S-methopreen wordt goedgekeurd als werkzame stof voor gebruik in biociden voor productsoort 18, onder voorbehoud van naleving van de in de bijlage vastgestelde specificaties en voorwaarden.
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 91/2014 van de Commissie van 31 januari 2014 tot goedkeuring van S-methopreen als een bestaande werkzame stof voor gebruik in biociden voor productsoort 18 Voor de EER relevante tekst
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 91/2014 van de Commissie van 31 januari 2014 tot goedkeuring van S-methopreen als een bestaande werkzame stof voor gebruik in biociden voor productsoort 18 Voor de EER relevante tekst
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden(1), en met name artikel 89, lid 1, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
In Verordening (EG) nr. 1451/2007 van de Commissie(2) is een lijst vastgesteld van werkzame stoffen die met het oog op een mogelijke opneming daarvan in bijlage I, IA of IB bij Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad(3) dienen te worden beoordeeld. S-methopreen is in die lijst opgenomen.
S-methopreen is overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG beoordeeld voor gebruik in productsoort 18 (insecticiden, acariciden en producten voor de bestrijding van andere geleedpotigen), zoals gedefinieerd in bijlage V bij die richtlijn, wat overeenstemt met productsoort 18 zoals gedefinieerd in bijlage V bij Verordening (EU) nr. 528/2012.
Ierland is als rapporterende lidstaat aangewezen en heeft het verslag van de bevoegde instantie samen met een aanbeveling overeenkomstig artikel 14, leden 4 en 6, van Verordening (EG) nr. 1451/2007 op 29 oktober 2010 bij de Commissie ingediend.
Het verslag van de bevoegde instantie is door de lidstaten en de Commissie getoetst. Overeenkomstig artikel 15, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1451/2007 zijn de conclusies van de toetsing binnen het Permanent Comité voor biociden op 13 december 2013 in een beoordelingsverslag opgenomen.
Uit dat verslag blijkt dat van biociden die voor productsoort 18 worden gebruikt en S-methopreen bevatten, kan worden verwacht dat zij aan de eisen van artikel 5 van Richtlijn 98/8/EG voldoen.
Bijgevolg moet S-methopreen worden goedgekeurd voor gebruik in biociden voor productsoort 18.
Aangezien de evaluatie niet nanomaterialen betrof, mag de goedkeuring krachtens artikel 4, lid 4, van Verordening (EU) nr. 528/2012 geen betrekking hebben op dergelijke materialen.
Er dient een redelijke periode te verstrijken voordat een werkzame stof wordt goedgekeurd, teneinde de lidstaten, de betrokken partijen en in voorkomend geval de Commissie de gelegenheid te geven om zich voor te bereiden om aan de nieuwe eisen die dit meebrengt te voldoen.
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 31 januari 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel Barroso
BIJLAGE
Triviale naam |
IUPAC-benaming Identificatienummers |
Minimale zuiverheidsgraad van de werkzame stof(1) |
Datum van goedkeuring |
Datum van het verstrijken van de goedkeuring |
Productsoort |
Bijzondere voorwaarden(2) |
---|---|---|---|---|---|---|
S-methopreen |
IUPAC-benaming: isopropyl-(2E,4E,7S)-11-methoxy-3,7,11-trimethyl-2,4-dodecadiënoaat EG-nummer: n.v.t. CAS-nr.: 65733-16-6 |
950 g/kg |
1 september 2015 |
31 augustus 2025 |
18 |
Bij de evaluatie van het product moet bijzondere aandacht worden besteed aan de blootstellingen, de risico’s en de doeltreffendheid voor elk gebruik waarvoor toelating werd aangevraagd, maar dat geen voorwerp was van de risicobeoordeling van de werkzame stof op het niveau van de Unie. Aan de toelating wordt de volgende voorwaarde verbonden: Voor producten waarvan residuen in levensmiddelen of diervoeders kunnen achterblijven, moet worden nagegaan of nieuwe, dan wel gewijzigde maximumgehalten aan residuen (MRL's) moeten worden vastgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad(3) of Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad(4) en moeten de nodige risicobeperkende maatregelen worden genomen om te garanderen dat de geldende MRL's niet worden overschreden. |