Home

Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/35 van de Commissie van 10 oktober 2014 tot aanvulling van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) Voor de EER relevante tekst

Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/35 van de Commissie van 10 oktober 2014 tot aanvulling van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) Voor de EER relevante tekst

DE EUROPESE COMMISSIE

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2009/138/EG, en met name artikel 31, lid 4, artikel 35, lid 9, artikel 37, leden 6 en 7, artikel 50, lid 1, onder a) en b), artikel 50, lid 2, onder a) en b), artikel 50, lid 3, artikel 56, artikel 75, leden 2 en 3, artikel 86, lid 1, onder a) tot en met i), artikel 86, lid 2, onder a) en b), artikel 92, leden 1 en 1 bis, artikel 97, leden 1 en 2, artikel 99, onder a) en b), artikel 109 bis, lid 5, artikel 111, lid 1, onder a) tot en met q), artikel 114, lid 1, onder a) en b), artikel 126, artikel 127, artikel 130, artikel 135, lid 2, onder a), b) en c), artikel 135, lid 3, artikel 143, lid 1, artikel 172, lid 1, artikel 211, lid 2, artikel 216, lid 7, artikel 217, lid 3, artikel 227, lid 3, artikel 234, artikel 241, onder a), b) en c), artikel 244, leden 4 en 5, artikel 245, leden 4 en 5, artikel 248, leden 7 en 8, artikel 249, lid 3, artikel 256, lid 4, artikel 260, lid 2, en artikel 308 ter, lid 13,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Bij de toepassing van de in deze verordening vastgelegde vereisten moet rekening worden gehouden met de aard, omvang en complexiteit van de risico's die aan de bedrijfsactiviteiten van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming verbonden zijn. De lasten en de complexiteit waarmee verzekeringsondernemingen worden bezwaard, moeten in verhouding staan tot hun risicoprofiel. Bij de toepassing van de in deze verordening vastgelegde vereisten moet informatie als materieel worden aangemerkt indien die informatie de besluitvorming of het oordeel zou kunnen beïnvloeden van de gebruikers voor wie zij is bestemd.

  2. Om een al te grote afhankelijkheid van externe ratings tegen te gaan, moeten verzekerings- en herverzekeringsondernemingen ernaar streven eigen kredietbeoordelingen voor al hun blootstellingen op te stellen. Gelet op het evenredigheidsbeginsel mag van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen echter alleen worden verlangd dat zij eigen kredietbeoordelingen voor hun grotere of complexere blootstellingen opstellen.

  3. De toezichthoudende autoriteiten moeten erop toezien dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen passende stappen ondernemen om interne modellen te ontwikkelen die het kredietrisico bestrijken wanneer hun absolute blootstellingen van materiële aard zijn en wanneer zij tegelijkertijd een groot aantal materiële tegenpartijen hebben. De toezichthoudende autoriteiten moeten daartoe een geharmoniseerde benadering volgen wat de definitie van absolute blootstellingen van materiële aard en van een groot aantal materiële tegenpartijen betreft.

  4. Om het risico te vermijden dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die in het kader van het solvabiliteitskapitaalvereiste het kredietrisico niet met behulp van een goedgekeurd intern model berekenen, vertekende inschattingen van het kredietrisico maken, mogen hun eigen kredietbeoordelingen niet in lagere kapitaalvereisten resulteren dan de kapitaalvereisten die uit externe ratings voortvloeien.

  5. Om een al te grote afhankelijkheid van externe ratings voor blootstellingen aan een andere verzekerings- of herverzekeringsonderneming tegen te gaan, kan het gebruik van ratings voor de berekening van het kapitaalvereiste met behulp van de standaardformule worden vervangen door een verwijzing naar de solvabiliteitspositie van de tegenpartij (solvabiliteitsratiobenadering). Een dergelijke benadering vereist een op de solvabiliteitskapitaalvereisten gebaseerde kalibratie en de bepaling van de bedragen van het eigen vermogen dat voor de dekking van deze solvabiliteitskapitaalvereisten in aanmerking komt wanneer het Solvabiliteit II-kader van kracht is. De toepassing van de solvabiliteitsratiobenadering moet worden beperkt tot verzekerings- en herverzekeringsondernemingen zonder rating.

  6. Om te garanderen dat de waarderingsnormen voor toezichtdoeleinden bij de internationale ontwikkelingen op het gebied van de financiële verslaggeving aansluiten, dienen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen de marktconforme waarderingsmethoden te hanteren die worden voorgeschreven bij de internationale standaarden voor jaarrekeningen die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 door de Commissie zijn goedgekeurd, tenzij de onderneming verplicht is voor een actief- of passiefpost een specifieke waarderingsmethode te gebruiken, dan wel de toelating heeft gebruik te maken van methoden die gebaseerd zijn op de waarderingsmethode die zij voor de opstelling van haar jaarrekening hanteert.

  7. Bij de waardering door verzekerings- en herverzekeringsondernemingen van activa en passiva met behulp van de marktconforme waarderingsmethoden die worden voorgeschreven bij de internationale standaarden voor jaarrekeningen die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 door de Commissie zijn goedgekeurd, dient een waarderingshiërarchie in acht te worden genomen waarbij het gebruik van op actieve markten genoteerde marktprijzen voor dezelfde activa of passiva de standaardmethode voor de waardering is, teneinde te waarborgen dat activa en passiva worden gewaardeerd tegen het bedrag waarvoor zij kunnen worden verhandeld (activa), dan wel overgedragen of afgewikkeld (passiva) tussen ter zake goed geïnformeerde, tot een transactie bereid zijnde partijen die onafhankelijk zijn. Deze benadering moet door alle ondernemingen worden gevolgd, ongeacht of bij internationale of andere waarderingsmethoden een verschillende waarderingshiërarchie in acht wordt genomen.

  8. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen dienen over te gaan tot de opname en waardering van uitgestelde belastingvorderingen en -verplichtingen met betrekking tot alle posten die voor solvabiliteitsdoeleinden of in de fiscale balans zijn opgenomen, teneinde te garanderen dat alle bedragen in aanmerking zijn genomen die tot toekomstige kasstromen uit belastingen aanleiding kunnen geven.

  9. De waardering van verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen moet de verplichtingen omvatten die met bestaande verzekerings- en herverzekeringsactiviteiten verband houden. Met toekomstige activiteiten verband houdende verplichtingen mogen bij de waardering niet in aanmerking worden genomen. Wanneer verzekerings- en herverzekeringsovereenkomsten aan verzekeringnemers geboden opties bevatten om de verzekerings- of herverzekeringsdekking in te stellen, te vernieuwen, te verlengen, te verhogen of te hervatten, dan wel aan ondernemingen geboden opties om de overeenkomst te beëindigen of premies of uitkeringen te wijzigen, dan moet een contractgrens worden bepaald om te specificeren of de uit deze opties voortvloeiende aanvullende dekking als bestaande of toekomstige bedrijfsactiviteiten worden beschouwd.

  10. Om de overdrachtwaarde van verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen te bepalen, moet bij de waardering van de verplichtingen rekening worden gehouden met de toekomstige kasstromen die met de opties tot vernieuwing van de overeenkomst verband houden, ongeacht de winstgevendheid daarvan, tenzij de vernieuwingsoptie inhoudt dat de verzekerings- of herverzekeringsonderneming uit economisch oogpunt dezelfde rechten met betrekking tot de vaststelling van de premies of uitkeringen van de vernieuwde overeenkomst zou hebben als die welke voor een nieuwe overeenkomst gelden.

  11. Om te voorkomen dat de analyse van de financiële positie van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming wordt vertekend, kunnen de technische voorzieningen van een portefeuille verzekerings- of herverzekeringsverplichtingen negatief zijn. Bij de berekening van technische voorzieningen mag geen ondergrens van nul gelden.

  12. De overdrachtwaarde van een verzekerings- of herverzekeringsverplichting kan lager zijn dan de afkoopwaarde van de onderliggende overeenkomsten. Bij de berekening van technische voorzieningen mogen geen ondergrenzen voor de afkoopwaarde gelden.

  13. Om te komen tot technische voorzieningen die met de overdrachtwaarde van verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen overeenstemmen, moet bij de berekening van de beste schatting rekening worden gehouden met toekomstige ontwikkelingen, zoals demografische, juridische, medische, technologische, sociale, ecologische en economische ontwikkelingen, die van invloed zullen zijn op de inkomende en uitgaande kasstromen die vereist zijn om de verplichtingen na te komen.

  14. Om te komen tot een beste schatting die met het in artikel 77, lid 2, van Richtlijn 2009/138/EG bedoelde kansgewogen gemiddelde van toekomstige kasstromen overeenstemt, moet in de kasstroomprognose die bij de berekening van de beste schatting wordt gehanteerd, met alle onzekerheden in de kasstromen rekening worden gehouden.

  15. De gekozen methode om de beste schatting te berekenen, moet in verhouding staan tot de aard, omvang en complexiteit van de risico's die door de verzekerings- of herverzekeringsonderneming worden gedragen. De methoden voor de berekening van de beste schatting omvatten onder meer simulatiemethoden, alsook deterministische en analytische technieken. Bij bepaalde levensverzekeringsovereenkomsten, en met name die welke aanleiding geven tot van beleggingsrendementen afhankelijke discretionaire uitkeringen of die welke financiële garanties en contractuele clausules bevatten, kunnen simulatiemethoden geschikter zijn voor de berekening van de beste schatting.

  16. Wanneer verzekerings- en herverzekeringsovereenkomsten financiële garanties en opties bevatten, kan de contante waarde van de uit deze overeenkomsten voortvloeiende kasstromen afhankelijk zijn van zowel de verwachte afloop van toekomstige gebeurtenissen en ontwikkelingen als van de mate waarin de werkelijke afloop in bepaalde scenario's eventueel van de verwachte afloop afwijkt. In de voor de berekening van de beste schatting gehanteerde methoden moet met dergelijke afhankelijkheden rekening worden gehouden.

  17. Onder de definitie van toekomstige discretionaire uitkeringen moeten ook de uitkeringen uit hoofde van verzekerings- en herverzekeringsovereenkomsten vallen die bovenop de gegarandeerde uitkeringen worden betaald en die uit de winstdeling van de verzekeringnemer voortvloeien. Aan indexen of beleggingen gekoppelde uitkeringen mogen daar niet onder vallen.

  18. De berekening van de risicomarge moet gebaseerd zijn op de veronderstelling dat de gehele portefeuille verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen aan een andere verzekerings- of herverzekeringsonderneming wordt overgedragen. Bij de berekening moet met name met de diversificatie van de gehele portefeuille rekening worden gehouden.

  19. De berekening van de risicomarge moet gebaseerd zijn op een projectie van het solvabiliteitskapitaalvereiste waarin met het risicolimiteringseffect van herverzekeringsovereenkomsten en special purpose vehicles rekening is gehouden. Het maken van afzonderlijke berekeningen van de risicomarge inclusief en exclusief herverzekeringsovereenkomsten en special purpose vehicles mag niet verplicht worden gesteld.

  20. De aanpassing voor het kredietrisico van de risicovrije basisrente moet worden bepaald aan de hand van marktrentepercentages die het in de variabele rente van renteswaps tot uiting komende kredietrisico weergeven. Om de aanpassing met inachtneming van de marktsusance te bepalen onder marktomstandigheden die vergelijkbaar zijn met die op de datum van de vaststelling van Richtlijn 2014/51/EU, met name voor de euro, moeten de daartoe gehanteerde marktrentepercentages overeenstemmen met de interbancaire rentepercentages voor drie maanden.

  21. Bij de bepaling van de laatste looptijd waarvoor obligatiemarkten in overeenstemming met artikel 77 bis van Richtlijn 2009/138/EG niet langer als diep, liquide en transparant kunnen worden beschouwd, mag de markt voor in euro luidende obligaties onder marktomstandigheden die vergelijkbaar zijn met die op de datum van de vaststelling van Richtlijn 2014/51/EU niet als diep en liquide worden beschouwd wanneer het cumulatieve volume van obligaties met looptijden langer dan of gelijk aan de laatste looptijd kleiner is dan 6 procent van het volume van alle obligaties op die markt.

  22. Wanneer van wanbetalingsstatistieken geen betrouwbare kredietspread kan worden afgeleid, zoals bij blootstellingen aan overheidsschuld, moet de fundamentele spread voor de berekening van de matchingopslag en de volatiliteitsaanpassing gelijk zijn aan het deel van het langetermijngemiddelde van de spread ten opzichte van de risicovrije basisrente als bedoeld in artikel 77 quater, lid 2, onder b) en c), van Richtlijn 2009/138/EG. Wat vorderingen op de centrale overheden en centrale banken van lidstaten betreft, moet de activaklasse het verschil tussen individuele lidstaten weergeven.

  23. Om overeenkomstig overweging (29) van Richtlijn 2014/51/EU de transparantie van de bepaling van de relevante risicovrije basisrente te verzekeren, moeten de methodologie, de aannamen en de verwijzingen naar de gegevens die de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (European Insurance and Occupational Pensions Authority, EIOPA) voor de berekening van de aanpassing aan de swaptarieven voor het kredietrisico, de volatiliteitsaanpassing en de fundamentele spread voor de matchingopslag hanteert, door de EIOPA worden bekendgemaakt als onderdeel van de technische informatie die de EIOPA op grond van artikel 77 sexies, lid 1, van Richtlijn 2009/138/EG moet publiceren.

