Home

Besluit 2014/484/GBVB van de Raad van 22 juli 2014 houdende wijziging van Gemeenschappelijk Standpunt 2003/495/GBVB inzake Irak

Besluit 2014/484/GBVB van de Raad van 22 juli 2014 houdende wijziging van Gemeenschappelijk Standpunt 2003/495/GBVB inzake Irak

23.7.2014

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 217/38


BESLUIT 2014/484/GBVB VAN DE RAAD

van 22 juli 2014

houdende wijziging van Gemeenschappelijk Standpunt 2003/495/GBVB inzake Irak

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 7 juli 2003 Gemeenschappelijk Standpunt 2003/495/GBVB(1) vastgesteld ter uitvoering van Resolutie 1483 (2003) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.

(2)

Er moet duidelijkheid worden gecreëerd over een aantal bepalingen van Gemeenschappelijk Standpunt 2003/495/GBVB,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In Gemeenschappelijk Standpunt 2003/495/GBVB wordt het volgende artikel ingevoegd:

„Artikel 2 bis

Geen kredieten of economische middelen worden, rechtstreeks noch onrechtstreeks, aan of ten behoeve van de in artikel 2, onder b), bedoelde personen en entiteiten ter beschikking gesteld.

Uitzonderingen kunnen worden toegestaan voor tegoeden en economische middelen die:

a)

noodzakelijk zijn om te voorzien in basisbehoeften van de in artikel 2, onder b), bedoelde personen en de van hen afhankelijke familieleden, zoals betalingen voor voedsel, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen en geneeskundige behandelingen, belastingen, verzekeringspremies en openbare nutsvoorzieningen;

b)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria en de vergoeding van gemaakte kosten in verband met de verlening van juridische diensten;

c)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor alleen het houden of beheren van bevroren tegoeden en economische middelen; of

d)

noodzakelijk zijn voor de betaling van buitengewone lasten, mits de desbetreffende bevoegde autoriteit, ten minste twee weken voor zij de toestemming geeft, de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie in kennis heeft gesteld van de redenen waarom zij meent dat specifieke toestemming moet worden gegeven.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 22 juli 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

C. ASHTON