Home

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1244/2014 van de Commissie van 20 november 2014 tot vaststelling van de uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EU) nr. 375/2014 van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Europese vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening („EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp”) (Voor de EER relevante tekst)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1244/2014 van de Commissie van 20 november 2014 tot vaststelling van de uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EU) nr. 375/2014 van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Europese vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening („EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp”) (Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 375/2014 van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Europese vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening (hierna „EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp” genoemd)(1), met name artikel 9, lid 3, artikel 10, lid 1, en artikel 12, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 375/2014 dient de Commissie normen en procedures vast te stellen met betrekking tot de noodzakelijke voorwaarden, nadere regelingen en vereisten die uitzendende en ontvangende organisaties moeten hanteren bij de identificatie, selectie, voorbereiding, het beheer en de inzet van kandidaat-vrijwilligers en EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp ter ondersteuning van humanitaire hulpacties in derde landen. In Verordening (EU) nr. 375/2014 is bepaald dat deze normen dienen te worden vastgesteld door middel van gedelegeerde handelingen en de procedures door middel van uitvoeringshandelingen.

  2. Alle bij het initiatief EU-vrijwilligers betrokken partijen, met inbegrip van de vrijwilligers zelf en de uitzendende en ontvangende organisaties, moeten worden aangemoedigd om in het kader van het initiatief een gevoel van identiteit te delen.

  3. Het is van belang dat de kandidaat-vrijwilligers worden geïdentificeerd en geselecteerd volgens een niet-discriminerende, billijke en transparante procedure, die gebaseerd is op een partnerschap tussen de uitzendende en ontvangende organisaties en beantwoordt aan de reële, op lokaal niveau door de ontvangende organisaties geformuleerde behoeften.

  4. Zowel de uitzendende als de ontvangende organisaties moeten zorgen voor een grondige introductie om misverstanden over de taken en verwachtingen te voorkomen en de vrijwilligers een passende, praktische voorbereiding op de inzet te bieden. Dit bevordert het vertrouwen en de aanvaarding binnen de ontvangende gemeenschappen en zorgt ervoor dat ten volle rekening wordt gehouden met de culturele gevoeligheden.

  5. Opleiding is een essentieel onderdeel van de aan de inzet voorafgaande voorbereiding waarbij aan alle kandidaat-vrijwilligers binnen een gestructureerd programma verplichte en facultatieve cursussen worden aangeboden. Bovendien moeten junior professionals de gelegenheid krijgen hun competenties verder te ontwikkelen en nieuwe specifieke kennis en vaardigheden te verwerven op het gebied van de humanitaire hulp, eventueel door middel van een stage. Deze opleiding dient te zijn afgestemd op de activiteiten en de context van de uitzendende en ontvangende organisaties.

  6. De uitzendende en ontvangende organisaties dienen een passend toezicht- en beheersysteem in te voeren. Zij moeten de prestaties en resultaten van de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp gezamenlijk controleren en beoordelen en feedback geven over hun taken en doelstellingen. Dit draagt bij tot de verbetering van de verantwoordingsplicht van het initiatief EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp.

  7. Naast het toezicht en het beheer moeten mentorsystemen worden opgezet om de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp vóór, tijdens en na hun inzet aanvullende steun te bieden.

  8. Tijdens de inzet in derde landen dient een kanaal voor voortdurende communicatie en aanvullende steun van de uitzendende organisatie te worden opgezet. Alle EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp hebben recht op een nabespreking en ondersteuning aan het einde van hun opdracht.

  9. Er moet voor adequate arbeids- en levensomstandigheden gezorgd worden zodat de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp hun taken in een veilige en hygiënische omgeving kunnen verrichten en zonder persoonlijke ontberingen aan hun basisbehoeften kunnen voldoen, waarbij zij een bescheiden, niet-opzichtige levensstijl aanhouden. Onkostenvergoedingen en andere betalingen aan EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp worden niet beschouwd als een salaris voor reguliere arbeid. De betaalde bedragen mogen niet worden vastgesteld afhankelijk van de beroepservaring, deskundigheid of prestaties van de vrijwilliger, maar zijn alleen bedoeld ter dekking van de kosten van het levensonderhoud tijdens de inzet. Om een hoog en gelijk niveau van bescherming te garanderen, dienen alle EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp te worden gedekt door een alomvattende verzekeringspolis die specifiek bedoeld is om hen te beschermen tijdens de gehele duur van hun inzet in derde landen en alle relevante tijdvakken ervoor en erna.

  10. De zorgplicht is van het allergrootste belang en is een gedeelde verantwoordelijkheid. De uitzendende en ontvangende organisaties moeten, voor zover mogelijk, zorg dragen voor de gezondheid, de veiligheid, de beveiliging en het welzijn van de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp en passende beveiligings-, gezondheids- en veiligheidsprocedures uitwerken. De EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp moeten op hun beurt ook alles in het werk stellen om te zorgen voor hun eigen gezondheid, veiligheid en beveiliging, en die van anderen op de werkplek.