  24. De segmentatie van verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen in branches en homogene risicogroepen moet de aard van de onderliggende risico's van de verplichting weerspiegelen. De aard van de onderliggende risico's kan een segmentatie rechtvaardigen die verschilt van de toewijzing van verzekeringsactiviteiten aan levensverzekeringsactiviteiten en schadeverzekeringsactiviteiten, van de in bijlage I bij Richtlijn 2009/138/EG vermelde schadeverzekeringsbranches en van de in bijlage II bij Richtlijn 2009/138/EG vermelde levensverzekeringsbranches.

  25. Bij het uitmaken of een methode voor de berekening van de technische voorzieningen evenredig is aan de aard, omvang en complexiteit van de risico's moet onder meer worden overgegaan tot een beoordeling van de modelfout van de methode. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen mogen er evenwel niet toe worden verplicht in het kader van deze beoordeling de precieze omvang van de modelfout te specificeren.

  26. Wanneer ondernemingen de toezichthoudende autoriteiten om toestemming verzoeken om de in artikel 77 ter, lid 1, van Richtlijn 2009/138/EG bedoelde matchingopslag te mogen gebruiken, moet het hun worden toegestaan verschillende in aanmerking komende verzekeringsproducten als één portefeuille te beschouwen, mits continu aan de voorwaarden voor de toestemming wordt voldaan en er geen juridische belemmeringen bestaan om de bedrijfsactiviteiten apart van de overige bedrijfsactiviteiten van de onderneming als één portefeuille te organiseren en te beheren.

  27. De goedkeuring van aanvullend vermogen dat in aanmerking komt om aan het solvabiliteitskapitaalvereiste van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming te voldoen, dient te worden gebaseerd op een beoordeling door de toezichthoudende autoriteiten van de ter zake dienende criteria. De verzekerings- of herverzekeringsonderneming die om de goedkeuring van een aanvullendvermogensbestanddeel verzoekt, moet tegenover de toezichthoudende autoriteiten echter aantonen dat aan de criteria is voldaan en tevens de toezichthoudende autoriteiten alle informatie verstrekken die zij nodig kunnen hebben om een dergelijke beoordeling te verrichten. De aanvragen tot goedkeuring van aanvullend vermogen moeten per geval door de toezichthoudende autoriteiten worden beoordeeld.

  28. Bij de behandeling van een aanvraag tot goedkeuring van aanvullend vermogen overeenkomstig artikel 90 van Richtlijn 2009/138/EG moeten de toezichthoudende autoriteiten de economische realiteit en de afdwingbaarheid in rechte onderzoeken van het aanvullendvermogensbestanddeel waarvoor om goedkeuring wordt verzocht.

  29. Tier 1-vermogen moet bestaan uit eigenvermogensbestanddelen die van hoge kwaliteit zijn en die verliezen volledig kunnen compenseren, zodat een verzekerings- of herverzekeringsonderneming haar bedrijf blijvend kan uitoefenen.

  30. Wanneer het economisch effect van een transactie of van een groep samenhangende transacties gelijkwaardig is aan het aanhouden door een verzekerings- of herverzekeringsonderneming van haar eigen aandelen, moet het positieve verschil tussen de activa en de verplichtingen worden verminderd om de bezwaring van dat deel van het eigen vermogen weer te geven.

  31. Bij de beoordeling of een afzonderlijk eigenvermogensbestanddeel een voldoende lange looptijd heeft, moet worden uitgegaan van de oorspronkelijke looptijd van dit bestanddeel. De gemiddelde looptijd van het totale eigen vermogen van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming, rekening houdend met de resterende looptijd van alle eigenvermogensbestanddelen, mag niet aanzienlijk korter zijn dan de gemiddelde looptijd van de verplichtingen van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming. In het kader van hun beoordeling van het eigen risico en de solvabiliteit moeten verzekerings- en herverzekeringsondernemingen ook nagaan of het totale bedrag aan eigen vermogen een voldoende lange looptijd heeft, rekening houdend met zowel de oorspronkelijke als de resterende looptijd van alle eigenvermogensbestanddelen en van alle verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen.

  32. Bij de beoordeling overeenkomstig artikel 93 van Richtlijn 2009/138/EG van het verliescompensatievermogen bij een liquidatie mag niet worden uitgegaan van een vergelijking tussen, enerzijds, het positieve verschil tussen activa en verplichtingen bij voortzetting van de bedrijfsactiviteiten en, anderzijds, het positieve verschil tussen activa en verplichtingen op basis van de veronderstelling dat ten aanzien van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming een liquidatieprocedure is geopend.

  33. Aangezien in de toekomst te ontvangen premies die met bestaande verzekerings- en herverzekeringsovereenkomsten verband houden, in de berekening van de technische voorzieningen zijn meegenomen, mag het in Tier 1 opgenomen bedrag van het positieve verschil tussen activa en verplichtingen niet worden aangepast om er de in toekomstige premies vervatte verwachte winst uit te verwijderen.

  34. Het gebruik van eigenvermogensbestanddelen met kenmerken die tot aflossing aanzetten, zoals contractuele verhogingen van het uit te keren dividend of verhogingen van de couponrente in combinatie met een calloptie, moet worden beperkt gezien de restricties op de terugbetaling of aflossing ervan ingeval het solvabiliteitskapitaalvereiste niet in acht wordt genomen; dergelijke bestanddelen mogen alleen bij Tier 2 of Tier 3 worden ingedeeld.

  35. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen moeten het positieve verschil tussen activa en verplichtingen onderverdelen in bedragen die met de vermogensbestanddelen in hun jaarrekening en een reconciliatiereserve overeenstemmen. De reconciliatiereserve kan positief of negatief zijn.

  36. Voor elk tier, met inbegrip van Tier 3, moet een volledige lijst van eigenvermogensbestanddelen worden gespecificeerd, zodat duidelijk is voor welke bestanddelen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen de toezichthoudende autoriteiten om toestemming moeten vragen voor de indeling ervan.

  37. Afgezonderde fondsen (ring-fenced funds) zijn regelingen waarbij een welbepaald samenstel van activa en passiva wordt beheerd als ging het om een afzonderlijke onderneming; dergelijke fondsen mogen geen conventionele aan indexen of beleggingen gekoppelde bedrijfsactiviteiten of herverzekeringsactiviteiten omvatten. De verminderde overdraagbaarheid van de activa van een afgezonderd fonds moet in aanmerking worden genomen bij de berekening van het positieve verschil tussen de activa en de verplichtingen van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming.

  38. Zowel levensverzekeringsactiviteiten als schadeverzekeringsactiviteiten kunnen tot afgezonderde fondsen aanleiding geven. Winstdeling houdt niet noodzakelijkerwijze afzondering in en mag niet worden gezien als de kenmerkende eigenschap van een afgezonderd fonds.

  39. Afgezonderde fondsen moeten beperkt blijven tot regelingen die het verliescompensatievermogen van bepaalde eigenvermogensbestanddelen bij voortzetting van de bedrijfsactiviteiten verminderen. Regelingen die alleen bij liquidatie op het verliescompensatievermogen van invloed zijn, mogen niet als afgezonderde fondsen worden beschouwd.

  40. Om dubbeltelling van eigen vermogen op individueel niveau, namelijk zowel in de verzekerings- als in de banksector te vermijden, moeten verzekerings- en herverzekeringsondernemingen van het bedrag van het kernvermogen alle deelnemingen in financiële en kredietinstellingen aftrekken welke meer dan 10 % bedragen van de Tier 1-eigenvermogensbestanddelen waarvoor geen beperkingen gelden. Deelnemingen in financiële en kredietinstellingen die in geaggregeerde vorm dezelfde drempelwaarde overschrijden, moeten gedeeltelijk naar evenredigheid in mindering worden gebracht. Aftrekken is niet noodzakelijk wanneer de deelnemingen van strategisch belang zijn en op die ondernemingen de in bijlage I bij Richtlijn 2002/87/EG beschreven methode voor de berekening van de groepssolvabiliteit wordt toegepast.

  41. Het grootste deel van het bedrag van het eigen vermogen dat voor de dekking van het minimumkapitaalvereiste en het solvabiliteitskapitaalvereiste in aanmerking komt, moet uit eigen vermogen van Tier 1 bestaan. Om te voorkomen dat de toepassing van de grenzen potentiële procyclische effecten teweegbrengt, moeten de grenzen op de in aanmerking komende bedragen van Tier 2- en Tier 3-bestanddelen op zodanige wijze worden toegepast dat een verlies aan eigen vermogen van Tier 1 niet resulteert in een verlies aan totaal in aanmerking komend eigen vermogen dat groter is dan dat verlies. De grenzen moeten derhalve van toepassing zijn voor zover het solvabiliteitskapitaalvereiste en het minimumkapitaalvereiste met eigen vermogen worden gedekt. Eigenvermogensbestanddelen die de grenzen overschrijden, mogen niet als in aanmerking komend eigen vermogen worden geteld.

  42. Bij de opstelling van lijsten van regionale overheden en lokale autoriteiten moet de EIOPA het vereiste in acht nemen dat er geen verschil in risico is tussen deze blootstellingen en blootstellingen aan de centrale overheid in wier rechtsgebied zij gevestigd zijn, doordat deze overheden en autoriteiten over de specifieke bevoegdheid beschikken om belastingen te heffen en omdat er bijzondere institutionele regelingen bestaan waardoor het risico van wanbetaling wordt beperkt. Het gevolg van de uitvoeringshandeling die overeenkomstig artikel 109 bis, lid 2, onder a), van Richtlijn 2009/138/EG met betrekking tot deze lijsten is vastgesteld, is dat directe blootstellingen aan in de lijsten opgenomen regionale overheden en lokale autoriteiten bij de berekening van de module marktrisico en de module tegenpartijkredietrisico van de standaardformule worden behandeld als blootstellingen aan de centrale overheid van het rechtsgebied waarin deze zijn gevestigd.

  43. Om te vermijden dat verkeerde prikkels worden gegeven om langetermijnovereenkomsten te herstructureren als hernieuwbare kortetermijnovereenkomsten, moet de in de standaardformule gehanteerde volumemaatstaf voor het premierisico bij de schade- en de SLT-ziekteverzekering op de economische realiteit van verzekerings- en herverzekeringsovereenkomsten zijn gebaseerd veeleer dan op de juridische vorm ervan. De volumemaatstaf moet daarom de verdiende premies omvatten die binnen de contractgrens van bestaande overeenkomsten vallen en die betrekking hebben op overeenkomsten die binnen de volgende twaalf maanden zullen worden ondertekend.

  44. Aangezien de verwachte winsten die in de in de toekomst te ontvangen premies uit hoofde van bestaande schade- en herverzekeringsovereenkomsten zijn vervat, in het in aanmerking komend eigen vermogen van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen zijn opgenomen, moet de module schadeverzekeringstechnisch risico het vervalrisico omvatten dat aan schade- en herverzekeringsovereenkomsten verbonden is.

  45. Wat het premierisico betreft, moet bij de berekening van het kapitaalvereiste voor het premie- en reserverisico bij schade- en ziekteverzekering worden uitgegaan van de in het verleden verdiende en de naar verwachting in de toekomst te verdienen premies, al naargelang welk bedrag het grootste is, om rekening te houden met de onzekerheid waarmee de in de toekomst te verdienen premies zijn omgeven. Wanneer een verzekerings- of herverzekeringsonderneming er echter op betrouwbare wijze voor kan zorgen dat de in de toekomst te verdienen premies de verwachte premies niet zullen overtreffen, moet bij de berekening alleen van de naar verwachting in de toekomst te verdienen premies worden uitgegaan.

  46. Om de gemiddelde kenmerken van levensverzekeringsverplichtingen weer te geven, moet bij de modellering van het risico van massaal verval in de standaardformule voor het solvabiliteitskapitaalvereiste worden uitgegaan van de veronderstelling dat het risico dat verbonden is aan de opties die een cederende verzekerings- of herverzekeringsonderneming van een herverzekeringsovereenkomst kan uitoefenen, verwaarloosbaar is voor de accepterende verzekerings- of herverzekeringsonderneming.

  47. Om het verschillende risicoprofiel weer te geven van ziekteverzekeringsactiviteiten die op eenzelfde technische basis als die van levensverzekerings- (SLT-ziekteverzekering) en andere ziekteverzekeringsactiviteiten (NSLT-ziekteverzekering) worden uitgeoefend, moet de module ziekteverzekeringstechnisch risico verschillende ondermodules voor deze beide soorten verzekering omvatten.

  48. Om de gemiddelde kenmerken van levensverzekeringsverplichtingen weer te geven, moet bij de modellering van de modules levensverzekeringstechnisch risico en SLT-ziekteverzekeringstechnisch risico worden uitgegaan van de veronderstelling dat het risico dat aan de koppeling van verzekerings- en herverzekeringsuitkeringen aan de inflatie verbonden is, verwaarloosbaar is.

  49. Bij de scenariogebaseerde berekeningen van de ondermodules rampenrisico in de schade- en ziekteverzekeringsbranche van de standaardformule moet worden uitgegaan van de brutoverliezen die aan rampen zijn toe te schrijven, zonder aftrek van de bedragen die op herverzekeringsovereenkomsten en special purpose vehicles kunnen worden verhaald. Bij de bepaling van de uit het scenario voortvloeiende verandering in het kernvermogen moeten verzekerings- en herverzekeringsondernemingen met het risicolimiteringseffect van hun specifieke herverzekeringsovereenkomsten en special purpose vehicles rekening houden.

  50. Om de gemiddelde kenmerken van schadeverzekeringsverplichtingen weer te geven, moet bij de modellering van het aansprakelijkheidsrisico in de ondermodule rampenrisico in de schadeverzekeringsbranche van de standaardformule worden uitgegaan van de veronderstelling dat het risico van de accumulatie van een groot aantal soortgelijke schaden die door wettelijke-aansprakelijkheidsverzekeringsverplichtingen worden gedekt, verwaarloosbaar is.

