dat de nationale overgangssteun coherent is met het convergentiemechanisme, dient daarnaast het maximumniveau van de steun per sector tot een bepaald percentage te worden beperkt. Gelet op de moeilijke financiële situatie in Cyprus moet er voor die lidstaat in bepaalde aanpassingen worden voorzien.
Om de lidstaten meer flexibiliteit te bieden om in te spelen op de behoeften van hun landbouwsector of hun plattelandsontwikkelingsbeleid te versterken, moet hun de mogelijkheid worden geboden om middelen van hun maxima voor rechtstreekse betalingen over te hevelen naar hun voor plattelandsontwikkeling toegewezen steunenveloppe en vice versa. Tegelijk moet die lidstaten waar de rechtstreekse steun nog steeds lager is dan 90 % van het gemiddelde Unieniveau, de mogelijkheid worden geboden om extra middelen uit hun voor plattelandsontwikkeling toegewezen steunenveloppe over te hevelen naar hun maxima voor rechtstreekse betalingen. Dergelijke besluiten moeten binnen bepaalde grenzen voor de hele periode van de begrotingsjaren 2015-2020 worden gemaakt, waarbij een herziening in 2017 mogelijk moet worden gemaakt, op voorwaarde dat een besluit gebaseerd op deze herziening geen vermindering van de voor plattelandsontwikkeling toegewezen steun inhoudt.
Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad(11) voorzag in de intrekking van Richtlijn 80/68/EEG van de Raad(12) met ingang van 22 december 2013. Om ervoor te zorgen dat in het kader van de randvoorwaarden dezelfde voorschriften voor de bescherming van het grondwater gehandhaafd blijven als die welke zijn vervat in Richtlijn 80/68/EEG op de laatste geldigheidsdag daarvan, is het dienstig de werkingssfeer van de randvoorwaarden aan te passen en een norm voor een goede landbouw- en milieuconditie vast te stellen die de vereisten van de artikelen 4 en 5 van die richtlijn bestrijkt.
In artikel 83 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad(13) is bepaald dat de verwijzing in Verordening (EG) nr. 73/2009, bijlage II, naar artikel 3 van Richtlijn 91/414/EEG(14), geldt als verwijzing naar artikel 55 van Verordening (EG) nr. 1107/2009. Verordening (EU) nr. 1306/2013 beperkt die verwijzing evenwel zodat het nu alleen verwijst naar artikel 55, eerste en tweede zin, van Verordening (EG) nr. 1107/2009. Teneinde de consistentie tussen het vereiste voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in het jaar 2014 en volgende jaren te garanderen, dient bijlage II bij Verordening (EG) nr. 73/2009 dienovereenkomstig te worden gewijzigd.
Verordening (EU) nr. 1308/2013(15) van het Europees Parlement en de Raad voorziet in de integratie van de steun voor zijderupsenteelt in de regeling voor rechtstreekse steun en bijgevolg in de schrapping daarvan uit Verordening (EU) nr. 1308/2013. Gezien de uitgestelde toepassing van de nieuwe regeling voor rechtstreekse steun dient de steun in de sector zijderupsen gedurende nogmaals één jaar te worden voortgezet.
Finland heeft toestemming gekregen om overheidssteun te verlenen aan bepaalde landbouwsectoren in Zuid-Finland, overeenkomstig artikel 141 van de Toetredingsakte van 1994. Gezien het tijdschema van de GLB-hervorming en het feit dat de landbouw in Zuid-Finland zich in een moeilijke economische situatie bevindt en dat producenten daarom nog steeds specifieke steun nodig hebben, is het passend dat wordt voorzien in integratiemaatregelen volgens welke de Commissie Finland overeenkomstig artikel 42 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, kan toestaan onder bepaalde voorwaarden overheidssteun te verlenen in Zuid-Finland. De inkomenssteun dient over de gehele periode geleidelijk te worden verminderd en zou in 2020 nog maximaal 30 % van de in 2013 toegekende steun mogen bedragen.
De bepalingen inzake het bedrijfsadviseringssysteem, het geïntegreerd beheers- en controlesysteem en de randvoorwaarden die respectievelijk zijn vastgesteld in titel III, titel V, hoofdstuk II, en titel VI van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moeten van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2015.
Ingevolge de invoeging van artikel 136 bis in Verordening (EG) nr. 73/2009, moeten de verwijzingen naar artikel 14 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 in Verordening (EU) nr. 1305/2013 worden aangepast
De verordeningen (EG) nr. 73/2009, (EU) nr. 1307/2013, (EU) nr. 1306/2013, (EU) nr. 1308/2013 en (EU) nr. 1305/2013 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.
Om ervoor te zorgen dat de voorgenomen overgangsbepalingen meteen kunnen worden toegepast, dient deze verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan en dient zij met ingang van 1 januari 2014 van toepassing te zijn. Om overlapping te voorkomen tussen de regels inzake flexibiliteit tussen de pijlers als vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 73/2009 en bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 zoals gewijzigd bij deze verordening, moet die specifieke wijziging van Verordening (EG) nr. 73/2009 met ingang van 31 december 2013 van toepassing worden en moeten de wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1307/2013, van toepassing worden op de datum van inwerkingtreding van die verordening. Voorts moeten de wijzigingen van de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 73/2009, die ten doel hebben te zorgen voor de voortzetting van de huidige voorschriften inzake randvoorwaarden, van toepassing worden met ingang van de datum waarop Richtlijn 80/68/EEG wordt ingetrokken, met name 22 december 2013.
