Home

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/842 van de Commissie van 28 mei 2015 inzake de goedkeuring van de rekeningen van de betaalorganen van de lidstaten betreffende de door het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) gefinancierde uitgaven over het begrotingsjaar 2014 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 3519)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/842 van de Commissie van 28 mei 2015 inzake de goedkeuring van de rekeningen van de betaalorganen van de lidstaten betreffende de door het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) gefinancierde uitgaven over het begrotingsjaar 2014 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 3519)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen van de Raad (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008(1), en met name artikel 51 en artikel 54, lid 5,

Na raadpleging van het Comité voor de landbouwfondsen,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moet de Commissie de rekeningen van de in artikel 7 van die verordening bedoelde betaalorganen goedkeuren op basis van de door de lidstaten ingediende jaarrekeningen, vergezeld van de voor de goedkeuring van de rekeningen benodigde informatie en een auditoordeel over de volledigheid, de nauwkeurigheid en de waarheidsgetrouwheid van de rekeningen en de rapporten die door de certificerende instanties zijn opgesteld.

  2. Zoals bepaald in artikel 39 van Verordening (EU) nr. 1306/2013, begint het landbouwbegrotingsjaar op 16 oktober van jaar N — 1 en eindigt het op 15 oktober van jaar N. Om de referentieperiode voor de uitgaven uit hoofde van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) af te stemmen op die voor de uitgaven uit hoofde van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF), moeten, in het kader van de goedkeuring van de rekeningen voor het begrotingsjaar 2014, de uitgaven in aanmerking worden genomen die de lidstaten hebben gedaan in de periode van 16 oktober 2013 tot en met 15 oktober 2014, zoals bepaald in artikel 11, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 van de Commissie(2).

  3. Krachtens artikel 33, lid 2, tweede alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 moet het bedrag dat als gevolg van het in artikel 33, lid 1, eerste alinea, van die verordening bedoelde besluit tot goedkeuring van de rekeningen moet worden teruggevorderd van of betaald aan elke lidstaat, worden vastgesteld door de tussentijdse betalingen die voor het betrokken begrotingsjaar zijn betaald, af te trekken van de overeenkomstig artikel 33, lid 1, voor datzelfde jaar erkende uitgaven. Dit bedrag moet door de Commissie worden afgetrokken van of opgeteld bij de volgende tussentijdse betaling.

  4. De Commissie heeft de door de lidstaten verstrekte informatie gecontroleerd en heeft de lidstaten vóór 30 april 2015 in kennis gesteld van de resultaten van haar controles en van de aan te brengen wijzigingen.

  5. Voor sommige betaalorganen volstaan de jaarrekeningen en de begeleidende stukken om de Commissie in staat te stellen een besluit te nemen over de volledigheid, de nauwkeurigheid en de waarheidsgetrouwheid van de ingediende jaarrekeningen.

  6. De door bepaalde andere betaalorganen verstrekte informatie is echter van dien aard dat nog aanvullend onderzoek nodig is, met als gevolg dat de rekeningen van die betaalorganen niet bij dit besluit kunnen worden goedgekeurd.

  7. Overeenkomstig artikel 41 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 kan de Commissie tussentijdse betalingen aan de lidstaten tijdelijk verlagen of schorsen. Zij dient de betrokken lidstaat of lidstaten daarvan in kennis te stellen. Bij het vaststellen van het onderhavige besluit moet de Commissie rekening houden met de verlaagde of geschorste bedragen om te vermijden dat onterechte of niet-tijdige betalingen worden verricht of bedragen worden vergoed die later het voorwerp van een financiële correctie zouden kunnen worden. Zo bevatten de declaratie van het vierde kwartaal voor 2013 en de declaratie van het eerste kwartaal voor 2014 de bedragen van respectievelijk 51 543 EUR en 26 892 EUR voor het plattelandsontwikkelingsprogramma van de regio Lazio in Italië (CCI 2007IT06RPO005). Deze bedragen waren ook opgenomen in de jaardeclaratie voor begrotingsjaar 2014. Op grond van de niet-inachtneming van de termijnen voor de verplichte verificatie is overeenkomstig artikel 41 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 op de bedragen in kwestie een verlaging toegepast bij Uitvoeringsbesluit C(2014) 3268 van de Commissie en Uitvoeringsbesluit C(2014) 5156 van de Commissie. Aangezien de in artikel 34 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 bedoelde procedure nog loopt, moeten deze verlagingen worden gehandhaafd. Wat het plattelandsontwikkelingsprogramma voor Bulgarije (CCI 2007BG06RPO001) betreft, is in het kader van maatregel 311 en maatregel 312 respectievelijk 420 467,77 EUR en 598 402,41 EUR gedeclareerd in het derde kwartaal van 2014. Deze bedragen waren ook gedeclareerd in de jaardeclaratie voor begrotingsjaar 2014. De bedragen in kwestie moeten van Uniefinanciering worden uitgesloten aangezien rekening moet worden gehouden met verlagingen overeenkomstig artikel 41 van Verordening (EU) nr. 1306/2013. Een verlaging is in feite van tijdelijke aard en laat op grond van artikel 52 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 genomen besluiten onverlet.