  51. Om de gemiddelde kenmerken van schadeverzekeringsverplichtingen weer te geven, moet bij de modellering van het risico van massale ongevallen in de standaardformule worden uitgegaan van de veronderstelling dat de blootstelling van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen aan het risico van massale ongevallen in derde landen die geen specifieke Europese landen zijn, verwaarloosbaar is voor de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en verzekeringsgroepen die onder Richtlijn 2009/138/EG vallen. Daarbij moet tevens worden uitgegaan van de veronderstelling dat het risico van massale ongevallen verbonden aan arbeidsongevallenverzekeringsactiviteiten verwaarloosbaar is.

  52. Om de gemiddelde kenmerken van schadeverzekeringsverplichtingen weer te geven, moet bij de modellering van het ongevallenconcentratierisico in de standaardformule worden uitgegaan van de veronderstelling dat het ongevallenconcentratierisico verbonden aan andere ziektekostenverzekerings- en inkomensbeschermingverzekeringsactiviteiten dan groepsovereenkomsten verwaarloosbaar is.

  53. Om in de kalibratie van de standaardformule het empirisch bewijs over natuurrampen weer te geven, moet bij de modellering van het natuurramprisico worden uitgegaan van geografische indelingen die voldoende homogeen zijn wat het risico betreft waaraan verzekerings- en herverzekeringsondernemingen zijn blootgesteld. De risicogewichten van die indelingen moeten op zodanige wijze zijn gespecificeerd dat zij de verhouding jaarlijks verlies/verzekerd bedrag voor de relevante branches weergeven aan de hand van een VaR-maatstaf met een betrouwbaarheidsgraad van 99,5 %. De correlatiecoëfficiënten tussen deze geografische indelingen moeten op zodanige wijze worden gekozen dat zij de afhankelijkheid tussen de relevante risico's in de geografische indelingen weergeven, rekening houdend met elke niet-lineariteit van de afhankelijkheid.

  54. Om bij de berekening van het kapitaalvereiste voor het natuurramprisico de werkelijke risicoblootstelling van de onderneming in de standaardformule weer te geven, moet het verzekerde bedrag op zodanige wijze worden bepaald dat rekening wordt gehouden met de contractuele limieten voor de vergoeding voor rampen.

  55. De module marktrisico van de standaardformule moet gebaseerd zijn op de veronderstelling dat de gevoeligheid van activa en passiva voor veranderingen in de volatiliteit van de marktparameters verwaarloosbaar is.

  56. In de kalibratie van het renterisico voor langere looptijden moet tot uiting komen dat de ultimate forward rate waarnaar de risicovrije rentetermijnstructuur convergeert, stabiel is in de tijd en alleen verandert als gevolg van veranderingen in de langetermijnverwachtingen.

  57. Bij de berekening van de standaardformule moeten verzekerings- en herverzekeringsondernemingen aangeven welke van hun verbonden ondernemingen een strategisch karakter hebben. De kalibratie van de ondermodule aandelenrisico op de investeringen in verbonden ondernemingen die een strategisch karakter hebben, moet de waarschijnlijke vermindering van de volatiliteit van hun waarde weerspiegelen welke uit hun strategische karakter voortvloeit en de invloed die de deelnemende onderneming op die verbonden ondernemingen uitoefent.

  58. De ondermodule aandelenrisico op basis van looptijd moet worden gebaseerd op de veronderstelling dat overeenkomstig artikel 304 van Richtlijn 2009/138/EG de in artikel 304 van Richtlijn 2009/138/EG bedoelde typische houdperiode van aandelenbeleggingen consistent is met de gemiddelde looptijd van verplichtingen.

  59. Om de effecten van procycliciteit te vermijden, moet de periode voor het symmetrische aanpassingsmechanisme aan de ondermodule aandelenrisico voor een evenwicht zorgen tussen het handhaven van de risicogevoeligheid van de ondermodule en het weerspiegelen van de doelstelling van de symmetrische aanpassing.

  60. Wanneer bij de berekening van de beste schatting van verzekerings- of herverzekeringsverplichtingen een matchingopslag wordt toegepast, moet bij de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste in de ondermodule spreadrisico het effect van veranderingen in activaspreads op de matchingopslag en aldus op de waarde van de technische voorzieningen worden weergegeven.

  61. Aangezien het risicoprofiel van in derde landen gelegen vastgoed niet wezenlijk verschilt van dat van in de Unie gelegen vastgoed, moeten deze beide soorten blootstellingen in de ondermodule vastgoedrisico van de standaardmodule op dezelfde wijze worden behandeld.

  62. Daar concentratierisico meestal wordt veroorzaakt door een gebrek aan diversificatie van uitgevende instellingen waaraan verzekerings- en herverzekeringsondernemingen zijn blootgesteld, moet bij de ondermodule concentratierisico van de standaardformule worden uitgegaan van de veronderstelling dat de geografische of sectorale concentratie van de door de verzekerings- of herverzekeringsonderneming aangehouden activa verwaarloosbaar is.

  63. Bij de ondermodule tegenpartijrisico van de standaardformule moet worden uitgegaan van de veronderstelling dat bij blootstellingen die kunnen worden gediversifieerd en waarbij de tegenpartij waarschijnlijk een rating heeft (blootstellingen van type 1), de verliezen bij wanbetaling op tegenpartijen die niet tot dezelfde groep behoren, los staan van elkaar en de verliezen bij wanbetaling op tegenpartijen die tot dezelfde groep behoren, niet los staan van elkaar.

  64. Om ervoor te zorgen dat het kredietrisico met betrekking tot alle tegenpartijen waaraan verzekerings- en herverzekeringsondernemingen zijn blootgesteld, wordt weergegeven in het solvabiliteitskapitaalvereiste dat met behulp van de standaardformule wordt berekend, moeten alle blootstellingen die noch door de ondermodule spreadrisico, noch door de module tegenpartijrisico als blootstellingen van type 1 worden weergegeven, in de module tegenpartijrisico als blootstellingen van type 2 worden weergegeven.

  65. De module tegenpartijrisico van de standaardformule moet het economische effect van zekerheidsovereenkomsten in geval van wanbetaling van de tegenpartij weergeven. Er moet met name worden nagegaan of de volledige eigendom van de zekerheid al dan niet wordt overgedragen. Er moet ook worden nagegaan of in geval van insolventie van de tegenpartij bij de bepaling van het proportionele aandeel van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming in de insolvente boedel van de tegenpartij dat de zekerheid overtreft, rekening wordt gehouden met het feit dat de onderneming de zekerheid ontvangt.

  66. Conform de in artikel 104, leden 1, 3 en 4, van Richtlijn 2009/138/EG beschreven benadering moet het kernsolvabiliteitskapitaalvereiste een extra risicomodule omvatten voor de specifieke risico's die uit de opgenomen en voor solvabiliteitsdoeleinden gewaardeerde immateriële activa voortvloeien en die niet elders in het solvabiliteitskapitaalvereiste zijn meegenomen.

  67. De module operationeel risico van de standaardformule geeft het uit inadequate of falende interne processen, personeelsleden of systemen, dan wel uit externe gebeurtenissen voortvloeiende risico weer in de vorm van een op factoren gebaseerde berekening. In dit verband worden de technische voorzieningen, de tijdens de voorgaande twaalf maanden verdiende premies en de tijdens de voorgaande twaalf maanden gemaakte kosten als passende volumemaatstaven beschouwd om dit risico weer te geven. De laatstgenoemde volumemaatstaf is alleen relevant voor levensverzekeringsovereenkomsten waarbij het risico door de verzekeringnemer wordt gedragen. Gezien het feit dat verwervingskosten in de verschillende verzekeringsbedrijfsmodellen op uiteenlopende wijze worden toegepast, mogen deze kosten niet in aanmerking worden genomen in de volumemaatstaf voor de tijdens de voorgaande twaalf maanden gemaakte kosten. Om te garanderen dat het kapitaalvereiste voor het operationele risico aan de in artikel 101 van Richtlijn 2009/138/EG vastgelegde betrouwbaarheidsgraad blijft voldoen, dient de module operationeel risico aan een nieuw onderzoek te worden onderworpen in het kader van de in overweging (150) bedoelde evaluatie door de Commissie van de methoden, aannamen en standaardparameters die bij de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste met behulp van de standaardformule worden gebruikt. Bij deze evaluatie moet de aandacht in het bijzonder uitgaan naar levensverzekeringsovereenkomsten waarbij het risico door de verzekeringnemer wordt gedragen.

  68. Bij de berekening van de correctie voor het verliescompensatievermogen van technische voorzieningen en uitgestelde belastingen moet dubbeltelling van het risicolimiteringseffect van toekomstige discretionaire uitkeringen of uitgestelde belastingen worden voorkomen.

  69. Toekomstige discretionaire uitkeringen zijn gewoonlijk een kenmerk van levens- en SLT-ziekteverzekeringsovereenkomsten. Bij de aanpassing voor het verliescompensatievermogen van technische voorzieningen moet bijgevolg rekening worden gehouden met het van toekomstige discretionaire uitkeringen uitgaande limiteringseffect met betrekking tot het levensverzekeringstechnische risico, het SLT-ziekteverzekeringstechnische risico, het rampenrisico in de ziekteverzekeringsbranche, het marktrisico en het tegenpartijrisico. Om de complexiteit van de standaardformule en de uit de berekening voortvloeiende lasten voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen te beperken, mag de aanpassing niet van toepassing zijn op de risico's in de schadeverzekeringsbranche en de NSLT-ziekteverzekeringsbranche. Daar het niet uitgesloten is dat verliezen uit hoofde van inadequate of falende interne processen, personeelsleden of systemen, dan wel uit hoofde van externe gebeurtenissen niet effectief door toekomstige discretionaire uitkeringen worden gecompenseerd, mag de aanpassing niet op het operationele risico van toepassing zijn.

  70. Bij de inaanmerkingneming van risicolimiteringstechnieken in het kader van de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste moet de economische realiteit van de gehanteerde techniek worden weergegeven en moet uitsluitend rekening worden gehouden met risicolimiteringstechnieken die het risico effectief buiten de verzekerings- of herverzekeringsonderneming onderbrengen.

  71. Bij het nagaan of er een effectieve overdracht van het risico heeft plaatsgevonden, moeten alle aspecten van de risicolimiteringstechniek en van de regelingen tussen de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en hun tegenpartijen worden bestudeerd. Bij risicolimitering via herverzekering mag het feit dat een significante variatie in ofwel het bedrag, ofwel het tijdstip van de betalingen door de herverzekeraar weinig waarschijnlijk is, op zichzelf niet betekenen dat de herverzekeraar geen risico draagt.

  72. Bij de scenariogebaseerde berekeningen van de standaardformule voor het solvabiliteitskapitaalvereiste moet worden uitgegaan van het effect van op dat moment heersende stresssituaties en mogen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen geen rekening houden met risicolimiteringstechnieken die berusten op een toekomstig optreden van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, zoals dynamische afdekkingsstrategieën of toekomstige beheeractiviteiten op het tijdstip waarop de stresssituatie zich voordoet. Dynamische afdekkingsstrategieën en toekomstige beheeractiviteiten moeten worden onderscheiden van doorlopende afdekkingsregelingen, waarbij een risicolimiteringstechniek op dat moment in werking is en op het moment waarop hij afloopt door een soortgelijke regeling zal worden vervangen, ongeacht de solvabiliteitspositie van de onderneming.

  73. Om een situatie te vermijden waarin de doeltreffendheid van een risicolimiteringstechniek door het bestaan van basisrisico wordt ondermijnd, met name wegens een valutamismatch, moeten ondernemingen materieel basisrisico in de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste meenemen. Wanneer materieel basisrisico niet in de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste is meegenomen, mag de risicolimiteringstechniek niet in aanmerking worden genomen.

  74. Het bestaan van winstdelingsregelingen waarbij winsten aan verzekeringnemers of begunstigden worden toegewezen, moet op passende wijze in de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste tot uiting komen.

  75. Wanneer de berekening van het kapitaalvereiste voor een risicomodule of -ondermodule van het kernsolvabiliteitskapitaalvereiste op het effect van bidirectionele scenario's op het kernvermogen is gebaseerd, zoals bij het renterisico, het valutarisico of het vervalrisico, moet de verzekerings- of herverzekeringsonderneming bepalen welk scenario het kernvermogen van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming als geheel het sterkst negatief beïnvloedt. Bij die bepaling moet, in voorkomend geval, rekening worden gehouden met de gevolgen van winstdeelneming en de betaling van toekomstige discretionaire uitkeringen op het niveau van het afgezonderd fonds. Het op deze wijze bepaalde scenario moet het relevante scenario zijn om het theoretische solvabiliteitskapitaalvereiste voor elk afgezonderd fonds te berekenen.

  76. Om toekomstige herzieningen van correlatieparameters op basis van passende empirische gegevens (zoals veranderingen in sterftecijfers en vervalpercentages voor levensverzekeringsverplichtingen en gecombineerde ratio's of uitloopratio's van voorzieningen voor schadeverzekeringsverplichtingen) te kunnen voorbereiden, dient de EIOPA passende gegevens van de toezichthoudende autoriteiten te ontvangen. De toezichthoudende autoriteiten zouden deze gegevens van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen moeten ontvangen als onderdeel van de aan toezichthouders te rapporteren informatie. Deze informatie is immers noodzakelijk voor toezichtdoeleinden en de verstrekking ervan zou bijgevolg geen extra lasten voor ondernemingen met zich mee mogen brengen.