Het feit in acht genomen dat 2014 een overgangsjaar zal zijn waarin de lidstaten de volledige uitvoering van de GLB-hervorming moeten voorbereiden, is het belangrijk om ervoor te zorgen dat de uit de overgangsregeling van deze verordening voortvloeiende administratieve lasten tot een absoluut minimum worden beperkt,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I OVERGANGSBEPALINGEN INZAKE STEUN VOOR PLATTELANDSONTWIKKELING
Artikel 1 Juridische verbintenissen krachtens Verordening (EG) nr. 1698/2005 in 2014
Onverminderd punt E van bijlage VI bij de Toetredingsakte van 2012 en de op grond daarvan vastgestelde bepalingen kan Kroatië met betrekking tot de maatregelen bedoeld in artikel 171, lid 2, onder a) en c), van Verordening (EG) nr. 718/2007 van de Commissie(16) in 2014 nieuwe juridische verbintenissen ten aanzien van begunstigden blijven aangaan uit hoofde van het programma op grond van het IPARD-programma (instrument voor pretoetredingssteun inzake plattelandsontwikkeling - Instrument for Pre-Accession Assistance on Rural Development - IPARD), zelfs nadat de relevante financiële middelen van dat programma zijn opgebruikt, op voorwaarde dat de steunaanvraag is ingediend vóór de vaststelling van het plattelandsontwikkelingsprogramma van Kroatië voor de programmeringsperiode 2014-2020.
Op basis van die verbintenissen verrichte uitgaven zijn subsidiabel overeenkomstig artikel 3 van deze verordening.
De in het tweede streepje van artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1257/1999 vervatte voorwaarde is niet van toepassing op nieuwe juridische verbintenissen die de lidstaten in 2014 aangaan krachtens artikel 36, onder a), i) en ii), van Verordening (EG) nr. 1698/2005.
Artikel 2 Voortgezette toepassing van de artikelen 50 bis en 51 van Verordening (EG) nr. 1698/2005
Onverminderd artikel 88 van Verordening (EU) nr. 1305/2013, blijven artikel 50 bis en artikel 51 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 tot en met 31 december 2014 van toepassing op concrete acties die in het kader van de plattelandsontwikkelingsprogramma's van de programmeringsperiode 2014-2020 worden geselecteerd uit hoofde van artikel 21, lid 1, onder a) en b), van Verordening (EU) nr. 1305/2013 wat de jaarlijkse premie betreft, en uit hoofde van de artikelen 28 tot en met 31, 33 en 34 van die verordening.
Artikel 3 Subsidiabiliteit van bepaalde soorten uitgaven
Onverminderd artikel 6, lid 1, en artikel 88 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 komen uitgaven met betrekking tot juridische verbintenissen ten aanzien van begunstigden, die zijn aangegaan in het kader van de maatregelen bedoeld in de artikelen 20 en 36 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 en, in het geval van Kroatië, onverminderd punt E van bijlage VI bij de Toetredingsakte van 2012 en de op grond daarvan vastgestelde bepalingen, in het kader van maatregelen bedoeld in artikel 171, lid 2, onder a) en c), van Verordening (EG) nr. 718/2007, in de volgende gevallen in de programmeringsperiode 2014-2020 in aanmerking voor een ELFPO-bijdrage:
-
voor betalingen verricht tussen 1 januari 2014 en 31 december 2015 en, in het geval van Kroatië, tussen 1 januari 2014 en 31 december 2016, wanneer de financiële toewijzing voor de relevante maatregel uit het respectieve uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1698/2005 of Verordening (EG) nr. 718/2007 vastgestelde programma al is opgebruikt, en
-
voor betalingen verricht na 31 december 2015 en, in het geval van Kroatië, na 31 december 2016.
Dit lid is eveneens van toepassing op juridische verbintenissen ten aanzien van begunstigden die zijn aangegaan in het kader van de corresponderende maatregelen in Verordening (EG) nr. 1257/1999 of Verordening (EEG) nr. 2078/92 en Verordening (EEG) nr. 2080/92 waarvoor steun wordt verleend krachtens Verordening (EG) nr. 1698/2005.
De in lid 1 bedoelde uitgaven komen onder de volgende voorwaarden in de programmeringsperiode 2014-2020 in aanmerking voor een ELFPO-bijdrage:
-
in die uitgaven wordt voorzien in het respectieve plattelandsontwikkelingsprogramma voor de programmeringsperiode 2014-2020;
-
het ELFPO-bijdragepercentage van de corresponderende maatregel in het kader van Verordening (EU) nr. 1305/2013 als vastgesteld in bijlage I bij deze verordening, is van toepassing; en
-
de lidstaten zorgen ervoor dat de betrokken concrete acties met een overgangskarakter duidelijk worden geïdentificeerd door middel van hun beheers- en controlesystemen.