  8. Op grond van artikel 54, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moeten de financiële gevolgen van de niet-inning van een in verband met onregelmatigheden teruggevorderd bedrag voor 50 % door de betrokken lidstaat worden gedragen indien de inning niet heeft plaatsgevonden binnen vier jaar na de datum van de terugvordering, of binnen acht jaar na die datum als over de terugvordering een zaak is aangespannen bij een nationale rechtbank. Krachtens artikel 54, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moeten de lidstaten de bedragen die zij op grond van lid 2 van dat artikel zelf moeten dragen, opnemen in de jaarrekeningen. Uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de verplichting van de lidstaten de te innen bedragen mee te delen, zijn vastgesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014. Bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 bevat het model voor de tabel waarin de lidstaten informatie over de in 2015 te innen bedragen moeten verstrekken. Op basis van de door de lidstaten ingevulde tabellen moet de Commissie een besluit vaststellen over de financiële gevolgen van de bedragen die in verband met onregelmatigheden zijn teruggevorderd, maar na vier of na acht jaar nog niet zijn geïnd.

  9. Overeenkomstig artikel 54, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 kunnen de lidstaten in behoorlijk gemotiveerde gevallen besluiten de terugvordering niet voort te zetten. Een dergelijk besluit kan alleen worden genomen indien het totaal van de reeds gemaakte en de nog te verwachten terugvorderingskosten hoger is dan het te innen bedrag of indien de inning onmogelijk blijkt als gevolg van de overeenkomstig het nationale recht geconstateerde en erkende insolventie van de debiteur of van de personen die juridisch aansprakelijk zijn voor de onregelmatigheid. Als het besluit is genomen binnen vier jaar na de datum van de terugvordering of binnen acht jaar na die datum indien over de terugvordering een zaak is aangespannen bij een nationale rechtbank, worden de financiële gevolgen van de niet-inning voor 100 % door de begroting van de Unie gedragen. Indien een lidstaat besluit de terugvordering niet voort te zetten, moeten de desbetreffende bedragen en de redenen voor dat besluit op grond van artikel 29, onder e), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 worden vermeld in de jaarrekeningen als bedoeld in artikel 102, lid 1, onder c) iii), van Verordening (EU) nr. 1306/2013. Deze bedragen mogen niet ten laste van de betrokken lidstaten worden gebracht en worden dus gedragen door de begroting van de Unie.

  10. Overeenkomstig artikel 34, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 mag het gecumuleerde totaal van de voorfinanciering en de tussentijdse betalingen ten hoogste 95 % bedragen van de bijdrage uit het Elfpo voor elk plattelandsontwikkelingsprogramma. Voor de volgende programma's is deze drempelwaarde bereikt: 2007AT06RPO001, 2007BE06RPO001, 2007DE06RPO004, 2007DE06RPO010, 2007IE06RPO001 en 2007UK06RPO003. Het uitstaande saldo voor deze programma's zal bij de afsluiting van de programmeringsperiode worden verrekend.