  77. Bij het uitbrengen van een advies over een actualisering van correlatieparameters moet de EIOPA ermee rekening houden of de toepassing van de geactualiseerde correlatieparameters door verzekerings- en herverzekeringsondernemingen zou resulteren in een totaal solvabiliteitskapitaalvereiste dat strookt met de in artikel 101 van Richtlijn 2009/138/EG vastgelegde beginselen, en of de afhankelijkheden tussen risico's een niet-lineair karakter hebben, dan wel of er bij extreme scenario's sprake is van een gebrek aan diversificatie, in welk geval de EIOPA alternatieve afhankelijkheidsmaatstaven voor de kalibratie van actualiseringen van de correlatieparameters moet overwegen.

  78. Diverse aspecten van interne modellen zullen waarschijnlijk in de tijd veranderen naarmate de kennis van risicomodellering verbetert; bij hun beoordeling van het interne model dienen toezichthoudende autoriteiten dan ook met actuele informatie en praktijken rekening te houden om ervoor te zorgen dat dit model gelijke tred houdt met de recente ontwikkelingen.

  79. Een intern model kan alleen een belangrijke rol bij het governancesysteem van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming spelen wanneer het aan het bedrijf van de onderneming is aangepast en wordt begrepen door de personen die hun beslissingen op de outputs ervan baseren. De gebruikstest van interne modellen moet er daarom voor zorgen dat goedgekeurde interne modellen geschikt zijn voor het bedrijf van de onderneming en worden begrepen door de personen die de onderneming daadwerkelijk besturen.

  80. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die het solvabiliteitskapitaalvereiste op basis van een intern model berekenen, dienen het interne model op zodanige wijze in hun risicomanagementsysteem en in hun besluitvormingsprocessen te gebruiken dat stimulansen worden gecreëerd om de kwaliteit van het interne model zelf te verbeteren.

  81. Het in artikel 120 van Richtlijn 2009/138/EG vastgelegde vereiste dat het interne model algemeen moet worden gebruikt in en een belangrijke rol moet spelen bij hun governancesysteem, mag er niet toe leiden dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen blindelings op de output van het interne model vertrouwen. De ondernemingen mogen geen op de output van het interne model gebaseerde beslissingen nemen zonder zich vragen te stellen over de geschiktheid van het model. Zij moeten zich bewust zijn van de beperkingen van het interne model en daarmee rekening houden bij het nemen van hun beslissingen.

  82. Aangezien er overeenkomstig artikel 121, lid 4, van Richtlijn 2009/138/EG geen specifieke methode voor de berekening van de kansverdelingsprognose wordt voorgeschreven en aangezien interne modellen aan het specifieke bedrijf van de verzekerings- en herverzekeringsonderneming moeten zijn aangepast, kunnen interne modellen aanzienlijk verschillen wat betreft de methode, de informatie, de aannamen en de gegevens die voor het interne model en de valideringsprocessen ervan worden gebruikt. De statistische kwaliteitsnormen en de valideringsnormen dienen derhalve op beginselen gebaseerd te blijven en alleen specifieke minimumvereisten te bevatten. Om dezelfde reden mogen de documentatienormen geen volledige lijst van documenten bevatten, maar slechts een minimumlijst van documenten die voor elk intern model voorhanden moeten zijn. De documentatie van ondernemingen dient alle aanvullende informatie te bevatten die noodzakelijk is om aan de documentatienormen voor interne modellen te voldoen.

  83. Om te garanderen dat het interne model actueel is en hun risicoprofiel optimaal weerspiegelt, dienen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen kennis te hebben van de relevante actuariële ontwikkelingen en de vaste marktpraktijk op het gebied van risicomodellering. Dat houdt echter niet in dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen hun interne model altijd aan de vaste marktpraktijk moeten aanpassen. In vele gevallen kan het immers noodzakelijk blijken om van de vaste marktpraktijk af te wijken om tot een passend intern model te komen.

  84. Interne modellen zijn doorgaans gebaseerd op een grote hoeveelheid gegevens die uit velerlei bronnen afkomstig zijn, uiteenlopende kenmerken vertonen en van wisselende kwaliteit zijn. Om te garanderen dat de voor het interne model gebruikte gegevens deugdelijk zijn, dienen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen gegevens op een transparante en gestructureerde wijze te verzamelen, te verwerken en toe te passen.

  85. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen dienen vrij te kunnen beslissen over de structuur van het interne model dat het best bij hun risico's aansluit. Dat dient te gebeuren onder voorbehoud van de goedkeuring van de toezichthoudende autoriteiten. Bij gedeeltelijk interne modellen kan het passender zijn verschillende componenten afzonderlijk te berekenen en deze direct in de standaardformule te integreren zonder verdere aggregatie in het interne model. In dat geval dient voor elke component een kansverdelingsprognose te worden berekend.

  86. Elke techniek om een gedeeltelijk intern model in de standaardformule voor de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste te integreren, maakt deel uit van het interne model in kwestie en dient samen met de andere componenten van het gedeeltelijk interne model aan de desbetreffende vereisten van Richtlijn 2009/138/EG te voldoen.

  87. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen dienen het lineaire minimumkapitaalvereiste te berekenen met behulp van een standaardberekening, ongeacht of de onderneming voor de berekening van haar solvabiliteitskapitaalvereiste de standaardformule of een intern model gebruikt.

  88. Voor de berekening van de in artikel 129, lid 3, van Richtlijn 2009/138/EG bedoelde boven- en ondergrens van het minimumkapitaalvereiste mogen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen er niet toe worden verplicht driemaandelijks een solvabiliteitskapitaalvereiste te berekenen. Wanneer de berekening van het minimumkapitaalvereiste niet met een jaarlijkse berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste samenvalt, dienen ondernemingen in overeenstemming met artikel 102 van Richtlijn 2009/138/EG het laatst berekende solvabiliteitskapitaalvereiste te gebruiken.

  89. In overeenstemming met het in artikel 132 van Richtlijn 2009/138/EG beschreven „prudent person”-beginsel en met het oog op het waarborgen van de samenhang tussen de sectoren, dienen de belangen van ondernemingen die leningen „herverpakken” in verhandelbare effecten en andere financiële instrumenten (initiators, sponsors of oorspronkelijke kredietverstrekkers) en de belangen van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die in deze effecten of instrumenten beleggen, op elkaar te worden afgestemd. Om deze afstemming te realiseren, moet het verzekerings- en herverzekeringsondernemingen enkel zijn toegestaan in dergelijke effecten of instrumenten te beleggen wanneer de initiator, sponsor of oorspronkelijke kredietverstrekker een wezenlijk netto economisch belang in de onderliggende activa aanhoudt. Het voor de initiator, sponsor of oorspronkelijke kredietverstrekker geldende vereiste om een wezenlijk netto economisch belang in de onderliggende activa aan te houden, moet ook van toepassing zijn wanneer er van meerdere initiators, sponsors of oorspronkelijke kredietverstrekkers sprake is. Om een eventuele omzeiling van de vereisten te voorkomen, misverstanden te vermijden en het taalgebruik af te stemmen op dat in de Uniewetgeving tot regeling van de werkzaamheden van kredietinstellingen, moet de term „belegging in securitisatieposities” worden gebruikt in plaats van de term „belegging in op herverpakte kredieten gebaseerde verhandelbare effecten of andere financiële instrumenten”.

  90. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die in securitisatie beleggen, dienen een breed en diepgaand inzicht in de belegging en de daaraan ten grondslag liggende blootstellingen te hebben. Om dat inzicht te bereiken, mogen ondernemingen hun beleggingsbeslissing pas nemen na het verrichten van grondig onderzoek, dat hun voldoende kennis van en informatie over de securitisatie heeft opgeleverd.

  91. Om ervoor te zorgen dat de uit securitisatieposities voortvloeiende risico's op passende wijze in de kapitaalvereisten van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen worden weergegeven, is het noodzakelijk regels op te nemen die in een risicogevoelige en een uit prudentieel oogpunt degelijke behandeling van dergelijke beleggingen voorzien, naargelang van de aard en het acceptatieproces van onderliggende blootstellingen, alsook van structurele en transparantiekenmerken. Securitisaties die aan deze vereisten voldoen, moeten in de ondermodule spreadrisico op een welbepaalde manier worden behandeld om recht te doen aan hun lager risicoprofiel. Gezien het feit dat alleen de tranches van de hoogste rang voor een dergelijke behandeling in aanmerking komen, en in het licht van de kredietverbetering die inherent is aan de tranches van de hoogste rang in vergelijking met de gehele pool van onderliggende blootstellingen, is het passend om de spreadrisicofactoren voor dergelijke posities te beperken tot het niveau van de spreadrisicofactor die op de onderliggende posities van toepassing zou zijn, namelijk tot het niveau van de risicofactor van 3 % per jaar van de op leningen zonder rating toepasselijke duration. Deze benadering dient aan een nieuw onderzoek te worden onderworpen in het kader van de in overweging (150) bedoelde evaluatie door de Commissie van de methoden, aannamen en standaardparameters die bij de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste met behulp van de standaardformule worden gebruikt.

  92. Om toezicht- en regelgevingsarbitrage te voorkomen, dienen de regels inzake securitisatie van toepassing te zijn op grond van het beginsel dat de economische realiteit boven de juridische vorm gaat. Daartoe is er een duidelijke en alomvattende definitie van securitisatie nodig waaronder elke transactie of regeling valt waarbij het kredietrisico dat aan een blootstelling of pool van blootstellingen verbonden is, in tranches wordt onderverdeeld. Een blootstelling die aanleiding geeft tot een directe betalingsverplichting voor een transactie of regeling die wordt gebruikt om materiële activa te financieren of te beheren, dient niet te worden beschouwd als een blootstelling in het kader van een securitisatie, zelfs als de transactie of regeling betalingsverplichtingen met een verschillende rangorde inhoudt.

  93. Een goede governance vormt niet alleen de grondslag voor een degelijk en doeltreffend bestuur van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, maar is ook een essentieel onderdeel van het toezicht- en regelgevingskader. Het governancesysteem van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming moet gebaseerd zijn op een passende en transparante verdeling van de toezicht- en bestuursverantwoordelijkheden met de bedoeling een doelmatige besluitvorming te waarborgen, belangenconflicten te voorkomen en een doeltreffend bestuur van de onderneming te garanderen.

  94. Een basisprincipe van goede governance is dat geen enkele individuele persoon tot besluitvorming bevoegd mag zijn zonder dat er van enigerlei vorm van controle sprake is. Daarom dient elk significant besluit met betrekking tot de onderneming door ten minste een andere persoon te worden getoetst voordat het wordt uitgevoerd.

  95. Met het oog op de goede werking van het risicomanagementsysteem dienen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen met betrekking tot essentiële aspecten van hun bedrijf onder meer werkwijzen en procedures vast te stellen, te implementeren, in stand te houden en te monitoren die passend zijn voor het risicomanagementbeleid van de onderneming.

  96. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen moeten voorzien in passende interne controles om ervoor te zorgen dat alle personen met uitvoerende en toezichtverantwoordelijkheden handelen in overeenstemming met de doelstellingen van de onderneming en met de toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen.

  97. Om een economische waardering te garanderen die betrouwbaar, accuraat en in overeenstemming met artikel 75 van Richtlijn 2009/138/EG is, is het van belang passende interne controles voor de waardering van activa en passiva van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen vast te stellen en te implementeren, welke tevens een onafhankelijke evaluatie en verificatie van de gehanteerde informatie, gegevens en aannamen omvatten.

  98. Teneinde te garanderen dat de technische voorzieningen in overeenstemming met de artikelen 76 tot en met 85 van Richtlijn 2009/138/EG worden gewaardeerd, dient het governancesysteem van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen een valideringsproces voor de berekening van de technische voorzieningen te omvatten.

  99. In de context van het governancesysteem moet een persoon of organisatorische eenheid die een functie uitoefent met het oog op het garanderen van zijn, respectievelijk haar, onafhankelijkheid, in staat zijn de bijbehorende taken objectief en vrij van invloeden te vervullen en relevante bevindingen rechtstreeks aan het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan te rapporteren. Teneinde de toezichthoudende autoriteit in staat te stellen, indien nodig, tijdig corrigerende maatregelen te treffen, dienen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen tijdig de toezichthoudende autoriteit in kennis te stellen van informatie over alle personen die de onderneming daadwerkelijk besturen of voor andere sleutelfuncties verantwoordelijk zijn, en van andere informatie die vereist is om de deskundigheid en betrouwbaarheid van deze personen te beoordelen. In het besef dat moet worden vermeden dat verzekerings- of herverzekeringsondernemingen of toezichthouders te zwaar worden belast, behoeft deze kennisgeving door verzekerings- en herverzekeringsondernemingen echter niet van tevoren door de toezichthoudende autoriteit te worden goedgekeurd. Ingeval de toezichthoudende autoriteit concludeert dat een persoon niet aan de in Richtlijn 2009/138/EG vastgelegde deskundigheids- en betrouwbaarheidsvereisten voldoet, moet zij de bevoegdheid hebben van de onderneming te eisen dat zij de betrokken persoon vervangt.

  100. Om de reputatie te beoordelen van de personen die de onderneming daadwerkelijk besturen of andere sleutelfuncties vervullen, dient het vroegere gedrag van die personen te worden onderzocht om na te gaan of zij mogelijk niet in staat blijken hun taken doeltreffend te vervullen in overeenstemming met de toepasselijke regels en richtsnoeren. Informatie over vroeger gedrag kan informatie zijn die afkomstig is van strafregisters of financiële bescheiden. Het beroepsgedrag dat een persoon in het verleden heeft vertoond, kan aanwijzingen verschaffen voor de integriteit van de betrokken persoon.