  11. De monitoring en beoordeling van de individuele prestaties van de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp moet een continu proces zijn gedurende de hele inzet. Deze beoordeling moet gebaseerd zijn op een toezicht- en prestatiebeheersysteem en gegevens opleveren waaruit blijkt in welke mate de individuele prestaties van de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp — wat betreft resultaten en impact — bijdragen aan de doelstellingen van het project en het gehele initiatief.

  12. Door middel van een degelijk certificeringsmechanisme moet ervoor worden gezorgd dat de uitzendende en ontvangende organisaties voldoen aan de normen die zijn vastgelegd in de op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) nr. 375/2014 vast te stellen gedelegeerde verordening van de Commissie en de in deze verordening vastgestelde procedures. Een dergelijk certificeringsmechanisme moet gebaseerd zijn op de beginselen van vereenvoudiging en voorkoming van dubbel werk, differentiatie tussen uitzendende en ontvangende organisaties, kosteneffectiviteit, transparantie en onpartijdigheid, het aanmoedigen van verscheidenheid en toegankelijkheid.

  13. De in deze verordening vastgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 26 van Verordening (EU) nr. 375/2014 ingestelde comité.

  14. Om de tijdige uitvoering van het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp te garanderen, moet deze verordening onverwijld in werking treden, aangezien daarin de bepalingen zijn opgenomen voor het inzetten van EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp in derde landen door de uitvoerende organisaties,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Algemene bepalingen

In deze verordening worden voorschriften vastgesteld voor de uitvoering van de volgende in artikel 9, lid 3, artikel 10, lid 1 en artikel 12, lid 6, van Verordening (EU) nr. 375/2014 opgenomen aspecten:

  1. de te volgen procedures voor de identificatie, selectie en noodzakelijke voorbereiding van kandidaat-vrijwilligers vóór de inzet, met inbegrip van stages waar nodig;

  2. regelingen voor het opleidingsprogramma en de procedure voor de beoordeling van de geschiktheid van de kandidaat-vrijwilliger voor uitzending;

  3. bepalingen met het oog op de inzet en het beheer van EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp in derde landen, met inbegrip van, onder meer, toezicht ter plaatse, voortdurende ondersteuning door middel van begeleiding, mentorsystemen, aanvullende opleiding, noodzakelijke arbeidsvoorwaarden en ondersteuning na afloop van de inzet;

  4. bepalingen inzake een verzekeringsdekking ten behoeve van de vrijwilligers en inzake de levensomstandigheden, waaronder een vergoeding voor levensonderhoud, huisvesting, reizen en andere relevante uitgaven;

  5. de te volgen procedures vóór, tijdens en na afloop van de inzet met het oog op waarborging van de zorgplicht en passende maatregelen op het gebied van veiligheid en beveiliging, waaronder protocollen voor medische evacuatie en veiligheidsplannen voor noodevacuatie uit derde landen, met inbegrip van de noodzakelijke procedures voor contactname met nationale autoriteiten;

  6. procedures voor de monitoring en beoordeling van de individuele prestaties van de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp;

  7. een certificeringsmechanisme om te waarborgen dat de uitzendende organisaties voldoen aan de in artikel 9 van Verordening (EU) nr. 375/2014 bedoelde normen en procedures, alsmede een gedifferentieerd certificeringsmechanisme voor ontvangende organisaties.

Artikel 2 Definities

Voor de tenuitvoerlegging van deze verordening zijn de definities van artikel 3 van Verordening (EU) nr. 375/2014 en de definities van de op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) nr. 375/2014 vast te stellen uitvoeringsverordening van de Commissie van toepassing. Daarnaast wordt verstaan onder:

