Besluit (EU) 2015/1380 van de Commissie van 10 augustus 2015 waarbij het Koninkrijk Denemarken wordt gemachtigd het Verdrag inzake internationale zekerheden op mobiel materieel en het Protocol betreffende voor luchtvaartuigmaterieel specifieke aangelegenheden, beide aangenomen in Kaapstad op 16 november 2001, te ratificeren (Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 5553) (Slechts de tekst in de Deense taal is authentiek)
Besluit (EU) 2015/1380 van de Commissie van 10 augustus 2015 waarbij het Koninkrijk Denemarken wordt gemachtigd het Verdrag inzake internationale zekerheden op mobiel materieel en het Protocol betreffende voor luchtvaartuigmaterieel specifieke aangelegenheden, beide aangenomen in Kaapstad op 16 november 2001, te ratificeren (Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 5553) (Slechts de tekst in de Deense taal is authentiek)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Besluit 2006/325/EG van de Raad van 27 april 2006 betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken(1), en met name artikel 1 bis,
Overwegende hetgeen volgt:
Artikel 5, lid 2, van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken(2) (hierna „de overeenkomst” genoemd) bepaalt dat Denemarken geen internationale overeenkomsten mag sluiten die de werkingssfeer zouden kunnen beïnvloeden of wijzigen van Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad(3), tenzij dit gebeurt met de instemming van de Europese Unie en er afdoende maatregelen zijn genomen met betrekking tot de wijze waarop de overeenkomst tussen de Europese Unie en Denemarken zich verhoudt tot de betrokken internationale overeenkomst. Verordening (EG) nr. 44/2001 is ingetrokken en vervangen door Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad(4).
Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van de overeenkomst heeft Denemarken de Commissie op 20 december 2012 per brief in kennis gesteld van zijn besluit om de inhoud van Verordening (EU) nr. 1215/2012 ten uitvoer te leggen(5). Overeenkomstig artikel 3, lid 6, van de overeenkomst heeft de kennisgeving van Denemarken wederzijdse verplichtingen krachtens internationaal recht geschapen tussen Denemarken en de Europese Unie. Verordening (EU) nr. 1215/2012 vormt bijgevolg een wijziging van de overeenkomst.
Op 30 maart 2015 heeft Denemarken de Europese Unie verzocht om in te stemmen met de voorgestelde ratificatie van het Verdrag inzake internationale zekerheden op mobiel materieel (hierna het „verdrag” genoemd) en van het Protocol betreffende voor luchtvaartuigmaterieel specifieke aangelegenheden (hierna het „protocol” genoemd), die beide zijn aangenomen in Kaapstad op 16 november 2001.
Op enkele van de aangelegenheden die onder het verdrag en het protocol vallen, is ook Verordening (EU) nr. 1215/2012 van toepassing, zodat deze instrumenten van invloed zijn op die verordening. Met name worden in artikel 13 van het verdrag en artikel X van het protocol de voorlopige maatregelen geregeld. Laatstgenoemd artikel is uitsluitend van toepassing indien een verdragsluitende staat bij het protocol een verklaring krachtens artikel XXX, lid 2, van het protocol heeft afgelegd. Voorts regelen artikel 43 van het verdrag en artikel XXI van het protocol de bevoegdheid van de gerechten krachtens artikel 13 van het verdrag. Het is derhalve noodzakelijk dat de Europese Unie instemt met de ratificatie door Denemarken van het verdrag en het protocol voor zover deze bepalingen van invloed zijn op Verordening (EU) nr. 1215/2012.
Krachtens artikel 1 bis van Besluit 2006/325/EG moet de Commissie voor de toepassing van artikel 5, lid 2, van de overeenkomst, voordat zij een besluit betreffende de instemming van de Unie neemt, nagaan of de door Denemarken voorgenomen internationale overeenkomst de overeenkomst niet haar werking ontneemt noch het correct functioneren van het daarbij ingestelde systeem aantast.
De Europese Unie is tot het verdrag en het protocol toegetreden op basis van Besluit 2009/370/EG van de Raad(6), en heeft de akte van toetreding neergelegd op 28 april 2009.
In overeenstemming met Besluit 2009/370/EG heeft de Europese Unie bij haar toetreding tot het verdrag en het protocol een verklaring uit hoofde van artikel 55 van het verdrag afgelegd, met betrekking tot de toepassing van de artikelen 13 en 43 in situaties waarin de schuldenaar zijn woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat van de Europese Unie. Zij heeft eveneens een verklaring afgelegd krachtens artikel XXX, lid 5, van het protocol, dat artikel XXI van het protocol in de Europese Unie niet van toepassing zal zijn en dat Verordening (EG) nr. 44/2001 dienaangaande van toepassing zal zijn voor de lidstaten die gebonden zijn door deze verordening of door een overeenkomst die tot doel heeft de werking ervan uit te breiden. Zij heeft geen verklaring afgelegd met betrekking tot artikel X van het protocol.
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, heeft Denemarken niet deelgenomen aan de aanneming van Besluit 2009/370/EG; dat besluit is derhalve niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat. Denemarken zal slechts als afzonderlijke verdragsluitende partij aan het verdrag en het protocol gebonden zijn.
Gezien het voorgaande en het feit dat het verdrag en het protocol op 1 augustus 2009 in werking zijn getreden in alle lidstaten van de Europese Unie met uitzondering van Denemarken, is de Commissie van oordeel dat de ratificatie daarvan door Denemarken de overeenkomst niet haar werking ontneemt noch het correct functioneren van het daarbij ingestelde systeem aantast, mits Denemarken overeenkomstig artikel 55 van het verdrag en artikel XXX, lid 5, van het protocol, verklaringen aflegt die vergelijkbaar zijn met die van de Europese Unie. Onder diezelfde voorwaarde zal de ratificatie niet van invloed zijn op de voorwaarden waaronder de Europese Unie zelf partij bij het verdrag en het protocol is geworden.
Dienovereenkomstig dient de Europese Unie Denemarken machtiging te verlenen tot ratificatie van het verdrag en het protocol. Bij de ratificatie van het verdrag en het protocol dient Denemarken verklaringen af te leggen inzake de artikelen 13 en 43 van het verdrag en artikel XXI van het protocol, naar het voorbeeld van die van de Europese Unie,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De Commissie machtigt, namens de Europese Unie, Denemarken om het Verdrag inzake internationale zekerheden op mobiel materieel en het Protocol betreffende voor luchtvaartuigmaterieel specifieke aangelegenheden, beide aangenomen in Kaapstad op 16 november 2001, te ratificeren.
Artikel 2
Bij de ratificatie van het verdrag en het protocol zal Denemarken de volgende respectieve verklaringen afleggen:
Krachtens artikel 55 van het Verdrag van Kaapstad zal Denemarken indien de schuldenaar zijn woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat van de Europese Unie, de artikelen 13 en 43 van het Verdrag inzake voorlopige maatregelen uitsluitend toepassen in overeenstemming met artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken(*), zoals uitgelegd door het Hof van Justitie van de Europese Unie in de context van artikel 24 van het Verdrag van Brussel van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken(**).
Overeenkomstig artikel XXX, lid 5, van het Protocol voor de luchtvaart zal Denemarken artikel XXI van dat protocol niet toepassen en zal Verordening (EU) nr. 1215/2012 van toepassing zijn op deze aangelegenheid.
Artikel 3
Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk Denemarken.
Gedaan te Brussel, 10 augustus 2015.
Voor de Commissie
Věra Jourová
Lid van de Commissie