  101. Om ervoor te zorgen dat de uitbesteding van functies of werkzaamheden op doeltreffende wijze plaatsvindt en geen afbreuk doet aan de verplichtingen waaraan verzekerings- en herverzekeringsondernemingen krachtens Richtlijn 2009/138/EG moeten voldoen, is het noodzakelijk dat voorschriften worden vastgesteld voor de wijze waarop de dienstverlener moet worden gekozen, voor de schriftelijke overeenkomst die moet worden gesloten, en voor de voortdurende controle die door de betrokken verzekerings- of herverzekeringsonderneming op de dienstverlener moet worden uitgeoefend.

  102. Een beloningsbeleid en beloningspraktijken die ertoe aanzetten zodanige risico's te nemen dat de goedgekeurde risicotolerantielimieten van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen worden overschreden, kunnen het doeltreffend risicomanagement van dergelijke ondernemingen ondermijnen. Daarom is het noodzakelijk voorschriften voor de beloning vast te stellen die een prudente en gezonde bedrijfsvoering garanderen en tevens voorkomen dat beloningsregelingen het nemen van buitensporige risico's aanmoedigen.

  103. De omschrijving van de omstandigheden waarin opslagfactoren van het kapitaalvereiste mogen worden opgelegd en de te volgen methoden voor de berekening ervan moeten ervoor zorgen dat het gebruik van opslagfactoren van het kapitaalvereiste een doeltreffend en praktisch inzetbaar toezichtinstrument is voor de bescherming van verzekeringnemers en begunstigden via de berekening van een solvabiliteitskapitaalvereiste dat het algemene risicoprofiel van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming adequaat weergeeft. Opslagfactoren van het kapitaalvereiste hebben een positieve numerieke waarde. Bij de omschrijving dient er ook rekening mee te worden gehouden dat het noodzakelijk is voor soortgelijke omstandigheden tot consistente en gemeenschappelijke benaderingen te komen. In dit verband kunnen referentiepercentages en –limieten worden gehanteerd als aannamen om afwijkingen te beoordelen, maar deze mogen niet afdoen aan de hoofddoelstelling dat passende opslagfactoren voor de verzekerings- of herverzekeringsonderneming in kwestie moeten worden vastgesteld.

  104. Voor de toepassing van artikel 138, lid 4, van Richtlijn 2009/138/EG moet de EIOPA bij het besluiten of de herstelperiode moet worden verlengd en bij het bepalen of er sprake is van uitzonderlijke ongunstige omstandigheden met gevolgen voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die een significant marktaandeel of deel van de getroffen verzekeringsbranches vertegenwoordigen, rekening houden met alle relevante factoren op het niveau van de getroffen markt of branches, met inbegrip van die welke in deze verordening zijn vermeld.

  105. Voor de toepassing van artikel 138, lid 4, van Richtlijn 2009/138/EG moet de toezichthoudende autoriteit bij het bepalen van de duur van een dergelijke verlenging voor een gegeven verzekerings- of herverzekeringsonderneming, met inachtneming van het in artikel 138, lid 4, vastgelegde maximum van zeven jaar, rekening houden met alle relevante factoren die kenmerkend zijn voor de onderneming, met inbegrip van die welke in deze verordening zijn vermeld.

  106. Op grond van Richtlijn 2009/138/EG moeten verzekerings- en herverzekeringsondernemingen informatie over hun solvabiliteit en financiële positie bekendmaken. De gedetailleerde en geharmoniseerde vereisten die gelden voor de bekend te maken informatie en voor de wijze waarop deze bekendmaking dient te geschieden, moeten van dien aard zijn dat zij in de gehele Unie gelijkwaardige marktvoorwaarden en een vlotte werking van de verzekerings- en herverzekeringsmarkten waarborgen en tevens een effectieve integratie van de verzekerings- en herverzekeringsmarkten overal in de Unie faciliteren.

  107. De toepassing van het evenredigheidsbeginsel bij de openbaarmakingsplicht moet voorkomen dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen informatie moeten bekendmaken die niet relevant is voor hun bedrijf of die niet van materieel belang is.

  108. Wanneer wordt verwezen naar uit hoofde van andere wettelijke of bestuursrechtelijke voorschriften bekendgemaakte gelijkwaardige informatie, moeten deze verwijzingen direct naar de informatie zelf leiden en mag het niet gaan om verwijzingen naar een algemeen document.

  109. Wanneer toezichthoudende autoriteiten verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in overeenstemming met artikel 53, leden 1 en 2, van Richtlijn 2009/138/EG toestaan om bepaalde informatie niet bekend te maken, mag deze toestemming alleen geldig blijven zolang de reden voor de niet-bekendmaking blijft bestaan. Wanneer deze reden wegvalt, en pas vanaf die datum, dienen verzekerings- en herverzekeringsonderneming de desbetreffende informatie bekend te maken.

  110. Richtlijn 2009/138/EG schrijft voor dat lidstaten ervoor moeten zorgen dat toezichthoudende autoriteiten bevoegd zijn om alle voor toezichtdoeleinden benodigde informatie te verlangen. Een essentieel onderdeel van deze informatie moet de informatie zijn die periodiek aan de toezichthoudende autoriteiten moet worden medegedeeld.

  111. Er dienen gedetailleerde en geharmoniseerde vereisten te worden vastgesteld die gelden voor de informatie die periodiek moet worden medegedeeld en voor de wijze waarop deze mededeling moet plaatsvinden, zodat een effectieve convergentie van het toezichtsproces van de toezichthoudende autoriteiten wordt bewerkstelligd.

  112. De informatie die verzekerings- en herverzekeringsondernemingen periodiek aan de toezichthoudende autoriteiten moeten rapporteren, omvat het rapport over de solvabiliteit en financiële positie. Daarnaast moeten zij een periodiek toezichtverslag indienen, dat de voor toezichtdoeleinden benodigde informatie bevat die een aanvulling vormt op de informatie die in het rapport over de solvabiliteit en financiële positie is opgenomen. In het belang van zowel de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen als de toezichthoudende autoriteiten dienen deze beide verslagen dezelfde structuur te hebben.

  113. Op basis van een in overeenstemming met artikel 36 van Richtlijn 2009/138/EG verrichte beoordeling van de risico's waarmee de verzekerings- of herverzekeringsonderneming wordt geconfronteerd, kunnen toezichthoudende autoriteiten verlangen dat het periodieke toezichtverslag jaarlijks wordt ingediend. Wanneer dat niet het geval is en verzekerings- en herverzekeringsondernemingen hun periodieke toezichtverslag slechts om de drie jaar indienen, moeten zij niettemin de toezichthoudende autoriteiten jaarlijks in kennis stellen van alle belangrijke ontwikkelingen die zich sinds de laatste rapportageperiode hebben voorgedaan.

  114. Op gezette tijden dient kwantitatieve en kwalitatieve informatie te worden bekendgemaakt of aan de toezichthoudende autoriteit te worden medegedeeld in de vorm van een beschrijvend verslag en kwantitatieve templates. De kwantitatieve templates dienen nader op de in het beschrijvende verslag verstrekte informatie in te gaan en deze, indien nodig, aan te vullen. In het verslag en de templates dient voldoende informatie, in aanvulling op de reeds in het rapport over de solvabiliteit en financiële positie gepresenteerde informatie, te worden verstrekt aan de toezichthoudende autoriteiten, zodat deze in staat zijn de uit hoofde van Richtlijn 2009/138/EG aan hen toebedeelde taken te vervullen, zonder dat zulks evenwel onnodige lasten voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen met zich meebrengt. De reikwijdte van de driemaandelijks in te dienen kwantitatieve templates dient beperkter te zijn dan de reikwijdte van de jaarlijks in te dienen kwantitatieve templates.

  115. De toepassing van het evenredigheidsbeginsel bij de toezichtrapportage moet voorkomen dat binnen de Unie gevestigde verzekerings- en herverzekeringsondernemingen of bijkantoren informatie moeten mededelen die niet relevant is voor hun bedrijf of die niet van materieel belang is.

  116. De in het kader van het toezichtsproces gehanteerde criteria en methoden dienen te worden bekendgemaakt. Deze dienen betrekking te hebben op de algemene middelen en maatregelen waarvan toezichthoudende autoriteiten gebruikmaken om de inachtneming van de vereisten van artikel 36, lid 2, van Richtlijn 2009/138/EG te toetsen en te evalueren, en met name om de adequaatheid van het risicomanagement van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en hun vermogen om ongunstige gebeurtenissen of veranderingen te doorstaan, te beoordelen.

  117. Met de bekendmaking van geaggregeerde statistische gegevens overeenkomstig artikel 31, lid 2, onder c), van Richtlijn 2009/138/EG wordt beoogd algemene informatie over zowel de nationale verzekeringssectoren als belangrijke werkzaamheden van de toezichthoudende autoriteiten zelf te verstrekken. De desbetreffende informatie dient betrekking te hebben op gegevens die zowel met kwantitatieve als met kwalitatieve vereisten samenhangen, en dient ook geaggregeerde nationale gegevens te omvatten die vergelijkbaar zijn in de tijd.

  118. Om de vergelijkbaarheid van de door de toezichthoudende autoriteiten bekendgemaakte informatie te garanderen, dient er een lijst te worden vastgesteld van de essentiële aspecten van de toepassing van het prudentiële kader waarover ten minste geaggregeerde gegevens door de toezichthoudende autoriteiten dienen te worden bekendgemaakt.

  119. De blootstelling van het special purpose vehicle moet altijd beperkt blijven om te waarborgen dat de activa van het special purpose vehicle gelijk zijn aan of groter zijn dan zijn geaggregeerde maximale risicoblootstelling.

  120. Wanneer een special purpose vehicle risico's van meer dan één verzekerings- of herverzekeringsonderneming overneemt, moet het betrokken special purpose vehicle te allen tijde beschermd blijven tegen liquidatieprocedures ten aanzien van gelijk welke andere verzekerings- of herverzekeringsonderneming die risico's aan het special purpose vehicle overdraagt.

  121. Bij de toetsing van de deskundigheids- en betrouwbaarheidsvereisten van aandeelhouders of leden met een gekwalificeerde deelneming in het special purpose vehicle en van personen die het special purpose vehicle daadwerkelijk besturen, moet, in voorkomend geval, rekening worden gehouden met soortgelijke vereisten als die welke voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen gelden.

  122. Aan de overdracht van risico van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming aan het special purpose vehicle en van het special purpose vehicle aan verstrekkers van leningen of financiering mogen geen transacties verbonden zijn die de effectieve risico-overdracht kunnen ondermijnen, zoals contractuele verrekeningsrechten of nevenovereenkomsten die erop gericht zijn de potentiële of feitelijke verliezen als gevolg van de risico-overdracht aan de verstrekkers van schuld of financiering en aan het special purpose vehicle te reduceren.

  123. Om te voorkomen dat de opneming van toekomstige betalingen de effectieve risico-overdracht van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming aan het special purpose vehicle ondermijnt, is het van belang dat het feit dat betalingen niet worden ontvangen, geen negatief effect sorteert op het kernvermogen van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming. Bij het uitmaken of er geen scenario is waarbij er zich een dergelijke situatie zou kunnen voordoen, moet de onderneming alle in de contractuele overeenkomsten beschouwde scenario's overwegen, tenzij het zeer weinig waarschijnlijk is dat die andere scenario's zich zullen voordoen.

  124. Krachtens artikel 220 van Richtlijn 2009/138/EG moet de solvabiliteit op groepsniveau worden berekend volgens methode 1 (methode op basis van consolidatie van jaarrekeningen), tenzij de uitsluitende toepassing van deze methode ongepast zou zijn. Bij het uitmaken of methode 2 (aftrek- en aggregatiemethode) moet worden gehanteerd in plaats van — of in combinatie met — methode 1, moet de groepstoezichthouder een aantal geharmoniseerde relevante elementen in aanmerking nemen. Eén van die elementen is of het gebruik van methode 1 te belastend zou zijn en de aard, omvang en complexiteit van de risico's van de groep van dien aard zijn dat het gebruik van methode 2 de resultaten van de berekening van de groepssolvabiliteit niet wezenlijk beïnvloedt. Wanneer in dit verband wordt nagegaan of het gebruik van methode 2 de resultaten van de berekening van de groepssolvabiliteit niet wezenlijk beïnvloedt, moet methode 2 met methode 1 worden vergeleken aan de hand van het geaggregeerde in aanmerking komend eigen vermogen van de groep en de geaggregeerde solvabiliteitskapitaalvereisten van de groep, berekend overeenkomstig Richtlijn 2009/138/EG, en niet met solvabiliteitsvereisten die in een gelijkwaardig derde land zijn vastgesteld.

  125. Wanneer een groep verbonden verzekerings- of herverzekeringsondernemingen van derde landen omvat, en wanneer de Commissie overeenkomstig artikel 227, leden 4 of 5, van Richtlijn 2009/138/EG gedelegeerde handelingen heeft aangenomen waarin de solvabiliteitsregelingen van die derde landen als gelijkwaardig of voorlopig als gelijkwaardig worden aangemerkt, moet de groepstoezichthouder, om gelijke concurrentievoorwaarden in derde landen te helpen realiseren, aan deze overweging voorrang geven bij het besluiten of methode 2 (aftrek en aggregatie) moet worden gebruikt in plaats van — of in combinatie met — methode 1 (consolidatie).

