Richtlijn 2014/100/EU van de Commissie van 28 oktober 2014 tot wijziging van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart (Voor de EER relevante tekst)
Richtlijn 2014/100/EU van de Commissie van 28 oktober 2014 tot wijziging van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart (Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad(1), en met name artikel 27, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
De concurrentiekracht van het Europees zeevervoer kan worden bevorderd door een efficiënter gebruik van hulpbronnen en een beter gebruik van elektronische informatie.
Om de efficiëntie te maximaliseren en dubbel werk te vermijden, moet worden gebouwd op de bestaande nationale en uniale platformen, technische oplossingen en normen, en moet ook voordeel worden gehaald uit eerdere investeringen.
Het systeem voor de uitwisseling van maritieme informatie van de Unie, SafeSeaNet, dat is opgericht overeenkomstig Richtlijn 2002/59/EG, bevordert niet alleen de maritieme veiligheid, de beveiliging van de havens en de zee, de bescherming van het milieu en de voorbereidheid op vervuiling, maar laat in overeenstemming met de Uniewetgeving ook de uitwisseling toe van aanvullende informatie om efficiënt verkeer en vervoer op zee te bevorderen.
Om kosten te besparen, de oprichting van meerdere stuurgroepen te vermijden en voordeel te halen uit de ervaringen van de HLSG, moeten de beheersbeginselen en de taken van SafeSeaNet worden aangepast, zodat de onder de richtlijn vallende aanvullende gebieden worden bestreken.
Volgens Richtlijn 2002/59/EG moeten de lidstaten en de Commissie samenwerken aan de ontwikkeling en modernisering van het systeem voor de uitwisseling van maritieme informatie van de Unie op grond van de ervaringen die zij hebben opgedaan met de exploitatie, het potentieel en de functies van het systeem, met als doel het systeem te verbeteren en rekening houdend met de ontwikkelingen in de informatie- en communicatietechnologie.
Er is zowel ervaring opgedaan als technische vooruitgang geboekt, in het bijzonder bij de ontwikkeling van een interoperabel systeem voor gegevensuitwisseling dat informatie uit SafeSeaNet kan combineren met informatie uit de andere toezichts- en volgsystemen van de Unie (CleanSeaNet, het datacentrum van de Europese Unie voor het op lange afstand identificeren en volgen van schepen (EU LRIT Data Centre) en Thetis) en uit externe systemen (bijv. satelliet-AIS). Daardoor kunnen maritieme diensten verder worden geïntegreerd. Op het vlak van satelliet-AIS zijn, ook door de lidstaten, verschillende initiatieven genomen, die de operationele voordelen van toegang tot satelliet-AIS-gegevens bevestigen.
Uit de systemen en applicaties die door het EMSA worden beheerd, kunnen de autoriteiten van de lidstaten en de Unie uitgebreide informatie halen over bijvoorbeeld scheepsposities, gevaarlijke vracht, vervuiling enz. De systemen en applicaties leveren ook ondersteunende diensten, onder meer voor kustwachten, bij de bestrijding van piraterij en voor het maken van statistieken, overeenkomstig de toegangsrechten die zijn toegekend in overeenstemming met het „Interface and Functionalities Control Document” (IFCD) dat is opgesteld en wordt gehandhaafd krachtens artikel 22 bis en bijlage III van de richtlijn.
Het beheer en de technologische verbeteringen van het systeem worden geregeld met de lidstaten besproken in de stuurgroep op hoog niveau (HLSG) van SafeSeaNet, die is opgericht bij Besluit 2009/584/EG van de Commissie(2). Ook de verbeteringen die hebben geleid tot de technische integratie van de verschillende systemen en applicaties, worden door deze groep besproken. Uit deze vooruitgang en uit de door het Europees Agentschap voor veiligheid op zee uitgevoerde tests van een geïntegreerde omgeving voor scheepvaartgegevens, zijn synergieën, verbeterde systeemkenmerken en diensten voortgevloeid.
Bijlage III bij Richtlijn 2002/59/EG moet daarom worden aangepast aan de technische vooruitgang die is geboekt in het licht van de ervaringen met SafeSeaNet.
Bijlage III van de VTMIS-richtlijn, die het systeem voor de uitwisseling van maritieme informatie van de Unie dekt en verwijst naar andere relevante Uniewetgeving, moet worden verduidelijkt door de opname van de handelingen van de Unie die op SeaSafeNet van toepassing zijn, zoals Richtlijn 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad(3), Richtlijn 2005/35/EG van het Europees Parlement en de Raad(4), Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad(5) en Richtlijn 2010/65/EU van het Europees Parlement en de Raad(6). In verband met de genoemde wetgeving kan het gebruik van SafeSeaNet de uitwisseling en het delen van gegevens verder bevorderen en het gebruik van het systeem, het geïntegreerd informatiesysteem en een platform voor de convergentie en de interoperabiliteit van maritieme systemen en applicaties verder bevorderen, met inbegrip van op ruimtevaart gebaseerde technologieën.
De ontwikkelingen die in deze richtlijn worden vermeld, kunnen ook een centrale rol spelen in de ontwikkeling van een gemeenschappelijke gegevensuitwisselingsstructuur (CISE) op maritiem gebied, een vrijwillig samenwerkingsproces in de Europese Unie om het delen van relevante informatie tussen de bij de maritieme bewaking betrokken autoriteiten verder te verbeteren en te bevorderen.
De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS),
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage III bij Richtlijn 2002/59/EG wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige richtlijn.
Artikel 2
De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 18 november 2015 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
De lidstaten delen de Commissie de tekst van belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 3
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 4
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.