DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 291, lid 2,
Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde(1), en met name artikel 395, lid 1,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 1 april 2015, heeft de Republiek Litouwen verzocht om machtiging om een maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de tot voldoening van de btw gehouden persoon.
Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 18 mei 2015 van het verzoek van Litouwen in kennis gesteld. Bij brief van 20 mei 2015 heeft de Commissie Litouwen meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.
Bij Beschikking 2006/388/EG van de Raad(2) werd aan Litouwen onder meer toegestaan ter zake van de levering van goederen en diensten in het kader van een insolventie- of een reorganisatieprocedure onder gerechtelijk toezicht en ter zake van de levering van hout de afnemer aan te merken als de tot voldoening van de btw gehouden persoon.
De looptijd van de derogatiemaatregel werd tweemaal verlengd, namelijk bij Uitvoeringsbesluit 2010/99/EU van de Raad(3) en bij Uitvoeringsbesluit 2012/704/EU van de Raad(4).
Uit de onderzoeken en de analyse van de toepassing van de regeling die de Litouwse belastingautoriteiten hebben verricht, is gebleken dat deze derogatiemaatregel doeltreffend is.
Naar de Commissie begrijpt, zijn de juridische en feitelijke omstandigheden die de rechtvaardiging vormden voor de toepassing van de derogatiemaatregel, ongewijzigd en nog steeds relevant. Litouwen moet derhalve worden gemachtigd de maatregel gedurende een nieuwe beperkte periode toe te passen.
Indien Litouwen een verdere verlenging van de derogatiemaatregel na 2018 noodzakelijk acht, moet het uiterlijk op 31 maart 2018 een evaluatieverslag bij de Commissie indienen, samen met het verzoek om verlenging, zodat er voldoende tijd blijft voor de Commissie om het verzoek te bestuderen.
De derogatiemaatregel zal geen negatieve gevolgen hebben voor de eigen middelen van de Unie uit de btw.
Uitvoeringsbesluit 2010/99/EU moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
In artikel 2 van Uitvoeringsbesluit 2010/99/EU wordt de tweede alinea vervangen door:
„Het is van toepassing tot en met 31 december 2018.
Een verzoek tot verlenging van de in dit besluit vervatte maatregel wordt uiterlijk op 31 maart 2018 bij de Commissie ingediend, samen met een verslag over de toepassing van die maatregel.”.
Dit besluit is gericht tot de Republiek Litouwen.
Gedaan te Brussel, 10 december 2015.
Voor de Raad
De voorzitter
F. Bausch