  126. In Richtlijn 2009/138/EG is bepaald dat indien de toezichthoudende autoriteiten van mening zijn dat bepaald eigen vermogen dat voor het solvabiliteitskapitaalvereiste van een verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming in aanmerking komt, niet effectief beschikbaar mag worden gesteld voor de dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep, bij de berekening alleen met dat eigen vermogen rekening mag worden gehouden voor zover het in aanmerking komt voor de dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste van de verbonden onderneming. In deze context moeten de toezichthoudende autoriteiten, bij het uitmaken of bepaald eigen vermogen van een verbonden onderneming niet effectief beschikbaar mag worden gesteld voor de groep, hun besluit baseren op het feit of er sprake is van beperkingen die een negatief effect sorteren op ofwel de fungibiliteit van de overeenkomstige eigenvermogensbestanddelen (d.w.z. of deze specifiek bedoeld zijn om bepaalde verliezen te compenseren), ofwel de overdraagbaarheid ervan (d.w.z. of er significante belemmeringen bestaan voor het overhevelen van eigenvermogensbestanddelen van de ene entiteit naar de andere). Bij deze beoordeling moeten toezichthoudende autoriteiten bijzondere aandacht besteden aan enigerlei minderheidsbelang in het eigen vermogen dat in aanmerking komt voor de dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste van een verzekerings- of herverzekeringsdochteronderneming, verzekerings- of herverzekeringsonderneming van een derde land, verzekeringsholding of gemengde financiële holding.

  127. Om te waarborgen dat de verzekeringnemers en begunstigden van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die deel uitmaken van een groep, afdoende beschermd zijn in geval van de liquidatie van ondernemingen die onder de reikwijdte van het groepstoezicht vallen, mogen eigenvermogensbestanddelen die door verzekeringsholdings en gemengde financiële holdings van de groep worden uitgegeven, niet als niet bezwaard worden beschouwd, tenzij de met die eigenvermogensbestanddelen samenhangende vorderingen van een lagere rang zijn dan de vorderingen van alle verzekeringnemers en begunstigden van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die deel uitmaken van de groep.

  128. Op het niveau van de groep moeten passende regels worden vastgesteld voor de behandeling van special purpose vehicles. In deze context mogen in Richtlijn 2009/138/EG omschreven special purpose vehicles die ofwel aan de daarin vastgelegde vereisten voldoen, ofwel door een toezichthoudende autoriteit van een derde land zijn gereglementeerd en aan gelijkwaardige vereisten voldoen, niet volledig worden geconsolideerd.

  129. Bij de berekening van de beste schatting van technische voorzieningen op groepsniveau volgens methode 1 (methode op basis van consolidatie van jaarrekeningen) moet worden uitgegaan van de veronderstelling dat de som van de beste schatting van de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming en een proportioneel deel van de beste schatting voor haar verbonden ondernemingen, elk aangepast voor intragroeptransacties, ongeveer gelijk is aan het bedrag dat de overeenkomstig de artikelen 75 tot en met 86 van Richtlijn 2009/138/EG verrichte berekening van de beste schatting voor de geconsolideerde verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen op het niveau van de groep zou opleveren. Met name wanneer bij die berekening beste schattingen van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen van derde landen worden gebruikt, moeten die beste schattingen aan die artikelen worden getoetst.

  130. Bij de berekening van de risicomarge van technische voorzieningen op groepsniveau volgens methode 1 (methode op basis van consolidatie van jaarrekeningen) moet worden uitgegaan van de veronderstelling dat de overdracht van de verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen van de groep afzonderlijk voor elke verzekerings- en herverzekeringsonderneming van de groep wordt uitgevoerd en dat de risicomarge geen diversificatie tussen de risico's van die ondernemingen mogelijk maakt. Wat de in artikel 73, leden 2 en 5, van Richtlijn 2009/138/EG bedoelde ondernemingen betreft, moet bij de berekening worden uitgegaan van de veronderstelling dat de overdracht van de portefeuille verzekeringsverplichtingen voor levens- en schadeverzekeringsactiviteiten afzonderlijk wordt uitgevoerd.

  131. Groepen kunnen vragen om twee soorten interne modellen te mogen gebruiken voor de berekening van hun geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep. Wanneer alleen voor de berekening van het geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep en niet voor de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste van een verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming in de groep van een intern model wordt gebruikgemaakt, dient artikel 230 van Richtlijn 2009/138/EG van toepassing te zijn. In deze context is het noodzakelijk te waarborgen dat de goedkeuring van een intern model dat uitsluitend voor de berekening van het geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep wordt gebruikt, door de groepstoezichthouder wordt verleend op een wijze die strookt met de bepalingen van genoemde richtlijn betreffende de goedkeuringsprocedure van op individueel niveau gehanteerde interne modellen, met inbegrip van de in artikel 114, lid 2, van genoemde richtlijn bedoelde uitvoeringsmaatregel. Om de samenwerking binnen het college van toezichthouders te bevorderen, is het noodzakelijk nader aan te geven hoe de groepstoezichthouder andere toezichthoudende autoriteiten bij het proces moet betrekken voordat hij zijn besluit over de aanvraag neemt.

  132. Wanneer een groep vraagt hetzelfde interne model te mogen gebruiken voor de berekening van zowel het geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep als het solvabiliteitskapitaalvereiste van een verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming in de groep, dan dient artikel 231 van Richtlijn 2009/138/EG van toepassing te zijn. Om in deze context te garanderen dat de groepstoezichthouder en de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten doelmatig samenwerken en met kennis van zaken een besluit nemen over het toestaan van het gebruik van dat interne model, is het noodzakelijk bepalingen vast te stellen betreffende de vereiste documentatie en betreffende de procedure voor het nemen van een gezamenlijk besluit over de aanvraag.

  133. De op grond van artikel 230 van Richtlijn 2009/138/EG verleende goedkeuring van een intern model dat uitsluitend voor de berekening van het geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep wordt gebruikt, moet elke toekomstige toestemming op grond van artikel 231 van genoemde richtlijn onverlet laten. Meer in het bijzonder moet bij elke aanvraag om het geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep samen met het solvabiliteitskapitaalvereiste van een verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming van de groep met behulp van een reeds op grond van artikel 230 van Richtlijn 2009/138/EG goedgekeurd model te mogen berekenen, de procedure van artikel 231 van genoemde richtlijn worden gevolgd.

  134. Groepen moeten om toestemming vragen om het geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep met behulp van een gedeeltelijk intern model te mogen berekenen, wanneer slechts sommige van de verbonden ondernemingen onder het toepassingsgebied van het interne model van de groep vallen, wanneer er sprake is van het in artikel 112, lid 2, van Richtlijn 2009/138/EG bedoelde beperkte toepassingsgebied, dan wel wanneer er sprake is van een combinatie van die factoren.

  135. Opdat een slechts bij de berekening van het geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep gehanteerd intern model algemeen wordt gebruikt in en een belangrijke rol speelt bij het governancesysteem van de groep, moet de output van dat interne model worden gebruikt door verzekerings- en herverzekeringsondernemingen waarvan de bedrijfsactiviteiten geheel of gedeeltelijk onder het toepassingsgebied van het interne model vallen. In deze context mag van die ondernemingen niet worden verlangd dat zij aan de vereisten van de gebruikstest voldoen alsof zij dat interne model voor de berekening van hun solvabiliteitskapitaalvereiste hanteerden. Voor die ondernemingen moet het vereiste om aan de gebruikstest te voldoen, worden beperkt tot de output van dat interne model en tot doel hebben een consequente toepassing van het risicomanagement- en internecontrolesysteem in de gehele groep te garanderen.

  136. Bij de beoordeling of aan de voorwaarden van artikel 236 van Richtlijn 2009/138/EG is voldaan, dienen de groepstoezichthouder en de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten met een aantal geharmoniseerde relevante criteria rekening te houden teneinde een geharmoniseerd toezicht op de groepssolvabiliteit van groepen met een gecentraliseerd risicomanagement te garanderen.

  137. Om tot een efficiënte samenwerking bij het toezicht op verzekerings- of herverzekeringsdochterondernemingen in een groep met een gecentraliseerd risicomanagement als bedoeld in de artikelen 237 tot en met 243 van Richtlijn 2009/138/EG te komen, is het van essentieel belang dat de door de toezichthoudende autoriteiten bij het toezicht op dergelijke verzekerings- en herverzekeringsdochterondernemingen te volgen procedures worden geharmoniseerd.

  138. De toezichthoudende autoriteit die vergunning heeft verleend aan de verzekerings- of herverzekeringsdochteronderneming waarvan de financiële omstandigheden aan het verslechteren zijn, dient met een aantal geharmoniseerde criteria rekening te houden om duidelijk uit te maken wanneer er van een noodsituatie in de zin van artikel 239, lid 2, van Richtlijn 2009/138/EG sprake is.

  139. Het college van toezichthouders dient een permanent platform te zijn ter bevordering van de coördinatie tussen toezichthoudende autoriteiten, van een gemeenschappelijke opvatting over het risicoprofiel van de groep en van zijn verbonden ondernemingen, alsook van een efficiënter en doeltreffender risicogeoriënteerd toezicht zowel op groepsniveau als op individueel niveau. Tegen deze achtergrond is het met het oog op een goede werking van het college noodzakelijk dat met betrekking tot de deelname aan het college van toezichthoudende autoriteiten van belangrijke bijkantoren criteria worden vastgesteld om uit te maken wanneer een bijkantoor belangrijk is. Tevens is het van essentieel belang de op de coördinatie van het toezicht op verzekerings- en herverzekeringsgroepen toepasselijke vereisten te harmoniseren om de convergentie van de toezichtpraktijken te bevorderen.

  140. Overeenkomstig Richtlijn 2009/138/EG moeten deelnemende verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, verzekeringsholdings of gemengde financiële holdings informatie over de solvabiliteit en financiële toestand van de groep publiceren. Krachtens genoemde richtlijn mogen zij ook een dubbelverslag over de solvabiliteit en financiële toestand bekendmaken waarin zowel die informatie over de groep als de te verstrekken informatie over de solvabiliteit en financiële toestand van dochterondernemingen is opgenomen. Met die regeling wordt beoogd te garanderen dat belanghebbenden naar behoren over de solvabiliteit en financiële toestand van verzekerings- en herverzekeringsgroepen worden geïnformeerd en tegelijkertijd de daarmee samenhangende lasten voor dergelijke groepen zo veel mogelijk te beperken. In dit verband is het noodzakelijk de op de informatieverstrekking door verzekerings- en herverzekeringsondernemingen toepasselijke vereisten te harmoniseren, ongeacht of dergelijke groepen gebruikmaken van de optie om een dubbelverslag over de solvabiliteit en financiële toestand te publiceren.

  141. Er dienen gedetailleerde en geharmoniseerde vereisten te worden vastgesteld die gelden voor de informatie die periodiek door verzekerings- en herverzekeringsgroepen moet worden medegedeeld, zodat een effectieve convergentie van het toezichtsproces van groepstoezichthouders wordt bewerkstelligd. De vereisten moeten ook de informatie-uitwisseling binnen colleges van toezichthouders faciliteren en er tevens zo veel mogelijk op gericht zijn de daarmee samenhangende lasten voor verzekerings- en herverzekeringsgroepen te beperken.

  142. De overeenkomstig de artikelen 172, 227 en 260 van Richtlijn 2009/138/EG te verrichten beoordeling of een solvabiliteits- of prudentiële regeling van een derde land gelijkwaardig is aan die welke in titel I of titel III van genoemde richtlijn is neergelegd, dient een continu proces te zijn en moet worden uitgevoerd met de bedoeling te garanderen dat de solvabiliteits- of prudentiële regeling van het betrokken derde land verzekeringnemers en begunstigden een niveau van bescherming biedt dat gelijkwaardig is aan het niveau dat door genoemde richtlijn wordt geboden.

  143. De overeenkomstig de artikelen 172, 227 en 260 van Richtlijn 2009/138/EG te verrichten beoordeling of de solvabiliteits- of prudentiële regeling van een derde land gelijkwaardig is aan die welke in titel I of titel III van genoemde richtlijn is neergelegd, moet worden uitgevoerd op basis van de criteria die in deze verordening zijn vastgelegd in respectievelijk artikel 378 met betrekking tot artikel 172, artikel 379 met betrekking tot artikel 227 en artikel 380 met betrekking tot artikel 260.

  144. Bij het uitmaken of is voldaan aan de criteria die in aanmerking moeten worden genomen wanneer de gelijkwaardigheid van een derde land wordt beoordeeld, moet worden uitgegaan van zowel de inhoud van de wetgeving of van andere voorschriften die de solvabiliteits- of prudentiële regeling van het betrokken derde land omvat, als van de wijze waarop deze wetgeving en voorschriften worden geïmplementeerd en toegepast, en van de praktijken van de toezichthoudende autoriteiten van het betrokken derde land. Tevens moet rekening worden gehouden met de mate waarin de toezichthoudende autoriteiten van het betrokken derde land het in Richtlijn 2009/138/EG neergelegde evenredigheidsbeginsel toepassen.

  145. Om te voorkomen dat de gevolgen van een positief gelijkwaardigheidsbesluit als bedoeld in artikel 172, leden 2 en 3, van Richtlijn 2009/138/EG en in artikel 211 van deze verordening de hoofddoelstelling van het toezicht- en regelgevingskader voor het verzekerings- en herverzekeringsbedrijf, namelijk de adequate bescherming van verzekeringnemers en begunstigden, ondermijnen, dienen de op grond van artikel 172 van genoemde richtlijn vastgestelde criteria voor de beoordeling van de gelijkwaardigheid de beginselen te omvatten die zijn uiteengezet in titel I betreffende de algemene voorschriften inzake de toegang tot en de uitoefening van het herverzekeringsbedrijf.

