Dit besluit legt voorschriften vast inzake de betrekkingen tussen de Unie, enerzijds, en Groenland en Denemarken, anderzijds (het „partnerschap”).
Besluit 2014/137/EU van de Raad van 14 maart 2014 inzake de betrekkingen tussen de Europese Unie, enerzijds, en Groenland en het Koninkrijk Denemarken, anderzijds
Besluit 2014/137/EU van de Raad van 14 maart 2014 inzake de betrekkingen tussen de Europese Unie, enerzijds, en Groenland en het Koninkrijk Denemarken, anderzijds
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 203,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Parlement(1),
Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
Overeenkomstig het Verdrag houdende wijziging van de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen voor wat Groenland betreft(2) (het „Groenlandverdrag”), is het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) niet langer van toepassing op Groenland. Groenland is echter, als deel van een lidstaat, geassocieerd met de Unie als een van de landen en gebieden overzee (LGO).
In de preambule van het Groenlandverdrag wordt gesteld dat een regeling tot stand moet worden gebracht waarbij nauwe en duurzame betrekkingen tussen de Unie en Groenland worden gehandhaafd en wederzijdse belangen, met name de ontwikkelingsbehoeften van Groenland, in aanmerking worden genomen en dat de op de landen en gebieden overzee toepasselijke regelingen, als omschreven in het vierde deel van het VWEU, een passend kader voor deze betrekkingen vormt.
Overeenkomstig artikel 198 VWEU heeft de associatie ten doel het bevorderen van de economische en sociale ontwikkeling van de landen en gebieden overzee en de totstandbrenging van nauwe economische betrekkingen tussen hen en de Unie als geheel. Overeenkomstig artikel 204 VWEU is het bepaalde in de artikelen 198 tot en met 203 VWEU op Groenland van toepassing, behoudens de voor Groenland geldende bijzondere bepalingen vastgelegd in het Protocol nr. 34 betreffende de bijzondere regeling van toepassing op Groenland, dat aan het VWEU is gehecht.
De bepalingen met het oog op de toepassing van de beginselen die zijn vastgelegd in de artikelen 198 tot en met 202 VWEU zijn opgenomen in Besluit 2013/755/EU(3).
In zijn conclusies van 24 februari 2003 betreffende de tussentijdse evaluatie van het vierde visserijprotocol tussen de Europese Gemeenschap, de regering van Denemarken en de autonome regering van Groenland, waarin het geostrategisch belang van Groenland voor de Unie wordt erkend, alsook de geest van samenwerking wordt erkend die spreekt uit de door de Unie aan Groenland verleende status van gebied overzee, was de Raad het erover eens dat de toekomstige betrekkingen tussen de Unie en Groenland moeten worden verruimd en verstevigd, met inachtneming van het belang van de visserij en de behoefte aan structurele en sectorgerichte hervormingen in Groenland. De Raad heeft zich er voorts toe verbonden de toekomstige betrekkingen van de Unie met Groenland na 2006 te baseren op een alomvattend partnerschap voor duurzame ontwikkeling, dat een specifieke visserijovereenkomst omvat, waarvoor de onderhandelingen zullen verlopen volgens de algemene regels en beginselen voor dergelijke overeenkomsten.
De Partnerschapsovereenkomst inzake Visserij tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de regering van Denemarken en de autonome regering van Groenland, anderzijds(4), die is gesloten bij Verordening (EG) nr. 753/2007 van de Raad(5), verwijst naar de geest van samenwerking die spreekt uit het besluit om Groenland de status van gebied overzee te verlenen.
De gemeenschappelijke verklaring van de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de autonome regering van Groenland en de regering van Denemarken, anderzijds, inzake een partnerschap tussen de Europese Gemeenschap en Groenland, ondertekend te Luxemburg op 27 juni 2006, verwees naar de nauwe historische, politieke, economische en culturele banden tussen de Unie en Groenland en onderstreepte de noodzaak het partnerschap en de samenwerking verder te versterken.
De betrekkingen tussen de Unie, enerzijds, en Groenland en het Koninkrijk Denemarken, anderzijds, worden onder meer bepaald door Besluit 2006/526/EG van de Raad(6), dat op 31 december 2013 is verstreken.
De Unie moet op het internationale toneel alomvattende partnerschappen met nieuwe spelers aangaan om een stabiele en inclusieve internationale orde te bevorderen, gemeenschappelijke mondiale collectieve doelstellingen na te streven, kernbelangen van de Unie te verdedigen, alsook een ruimere kennis over de Unie in derde landen en landen en gebieden overzee te bewerkstelligen.