  11. Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad(3) is ingetrokken en vervangen door Verordening (EU) nr. 1306/2013. Overeenkomstig artikel 26, lid 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 1290/2005, dat overeenstemt met artikel 36, lid 3, onder b), van Verordening (EU) nr. 1306/2013, mogen tussentijdse betalingen worden verricht zolang geen overschrijding plaatsvindt van de totale geprogrammeerde financiële Elfpo-bijdrage. Bovendien is in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 een aantal bepalingen overgenomen uit Verordening (EG) nr. 883/2006 van de Commissie(4), die is ingetrokken door Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie(5). Krachtens artikel 17, lid 4, van Verordening (EG) nr. 883/2006, dat overeenstemt met artikel 23, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014, moet in het geval dat de gecumuleerde uitgavendeclaraties het voor een plattelandsontwikkelingsprogramma geprogrammeerde totaalbedrag overschrijden, het te betalen bedrag worden begrensd tot het geprogrammeerde bedrag, onverminderd het maximum in artikel 24, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1290/2005, dat overeenstemt met artikel 34, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013. Het financiële plan voor as 2 voor het plattelandsontwikkelingsprogramma 2007EE06RPO001 is in de declaratie van het tweede en het derde kwartaal voor 2014 met 1 122 778,99 EUR overschreden. Het financiële plan voor as 5 voor het plattelandsontwikkelingsprogramma 2007ES06RPO009 is in de declaratie van het derde kwartaal voor 2014 met 18 560,56 EUR overschreden. Het financiële plan voor as 2 voor het plattelandsontwikkelingsprogramma 2007FI06RPO001 is in de declaratie van het tweede kwartaal voor 2014 met 5 599 314,3 EUR overschreden. Het financiële plan voor as 2 voor het plattelandsontwikkelingsprogramma 2007LU06RPO001 is in de declaratie van het derde kwartaal voor 2014 met 169 459,49 EUR overschreden. De financiële plannen voor de assen 2 en 5 voor het plattelandsontwikkelingsprogramma 2007UK06RPO002 zijn in de declaratie van respectievelijk het tweede en het derde kwartaal van 2014 met 2 597 538,87 EUR en 427 086,47 EUR overschreden. De Commissie heeft de hierboven genoemde bedragen niet betaald. Op de datum van vaststelling van dit besluit had de Commissie de gewijzigde financiële plannen vooralsnog niet goedgekeurd. De betrokken bedragen, ten belope van in totaal 9 934 738,68 EUR, in de jaardeclaraties voor begrotingsjaar 2014 moeten derhalve worden uitgesloten van het besluit tot boekhoudkundige goedkeuring van de rekeningen voor begrotingsjaar 2014. De Commissie zal deze later vergoeden, na vaststelling van de gewijzigde financiële plannen of bij afsluiting van de programmeringsperiode.

  12. Overeenkomstig artikel 36, lid 3, onder b), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 is een bedrag van 913 212,81 EUR, gedeclareerd voor het plattelandsontwikkelingsprogramma 2007PT06RPO001, uitgesloten van het goedkeuringsbesluit voor begrotingsjaar 2013. Na vaststelling van het gewijzigde financiële plan is dit bedrag in 2014 door de Commissie alsnog vergoed en moet het bijgevolg worden opgenomen in het onderhavige goedkeuringsbesluit.

  13. Het onderhavige besluit laat latere besluiten die de Commissie krachtens artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 neemt om niet overeenkomstig de Unievoorschriften gedane uitgaven van Uniefinanciering uit te sluiten, onverlet,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De rekeningen van de betaalorganen van de lidstaten betreffende de door het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) gefinancierde uitgaven over het begrotingsjaar 2014, worden, behalve voor de in artikel 2 bedoelde betaalorganen, goedgekeurd.

De bedragen die op grond van dit besluit in het kader van elk programma voor plattelandsontwikkeling moeten worden teruggevorderd van of betaald aan elke lidstaat, worden vastgesteld in bijlage I.

Artikel 2

Voor begrotingsjaar 2014 worden de rekeningen betreffende de door het Elfpo gefinancierde uitgaven voor de in bijlage II genoemde plattelandsontwikkelingsprogramma's die zijn ingediend door de in die bijlage genoemde betaalorganen van lidstaten, afgesplitst van het onderhavige besluit, en voor die rekeningen wordt later een goedkeuringsbesluit vastgesteld.

Artikel 3

De bedragen die als gevolg van de toepassing van artikel 54, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 ten laste van de lidstaten moeten worden gebracht, zijn opgenomen in bijlage III.

Artikel 4

Het onderhavige besluit laat latere conformiteitsgoedkeuringsbesluiten die de Commissie krachtens artikel 52 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 neemt om niet overeenkomstig de Unievoorschriften gedane uitgaven van Uniefinanciering uit te sluiten, onverlet.

Artikel 5

BIJLAGE I

BIJLAGE II

BIJLAGE III