  146. Om ervoor te zorgen dat de inaanmerkingneming van het door een derde land vastgestelde solvabiliteitskapitaalvereiste en in aanmerking komend eigen vermogen bij de bepaling van de groepssolvabiliteit aan de hand van methode 2 resulteert in een bepaling van de groepssolvabiliteit die gelijkwaardig is aan die welke zou worden verkregen bij de toepassing van de in Richtlijn 2009/138/EG vastgelegde voorschriften, dienen de op grond van artikel 227 van genoemde richtlijn vastgestelde criteria voor de beoordeling van de gelijkwaardigheid de beginselen te omvatten die zijn uiteengezet in titel I, hoofdstuk VI, betreffende de regels voor de waardering van activa en passiva, technische voorzieningen, eigen vermogen, het solvabiliteitskapitaalvereiste, het minimumkapitaalvereiste en beleggingen.

  147. Om te voorkomen dat de vrijstelling van een groep van het groepstoezicht op het niveau van de Unie de fundamentele rol ondermijnt die in Richtlijn 2009/138/EG aan het groepstoezicht wordt toebedeeld, dienen de criteria voor de beoordeling van de gelijkwaardigheid overeenkomstig artikel 260 van genoemde richtlijn de beginselen te omvatten die zijn uiteengezet in titel III met betrekking tot het toezicht op verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in een groep.

  148. De toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten en de toezichthoudende autoriteiten van derde landen ten aanzien waarvan een positief gelijkwaardigheidsbesluit is aangenomen of waarvoor ter zake een tijdelijke of voorlopige gelijkwaardigheidsregeling geldt, dienen samen te werken en informatie uit te wisselen om ervoor te zorgen dat er van weerszijden een duidelijk inzicht in de groepsrisico's en –solvabiliteit bestaat.

  149. Om te garanderen dat informatie tussen toezichthoudende autoriteiten kan worden uitgewisseld, dienen de toezichthoudende autoriteiten van derde landen ten aanzien waarvan een positief gelijkwaardigheidsbesluit is aangenomen of waarvoor ter zake een tijdelijke of voorlopige gelijkwaardigheidsregeling geldt, aan het beroepsgeheim te zijn gebonden.

  150. Om te waarborgen dat de standaardformule voortdurend aan de vereisten van artikel 101, leden 2 en 3, van Richtlijn 2009/138/EG blijft voldoen, zal de Commissie overgaan tot een evaluatie van de methoden, aannamen en standaardparameters die bij de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste met behulp van de standaardformule worden gehanteerd, en met name van de methoden, aannamen en standaardparameters waarvan in de in titel I, hoofdstuk V, afdeling 6, beschreven module marktrisico wordt gebruikgemaakt, met inbegrip van een evaluatie van de standaardparameters voor vastrentende effecten en infrastructuur voor de lange termijn, en van de in bijlage II vastgelegde standaardparameters voor het premie- en reserverisico, de standaardparameters voor het sterfterisico, alsook van de subset van standaardparameters die door de in artikel 218 bedoelde ondernemingsspecifieke parameters mogen worden vervangen, en van de in artikel 220 bedoelde standaardmethoden om deze parameters te berekenen. Bij deze vóór december 2018 uit te voeren evaluatie moet worden gebruikgemaakt van de ervaring die verzekerings- en herverzekeringsondernemingen tijdens de overgangsperiode en de eerste toepassingsjaren van deze gedelegeerde handelingen hebben opgedaan.

  151. Ter bevordering van de rechtszekerheid omtrent het toezichtkader gedurende de in artikel 308 bis van Richtlijn 2009/138/EG bedoelde periode van gefaseerde invoering, welke op 1 april 2015 zal aanvangen, is het van belang ervoor te zorgen dat deze verordening zo spoedig mogelijk in werking treedt, namelijk op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I WAARDERING EN RISICOGEBASEERDE KAPITAALVEREISTEN (PIJLER I), VERSTERKTE GOVERNANCE (PIJLER II) EN MEER TRANSPARANTIE (PIJLER III)

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

AFDELING 1 Definities en algemene beginselen

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  1. „alternatieve waarderingsmethoden”: andere met artikel 75 van Richtlijn 2009/138/EG strokende waarderingsmethoden dan die waarbij uitsluitend op markten genoteerde prijzen voor identieke of soortgelijke activa of passiva worden gehanteerd;

  2. „scenarioanalyse”: de analyse van het effect van een combinatie van ongunstige gebeurtenissen;

  3. „ziekteverzekeringsverplichting”: een verzekeringsverplichting die één of beide van de volgende elementen omvat:

    1. verstrekking van medische behandeling of verzorging, met inbegrip van preventieve of curatieve medische behandeling of verzorging wegens ziekte, ongeval, invaliditeit of handicap, dan wel financiële vergoeding voor een dergelijke behandeling of verzorging,

    2. financiële vergoeding die voortvloeit uit ziekte, ongeval, invaliditeit of handicap;

  4. „ziektekostenverzekeringsverplichting”: een verzekeringsverplichting die de in punt 3, onder i), bedoelde verstrekking of financiële vergoeding omvat;

  5. „inkomensbeschermingverzekeringsverplichting”: een verzekeringsverplichting die de in punt 3, onder ii), bedoelde financiële vergoeding omvat die geen in punt 3, onder i), bedoelde financiële vergoeding is;

  6. „arbeidsongevallenverzekeringsverplichting”: een verzekeringsverplichting die de in de punt 3, onder i) en ii), bedoelde verstrekking of financiële vergoeding omvat en die uitsluitend uit arbeidsongevallen en beroepsziekten voortvloeit;

  7. „ziekteherverzekeringsverplichting”: een herverzekeringsverplichting die uit geaccepteerde herverzekering ter dekking van ziekteverzekeringsverplichtingen voortvloeit;

  8. „ziektekostenherverzekeringsverplichting”: een herverzekeringsverplichting die uit geaccepteerde herverzekering ter dekking van ziektekostenverzekeringsverplichtingen voortvloeit;

  9. „inkomensbeschermingsherverzekeringsverplichting”: een herverzekeringsverplichting die uit geaccepteerde herverzekering ter dekking van inkomensbeschermingsverzekeringsverplichtingen voortvloeit;

  10. „arbeidsongevallenherverzekeringsverplichting”: een herverzekeringsverplichting die uit geaccepteerde herverzekering ter dekking van arbeidsongevallenverzekeringsverplichtingen voortvloeit;

  11. „geboekte premie-inkomsten”: de gedurende een gespecificeerde periode aan een verzekerings- of herverzekeringsonderneming te betalen premies, ongeacht of die premies geheel of gedeeltelijk met een in een andere periode geboden verzekerings- of herverzekeringsdekking verband houden;

  12. „verdiende premies”: de premies die met het gedurende een gespecificeerde periode door de verzekerings- of herverzekeringsonderneming gedekte risico verband houden;

  13. „afkoop”: alle mogelijke manieren om een overeenkomst geheel of gedeeltelijk te beëindigen, zoals:

    1. vrijwillige beëindiging van de overeenkomst met of zonder de betaling van een afkoopwaarde;

    2. verandering van verzekerings- of herverzekeringsonderneming door de verzekeringnemer;

    3. beëindiging van de verzekeringsovereenkomst omdat de verzekeringnemer weigert de premie te betalen;

  14. „stopzetting” van een verzekeringsovereenkomst: afkoop, verval zonder waarde, premievrij maken van een overeenkomst, automatische voortzettingsclausules, dan wel uitoefening van andere stopzettingsopties of niet-uitoefening van voortzettingsopties;

  15. „stopzettingsopties”: alle wettelijke of contractuele rechten van een verzekeringnemer welke de betrokken verzekeringnemer in staat stellen om de verzekeringsdekking geheel of gedeeltelijk te beëindigen, af te kopen, te verlagen, te beperken of op te schorten, dan wel om de verzekeringsovereenkomst te laten vervallen;

  16. „voortzettingsopties”: alle wettelijke of contractuele rechten van een verzekeringnemer welke de betrokken verzekeringnemer in staat stellen om de verzekerings- of herverzekeringsdekking geheel of gedeeltelijk in te stellen, te vernieuwen, te verhogen, te verlengen of te hervatten;

  17. „dekking van een intern model”: de risico's die worden weerspiegeld in de kansverdelingsprognose die aan het interne model ten grondslag ligt;

  18. „toepassingsgebied van een intern model”: de risico's waarvan de dekking door het interne model is toegestaan; het toepassingsgebied van een intern model kan risico's omvatten die wel en die niet in de standaardformule voor het solvabiliteitskapitaalvereiste worden weerspiegeld;

  19. „belegging in een op herverpakte kredieten gebaseerd verhandelbaar effect of ander financieel instrument” en „securitisatiepositie”: een blootstelling aan een securitisatie in de zin van artikel 4, lid 1, punt 61, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad(1);

  20. „hersecuritisatiepositie”: een blootstelling aan een hersecuritisatie in de zin van artikel 4, lid 1, punt (63), van Verordening (EU) nr. 575/2013;

  21. „initiator”: een initiator in de zin van artikel 4, lid 1, punt (13), van Verordening (EU) nr. 575/2013;

  22. „sponsor”: een sponsor in de zin van artikel 4, lid 1, punt (14), van Verordening (EU) nr. 575/2013;

  23. „tranche”: een tranche in de zin van artikel 4, lid 1, punt (67), van Verordening (EU) nr. 575/2013;

  24. „centrale bank”: centrale bank in de zin van artikel 4, lid 1, punt (46), van Verordening (EU) nr. 575/2013;

  25. „basisrisico”: het risico dat voortvloeit uit de situatie waarin de met behulp van de risicolimiteringstechniek gedekte blootstelling niet overeenstemt met de risicoblootstelling van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming;

  26. „zekerheidsovereenkomsten”: overeenkomsten op grond waarvan zekerheidsverschaffers

    1. ofwel de volledige eigendom van de zekerheid aan de zekerheidsnemer overdragen teneinde de nakoming van de betrokken verplichting te waarborgen of anderszins af te dekken;

    2. ofwel activa als zekerheid verschaffen tot vestiging van een zakelijk zekerheidsrecht ten gunste van of aan een zekerheidsnemer, waarbij de zekerheidsverschaffer of een bewaarnemer juridisch eigenaar blijft van/gerechtigd blijft tot de zekerheid wanneer het zakelijk zekerheidsrecht wordt gevestigd;

  27. met betrekking tot een reeks elementen, „alle mogelijke combinaties van twee” dergelijke elementen: alle aangegeven paren van elementen van die reeks;

  28. „poolingregeling”: een regeling waarbij diverse verzekerings- of herverzekeringsondernemingen afspreken bepaalde verzekeringsrisico's in welomschreven verhoudingen te delen. De door de deelnemers aan de poolingregeling verzekerde partijen zijn zelf geen deelnemers aan de poolingregeling;

  29. „poolblootstelling van type A”: het risico dat door een verzekerings- of herverzekeringsonderneming aan een poolingregeling is overgedragen, waarbij de verzekerings- of herverzekeringsonderneming geen partij bij die poolingregeling is;

  30. „poolblootstelling van type B”: het risico dat door een verzekerings- of herverzekeringsonderneming aan een andere deelnemer aan de poolingregeling is overgedragen, waarbij de verzekerings- of herverzekeringsonderneming partij bij die poolingregeling is;

  31. „poolblootstelling van type C”: het risico dat door een verzekerings- of herverzekeringsonderneming die partij bij een poolingregeling is, is overgedragen aan een andere verzekerings- of herverzekeringsonderneming die geen deelnemer aan die poolingregeling is;

  32. „diepe markt”: een markt waarop transacties kunnen plaatsvinden waarmee een grote hoeveelheid financiële instrumenten is gemoeid, zonder dat de prijs van de instrumenten in aanzienlijke mate wordt beïnvloed;

  33. „liquide markt”: een markt waarop financiële instrumenten probleemloos kunnen worden gekocht of verkocht zonder dat zulks een aanzienlijke prijsbeweging veroorzaakt;

  34. „transparante markt”: een markt waarop actuele transactie- en prijsinformatie gemakkelijk toegankelijk is voor het publiek, en met name voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen;

  35. „toekomstige discretionaire winstdelingen” en „toekomstige discretionaire uitkeringen”: andere toekomstige uitkeringen dan aan indexen of beleggingen gekoppelde uitkeringen uit hoofde van verzekerings- of herverzekeringsovereenkomsten welke één van de volgende kenmerken hebben:

    1. zij zijn wettelijk of contractueel op één of meer van de volgende resultaten gebaseerd:

      1. het resultaat van een specifieke groep overeenkomsten, een specifiek type overeenkomst of één enkele overeenkomst;

      2. het gerealiseerde of ongerealiseerde beleggingsrendement van een specifieke pool van activa die door de verzekerings- of herverzekeringsonderneming worden aangehouden;

      3. de winst of het verlies van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming, dan wel van het fonds dat met de overeenkomst overeenstemt;

    2. zij zijn gebaseerd op een verklaring van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming, die het moment of het bedrag van de uitkeringen geheel of gedeeltelijk vrij kan bepalen;

  36. „risicovrije basisrentetermijnstructuur”: een risicovrije rentetermijnstructuur die op dezelfde wijze wordt bepaald als de relevante risicovrije rentetermijnstructuur die moet worden gebruikt om de in artikel 77, lid 2, van Richtlijn 2009/138/EG bedoelde beste schatting te berekenen, maar zonder toepassing van een matchingopslag, een volatiliteitsaanpassing of een overgangsmaatregel op de relevante risicovrije rentetermijnstructuur overeenkomstig artikel 308 quater van genoemde richtlijn;

  37. „matchingopslagportefeuille”: een portefeuille verzekerings- of herverzekeringsverplichtingen waarop de matchingopslag is toegepast en de toegewezen activaportefeuille als bedoeld in artikel 77 ter, lid 1, onder a), van Richtlijn 2009/138/EG;