Het partnerschap ingevolge dit besluit moet het mogelijk maken de nauwe betrekkingen tussen de Unie, enerzijds, en Groenland en Denemarken, anderzijds, voort te zetten en moet reageren op mondiale uitdagingen, op basis waarvan er een proactieve agenda kan worden ontwikkeld en er wederzijdse belangen kunnen worden nagestreefd. Tevens moet het partnerschap aansluiten bij de doelstellingen vermeld in de mededeling van de Commissie van 3 maart 2010, met als titel „Europa 2020 — Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei” („de Europa 2020-strategie”), en aldus de samenhang tot stand brengen met deze Europa 2020-strategie, en de bevordering van interne beleidsmaatregelen en doelstellingen als omschreven in de mededelingen van de Commissie, zoals de mededeling van de Commissie van 2 februari 2011, met als titel „Grondstoffen en grondstoffenmarkten: uitdagingen en oplossingen”, en de samenwerking in het kader van het Arctisch beleid van de Unie faciliteren.
De financiële bijstand van de Unie moet zich richten op gebieden waar het effect het grootst is, gezien haar vermogen om wereldwijd op te treden en te reageren op mondiale uitdagingen zoals uitbanning van armoede, duurzame en inclusieve ontwikkeling of wereldwijde bevordering van democratie, goed bestuur, mensenrechten en de rechtsstaat, haar langdurige en voorspelbare betrokkenheid bij ontwikkelingshulp en haar rol in het coördineren met haar lidstaten.
Het partnerschap ingevolge dit besluit moet een kader bieden dat de mogelijkheid biedt om regelmatig te overleggen over aangelegenheden die voor de Unie of voor Groenland van belang zijn, zoals mondiale aangelegenheden, waarbij een uitwisseling van zienswijzen en een mogelijke convergentie van ideeën en standpunten voor beide partijen gunstig kunnen zijn. In het bijzonder, het toenemende effect van klimaatverandering op de menselijke activiteiten en het milieu, zeevervoer, natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van grondstoffen, alsook onderzoek en innovatie, vraagt om een dialoog en een versterkte samenwerking.
De financiële bijstand van de Unie die in het kader van het partnerschap wordt toegewezen, moet de ontwikkeling van Groenland een Europees perspectief geven en moet bijdragen tot de versterking van de nauwe en duurzame betrekkingen met dit gebied, en tegelijkertijd de positie van Groenland versterken als een voorpost van de Unie, gebaseerd op de gemeenschappelijke waarden en de geschiedenis die de partners verbinden.
De financiële bijstand van de Unie voor de periode 2014-2020 moet zich richten op één of ten hoogste twee samenwerkingsgebieden, zodat het partnerschap maximaal effect kan hebben en er voorts schaalvoordelen, synergie-effecten, alsook grotere doeltreffendheid en zichtbaarheid van het optreden van de Unie kunnen worden verwezenlijkt.
De samenwerking ingevolge dit besluit moet zorgen voor voorspelbare en regelmatige geldstromen, moet flexibel zijn en aan de situatie van Groenland zijn aangepast. Daartoe moet, waar haalbaar en passend, begrotingssteun worden gebruikt.
De financiële voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie, zijn neergelegd in Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad(7), en in Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie(8).
De financiële belangen van de Unie moeten gedurende de gehele uitgavencyclus worden beschermd door middel van evenredige maatregelen, met inbegrip van preventie, opsporing en onderzoek van onregelmatigheden, terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of slecht bestede middelen en, indien nodig, sancties. Die maatregelen moeten worden uitgevoerd overeenkomstig de toepasselijke overeenkomsten die zijn gesloten met internationale organisaties en derde landen.
De programmeringsdocumenten en de financieringsmaatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van dit besluit, moeten worden vastgesteld bij uitvoeringshandelingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad(9). Rekening houdend met de aard van die uitvoeringshandelingen, in het bijzonder het beleidsgerichte karakter en de financiële gevolgen ervan, moet voor de vaststelling in beginsel de onderzoeksprocedure worden gevolgd, behalve wanneer het technische uitvoeringsmaatregelen betreft die geringe financiële implicaties hebben.
Verordening (EU) nr. 236/2014 van het Europees Parlement en de Raad(10) stelt gemeenschappelijke voorschriften en procedures voor de tenuitvoerlegging van de instrumenten van de Unie ter financiering van extern optreden vast, die waar passend van toepassing dienen te zijn op de uitvoering van dit besluit.