a) „competentiekader” :
een kader overeenkomstig de op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) nr. 375/2014 vast te stellen gedelegeerde verordening van de Commissie;
b) „leer- en ontwikkelingsplan” :
een plan overeenkomstig de op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) nr. 375/2014 vast te stellen gedelegeerde verordening van de Commissie;
c) „opleider” :
een persoon die is aangeworven door de opleidingsaanbieder om één of meer opleidingsmodules te geven of scenario-gebaseerde simulatieoefeningen te faciliteren en om de competenties van de kandidaat-vrijwilliger te beoordelen;
d) „opleidingsmentor” :
een opleider die is aangeworven door de opleidingsaanbieder en een coördinerende rol heeft bij de beoordeling van de geschiktheid van de kandidaat-vrijwilligers voor uitzending. Hij of zij is verantwoordelijk voor een groep van kandidaat-vrijwilligers. Hij of zij coördineert de beoordeling van hun competenties op basis van feedback van andere opleiders, en onderhoudt individuele contacten met de kandidaat-vrijwilligers om hun zelfevaluatie en beoordeling door de opleiders gezamenlijk te bespreken;
e) „mentoring” :
een proces van informele overdracht van kennis, sociaal kapitaal en psychosociale hulp in verband met het werk, de loopbaan of de professionele ontwikkeling. Mentoring is gebaseerd op informele communicatie, gewoonlijk van persoon tot persoon en over een langere periode, tussen een persoon die door de ontvangende organisatie als mentor wordt aangewezen en over relevante kennis, deskundigheid en ervaring beschikt, enerzijds, en de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp, anderzijds;
f) „nabespreking” :
een proces waarbij de uitzendende en ontvangende organisaties en de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp duidelijke informatie krijgen over de resultaten van de opdracht en de prestaties van de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp, waarbij op basis van de opgedane ervaring aanbevelingen worden gedaan en kennis wordt overgedragen, en aandacht wordt besteed aan de kapitalisatie van de kennis en een positieve professionele afsluiting van de inzet.

HOOFDSTUK 2 PROCEDURES VOOR DE IDENTIFICATIE EN SELECTIE VAN KANDIDAAT-VRIJWILLIGERS

Artikel 3 Identificatie- en selectieprocedure

Artikel 4 Taakomschrijving, competentieprofiel en selectiecriteria voor de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp

Artikel 5 Bekendmaking en toepassing

Artikel 6 Beoordeling, longlist en shortlist

Artikel 7 Selectie

Artikel 8 Beoordeling van de leerbehoeften

HOOFDSTUK 3 OPLEIDINGSPROGRAMMA VAN HET EU-VRIJWILLIGERSINITIATIEF VOOR HUMANITAIRE HULP

Artikel 9 Opleidingsprogramma

Artikel 10 Beoordeling van de kandidaat-vrijwilligers tijdens en na de opleiding

HOOFDSTUK 4 PROCEDURES VOOR DE AAN DE INZET VOORAFGAANDE VOORBEREIDING VAN KANDIDAAT-VRIJWILLIGERS

Artikel 11 Introductieprogramma

Artikel 12 Aan de inzet voorafgaande introductie

Artikel 13 Stages voor junior professionals

Artikel 14 Beoordeling van de kandidaat-vrijwilligers na de stage

Artikel 15 Aanvullende opleiding voorafgaand aan de inzet

Artikel 16 Contract met de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp

Artikel 17 Opneming in de database

HOOFDSTUK 5 PROCEDURES VOOR DE INZET EN HET BEHEER VAN DE EU-VRIJWILLIGERS VOOR HUMANITAIRE HULP

Artikel 18 Introductie in het land van inzet

Artikel 19 Toezicht en prestatiebeheer

Artikel 20 Voortdurende ondersteuning door de uitzendende organisatie

Artikel 21 Mentoring

Artikel 22 Arbeidsomstandigheden

Artikel 23 Ondersteuning aan het eind van de inzet en daarna

HOOFDSTUK 6 BEPALINGEN INZAKE VERZEKERING EN LEVENSOMSTANDIGHEDEN

Artikel 24 Verzekeringsdekking

Artikel 25 Onkosten- en inrichtingsvergoeding

Artikel 26 Huisvesting

Artikel 27 Reiskosten en aanverwante kosten

HOOFDSTUK 7 PROCEDURES TER WAARBORGING VAN ZORGPLICHT, VEILIGHEID EN BEVEILIGING

Artikel 28 Veiligheidsbeheer en risicobeoordeling

Artikel 29 Procedures in geval van incident of evacuatie

Artikel 30 Gezondheid en veiligheid

HOOFDSTUK 8 PROCEDURES VOOR DE MONITORING EN BEOORDELING VAN DE INDIVIDUELE PRESTATIES VAN DE EU-VRIJWILLIGERS VOOR HUMANITAIRE HULP

Artikel 31 Monitoring en beoordeling van de individuele prestaties van de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp

HOOFDSTUK 9 CERTIFICERINGSMECHANISME VOOR DE UITZENDENDE EN ONTVANGENDE ORGANISATIES

Artikel 32 Certificeringsmechanisme voor de ontvangende organisaties

Artikel 33 Certificeringsmechanisme voor de uitzendende organisaties

Artikel 34 Rechtsmiddelen

Artikel 35 Financiële levensvatbaarheid en interne capaciteit van de organisatie

Artikel 36 Geldigheidsduur van de certificering en periodieke controles

Artikel 37 Opschorting en beëindiging van certificering

Artikel 38 Aansprakelijkheid

HOOFDSTUK 10 SLOTBEPALINGEN

Artikel 39 Inwerkingtreding

BIJLAGE I

BIJLAGE IIOpleidingsprogramma

BIJLAGE III