Er dient te worden gezorgd voor een soepele overgang, zonder onderbreking, tussen Besluit 2006/526/EG en dit besluit, en de periode waarin dit besluit van toepassing is, dient overeen te stemmen met die van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad(11). Dit besluit dient derhalve van toepassing te zijn met ingang van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
AFDELING 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Onderwerp, algemene doelstelling en toepassingsgebied
Het partnerschap heeft ten doel de nauwe en duurzame betrekkingen tussen de partners te handhaven en tegelijkertijd de duurzame ontwikkeling van Groenland te ondersteunen.
Het partnerschap erkent de geostrategische positie van Groenland in het Arctisch gebied en de vraagstukken inzake de exploratie en exploitatie van natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van grondstoffen, en het waarborgt versterkte samenwerking en beleidsdialoog met betrekking tot deze aangelegenheden.
Artikel 2 Algemene beginselen van het partnerschap
Het partnerschap faciliteert raadplegingen en beleidsdialogen over de specifieke doelstellingen en de samenwerkingsgebieden bedoeld in dit besluit.
In het bijzonder, moet het partnerschap het kader bepalen voor een beleidsdialoog over aangelegenheden die voor elk van de partners van gemeenschappelijk belang zijn, en verschaft zo de basis voor brede samenwerking en dialoog op gebieden als:
-
mondiale aangelegenheden zoals energie, klimaatverandering en milieu, natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van grondstoffen, zeevervoer, onderzoek en innovatie, en
-
Arctische aangelegenheden.
Bij de uitvoering van dit besluit wordt gezorgd voor samenhang met andere terreinen van het externe optreden van de Unie, en met andere relevante beleidsmaatregelen van de Unie. Daartoe worden uit hoofde van dit besluit gefinancierde maatregelen geprogrammeerd op basis van het samenwerkingsbeleid van de Unie, dat is vastgelegd in onder meer, overeenkomsten, verklaringen en actieplannen, en in overeenstemming met de conform artikel 4 vastgestelde samenwerkingsstrategieën.
Over de samenwerkingsactiviteiten wordt in nauw overleg besloten door de regering van Groenland, de regering van Denemarken en de Commissie. Bij dit overleg worden de institutionele, juridische en financiële bevoegdheden van elk van de partners volledig in acht genomen. De uitvoering van dit besluit wordt daartoe beheerd door de regering van Groenland en de Commissie overeenkomstig de rollen en verantwoordelijkheden van elke partner.
Artikel 3 Specifieke doelstellingen en belangrijkste samenwerkingsgebieden
De specifieke doelstellingen van het partnerschap zijn:
-
Groenland ondersteunen en met Groenland samenwerken bij het aanpakken van zijn grootste uitdagingen, in het bijzonder de duurzame diversificatie van de economie, de noodzaak om de vaardigheden van zijn beroepsbevolking, met inbegrip van wetenschappers, te vergroten, en de noodzaak om de Groenlandse informatiesystemen op het gebied van informatie- en communicatietechnologieën te verbeteren. De verwezenlijking van die doelstellingen wordt gemeten aan de hand van de omvang van de handelsbalans als percentage van het bbp, het procentuele aandeel van de visserijsector in de totale uitvoer, de statistische indicatoren voor de resultaten in het onderwijs, en andere indicatoren die passend worden geacht;
-
bijdragen tot de capaciteit van het Groenlandse bestuur om nationale beleidslijnen uit te werken en uit te voeren, in het bijzonder op nieuwe gebieden van wederzijds belang als omschreven in het in artikel 4, lid 1, tweede alinea, bedoelde programmeringsdocument voor de duurzame ontwikkeling. De verwezenlijking van die doelstelling wordt gemeten aan de hand van indicatoren, zoals het aantal administratieve personeelsleden dat een opleiding voltooit, en het percentage ambtenaren dat (langdurig) ingezetene is van Groenland.
De belangrijkste samenwerkingsgebieden van het partnerschap zijn onder meer:
-
onderwijs en opleiding, toerisme en cultuur;
-
natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van grondstoffen;
-
energie, klimaat, milieu en biodiversiteit;
-
Arctische aangelegenheden;
-
de sociale sector, mobiliteit van de beroepsbevolking, socialebeschermingsstelsels, voedselveiligheid en voedselzekerheid, en
-
onderzoek en innovatie op gebieden zoals energie, klimaatverandering, herstelcapaciteit na rampen, natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van grondstoffen, en duurzaam gebruik van levende rijkdommen.