  38. „SLT-ziekteverzekeringsverplichtingen”: ziekteverzekeringsverplichtingen die overeenkomstig artikel 55, lid 1, aan de branches voor levensverzekeringsverplichtingen zijn toegewezen;

  39. „NSLT-ziekteverzekeringsverplichtingen”: ziekteverzekeringsverplichtingen die overeenkomstig artikel 55, lid 1, aan de branches voor schadeverzekeringsverplichtingen zijn toegewezen;

  40. „instelling voor collectieve belegging”: een instelling voor collectieve belegging in effecten (icbe) in de zin van artikel 1, lid 2, van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad(2) of een alternatieve beleggingsinstelling (abi) in de zin van artikel 4, lid 1, onder a), van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad(3);

  41. „belangrijk bedrijfsonderdeel” wat een verzekerings- of herverzekeringsonderneming betreft: een welbepaald segment van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming dat onafhankelijk van andere delen van de onderneming opereert en specifieke governancemiddelen en –procedures binnen de onderneming heeft, en dat risico's inhoudt die van wezenlijk belang zijn voor het gehele bedrijf van de onderneming;

  42. „belangrijk bedrijfsonderdeel” wat een verzekerings- of herverzekeringsgroep betreft: een welbepaald segment van de groep dat onafhankelijk van andere delen van de groep opereert en specifieke governancemiddelen en –procedures binnen de groep heeft, en dat risico's inhoudt die van wezenlijk belang zijn voor het gehele bedrijf van de groep; een tot de groep behorende rechtspersoon is een belangrijk bedrijfsonderdeel of bestaat uit meerdere belangrijke bedrijfsonderdelen;

  43. „bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan”: ingeval de nationale wetgeving in een duaal bestuursmodel bestaande uit een beleidsbepalend en een toezichthoudend orgaan voorziet, het beleidsbepalend orgaan, het toezichthoudend orgaan of deze beide organen zoals gespecificeerd in de desbetreffende nationale wetgeving, dan wel, ingeval in de desbetreffende nationale wetgeving geen orgaan is gespecificeerd, het beleidsbepalend orgaan;

  44. „geaggregeerde maximale risicoblootstelling”: de som van de maximumbetalingen, inclusief eventueel door de special purpose vehicles gemaakte kosten, exclusief de kosten die aan alle volgende criteria voldoen:

    1. het special purpose vehicle heeft het recht te verlangen dat de verzekerings- of herverzekeringsonderneming die risico's aan het special purpose vehicle heeft overgedragen, de kosten betaalt;

    2. het special purpose vehicle is niet verplicht de kosten te betalen, tenzij en totdat van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming die de risico's aan het special purpose vehicle heeft overgedragen, een bedrag is ontvangen dat gelijk is aan de kosten;

    3. de verzekerings- of herverzekeringsonderneming die risico's aan het special purpose vehicle heeft overgedragen, neemt de kosten niet op als een bedrag dat overeenkomstig artikel 41 van deze verordening op het special purpose vehicle kan worden verhaald;

  45. „bestaande verzekerings- of herverzekeringsovereenkomst”: een verzekerings- of herverzekeringsovereenkomst waarvoor verzekerings- of herverzekeringsverplichtingen zijn opgenomen;

  46. „de in toekomstige premies vervatte verwachte winst”: de verwachte contante waarde van de toekomstige kasstromen die voortvloeien uit de opneming in de technische voorzieningen van premies die met bestaande verzekerings- en herverzekeringsovereenkomsten verband houden en die naar verwachting in de toekomst zullen worden ontvangen, maar mogelijk om enigerlei reden niet worden ontvangen, zij het niet omdat de verzekerde gebeurtenis niet heeft plaatsgevonden, ongeacht de wettelijke of contractuele rechten van de verzekeringnemer om de verzekeringsovereenkomst stop te zetten.

  47. „hypotheekverzekering”: kredietverzekering die kredietverleners dekking biedt in geval van wanbetaling op hun hypothecaire leningen;

  48. „dochteronderneming”: een dochteronderneming in de zin van artikel 22, leden 1 en 2, van Richtlijn 2013/34/EU, alsmede dochterondernemingen daarvan;

  49. „verbonden onderneming”: een dochteronderneming of elke andere onderneming waarin een deelneming bestaat, dan wel een onderneming die met een andere onderneming verbonden is door een betrekking in de zin van artikel 22, lid 7, van Richtlijn 2013/34/EU;

  50. „gereglementeerde onderneming”: een gereglementeerde entiteit in de zin van artikel 2, punt 4, van Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad(4);

  51. „niet-gereglementeerde onderneming”: alle andere ondernemingen dan die welke in artikel 2, punt 4, van Richtlijn 2002/87/EG zijn genoemd;

  52. „niet-gereglementeerde onderneming die financiële activiteiten uitoefent”: een niet-gereglementeerde onderneming die een of meer van de in bijlage I bij Richtlijn 2013/36/EG van het Europees Parlement en de Raad(5) bedoelde activiteiten uitoefent wanneer deze activiteiten een aanzienlijk deel van haar totale activiteiten uitmaken;

  53. „onderneming die nevendiensten verricht”: een niet-gereglementeerde onderneming waarvan de hoofdactiviteit bestaat in het bezit of het beheer van onroerend goed, het beheer van gegevensverwerkingsdiensten, gezondheids- en zorgdiensten, of een andere soortgelijke activiteit die het karakter van een ondersteunende activiteit heeft ten opzichte van de hoofdactiviteit van een of meer verzekerings- of herverzekeringsondernemingen;

  54. „icbe-beheermaatschappij”: een beheermaatschappij in de zin van artikel 2, lid 1, onder b), van Richtlijn 2009/65/EG, dan wel een beleggingsmaatschappij waaraan overeenkomstig artikel 27 van genoemde richtlijn vergunning is verleend, op voorwaarde dat deze geen beheermaatschappij in de zin van genoemde richtlijn heeft aangewezen;

  55. „abi-beheerder”: een abi-beheerder in de zin van artikel 4, lid 1, onder b), van Richtlijn 2011/61/EU;

  56. „instelling voor bedrijfspensioenvoorziening”: een instelling in de zin van artikel 6, onder a), van Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad(6);

  57. „binnenlandse verzekeringsonderneming”: een onderneming waaraan door toezichthoudende autoriteiten van een derde land vergunning is verleend en waarop door deze autoriteiten toezicht wordt uitgeoefend, en die in overeenstemming met artikel 14 van Richtlijn 2009/138/EG over een vergunning als verzekeringsonderneming zou moeten beschikken mocht haar hoofdkantoor in de Unie zijn gelegen;

  58. „binnenlandse herverzekeringsonderneming”: een onderneming waaraan door toezichthoudende autoriteiten van een derde land vergunning is verleend en waarop door deze autoriteiten toezicht wordt uitgeoefend, en die in overeenstemming met artikel 14 van Richtlijn 2009/138/EG over een vergunning als herverzekeringsonderneming zou moeten beschikken mocht haar hoofdkantoor in de Unie zijn gelegen.

Artikel 2 Deskundig advies

AFDELING 2 Externe kredietbeoordelingen

Artikel 3 Toewijzing van kredietbeoordelingen aan kredietkwaliteitscategorieën
Artikel 4 Algemene vereisten betreffende het gebruik van externe kredietbeoordelingen
Artikel 5 Kredietbeoordeling van uitgevende instellingen en uitgiften
Artikel 6 Dubbele kredietbeoordeling voor securitisatieposities

HOOFDSTUK II WAARDERING VAN ACTIVA EN PASSIVA

Artikel 7 Waarderingsaannamen

Artikel 8 Toepassingsgebied

Artikel 9 Waarderingsmethode — algemene beginselen

Artikel 10 Waarderingsmethode — waarderingshiërarchie

Artikel 11 Opname van voorwaardelijke verplichtingen

Artikel 12 Methoden voor de waardering van goodwill en immateriële activa

Artikel 13 Methoden voor de waardering van verbonden ondernemingen

Artikel 14 Methoden voor de waardering van specifieke passiva

Artikel 15 Uitgestelde belastingen

Artikel 16 Uitsluiting van waarderingsmethoden

HOOFDSTUK III VOORSCHRIFTEN VOOR TECHNISCHE VOORZIENINGEN

AFDELING 1 Algemene bepalingen

Artikel 17 Opnemen en niet langer opnemen van verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen
Artikel 18 Contractgrens van een verzekerings- of herverzekeringsovereenkomst

AFDELING 2 Gegevenskwaliteit

Artikel 19 Bij de berekening van de technische voorzieningen gebruikte gegevens
Artikel 20 Beperkingen van gegevens
Artikel 21 Passend gebruik van benaderingen voor de berekening van de beste schatting

AFDELING 3 Methodologieën voor de berekening van de technische voorzieningen

Onderafdeling 1 Aan de berekening van de technische voorzieningen ten grondslag liggende aannamen
Artikel 22 Algemene bepalingen
Artikel 23 Toekomstige beheeractiviteiten
Artikel 24 Toekomstige discretionaire uitkeringen
Artikel 25 Afzonderlijke berekening van de toekomstige discretionaire uitkeringen
Artikel 26 Gedrag van verzekeringnemers
Onderafdeling 2 Aan de berekening van beste schattingen ten grondslag liggende informatie
Artikel 27 Betrouwbaarheid van de informatie
Onderafdeling 3 Kasstroomprognoses voor de berekening van de beste schatting
Artikel 28 Kasstromen
Artikel 29 Verwachte toekomstige ontwikkelingen in de externe omgeving
Artikel 30 Onzekerheid van kasstromen
Artikel 31 Kosten
Artikel 32 Contractuele clausules en financiële garanties
Artikel 33 Valuta van de verplichting
Artikel 34 Berekeningsmethoden
Artikel 35 Homogene risicogroepen van levensverzekeringsverplichtingen
Artikel 36 Schadeverzekeringsverplichtingen
Onderafdeling 4 Risicomarge
Artikel 37 Berekening van de risicomarge
Artikel 38 Referentieonderneming
Artikel 39 Kapitaalkostenpercentage
Onderafdeling 5 Berekening van de technische voorzieningen als geheel
Artikel 40 Omstandigheden waaronder de technische voorzieningen als geheel worden berekend en de te hanteren methode
Onderafdeling 6 Bedragen die op herverzekeringsovereenkomsten en special purpose vehicles kunnen worden verhaald
Artikel 41 Algemene bepalingen
Artikel 42 Correctie voor wanbetaling van een tegenpartij

AFDELING 4 Relevante risicovrije rentetermijnstructuur

Onderafdeling 1 Algemene bepalingen
Artikel 43 Algemene bepalingen
Onderafdeling 2 Risicovrije basisrentetermijnstructuur
Artikel 44 Relevante financiële instrumenten voor de bepaling van de risicovrije basisrentevoeten
Artikel 45 Aanpassing van swaptarieven voor het kredietrisico
Artikel 46 Extrapolatie
Artikel 47 Ultimate forward rate
Artikel 48 Risicovrije basisrentetermijnstructuur van valuta's die aan de euro gekoppeld zijn
Onderafdeling 3 Volatiliteitsaanpassing
Artikel 49 Referentieportefeuilles
Artikel 50 Formule voor de berekening van de aan de volatiliteitsaanpassing ten grondslag liggende spread
Artikel 51 Voor risico's gecorrigeerde spread
Onderafdeling 4 Matchingopslag
Artikel 52 Mortaliteitsrisicostress
Artikel 53 Berekening van de matchingopslag
Artikel 54 Berekening van de fundamentele spread

AFDELING 5 Verzekeringsbranches

Artikel 55 Verzekeringsbranches

AFDELING 6 Evenredigheid en vereenvoudigingen

Artikel 56 Evenredigheid
Artikel 57 Vereenvoudigde berekening van bedragen die op herverzekeringsovereenkomsten en special purpose vehicles kunnen worden verhaald
Artikel 58 Vereenvoudigde berekening van de risicomarge
Artikel 59 Berekeningen van de risicomarge gedurende het boekjaar
Artikel 60 Vereenvoudigde berekening van de beste schatting voor verzekeringsverplichtingen met een premie-aanpassingsmechanisme
Artikel 61 Vereenvoudigde berekening van de correctie voor wanbetaling van een tegenpartij

HOOFDSTUK IV EIGEN VERMOGEN

AFDELING 1 Bepaling van het eigen vermogen

Onderafdeling 1 Goedkeuring van het aanvullend vermogen door de toezichthoudende autoriteit
Artikel 62 Beoordeling van de aanvraag
Artikel 63 Beoordeling van de aanvraag — Status van de tegenpartijen
Artikel 64 Beoordeling van de aanvraag — Invorderbaarheid van het vermogensbestanddeel
Artikel 65 Beoordeling van de aanvraag — Informatie over de afloop van eerdere opvragingen
Artikel 66 Specificatie van een bedrag in geval van een onbeperkt bedrag aan aanvullend vermogen
Artikel 67 Specificatie van bedrag en tijdstip in verband met de goedkeuring van een methode
Onderafdeling 2 Behandeling van deelnemingen als eigen vermogen
Artikel 68 Behandeling van deelnemingen bij de bepaling van het kernvermogen

AFDELING 2 Indeling van het eigen vermogen

Artikel 69 Tier 1 — Overzicht van eigenvermogensbestanddelen
Artikel 70 Reconciliatiereserve
Artikel 71 Tier 1 — Elementen die de indeling bepalen
Artikel 72 Tier 2-kernvermogen — Overzicht van eigenvermogensbestanddelen
Artikel 73 Tier 2-aanvullend vermogen — Elementen die de indeling bepalen
Artikel 74 Tier 2-aanvullend vermogen — Overzicht van eigenvermogensbestanddelen
Artikel 75 Tier 2-aanvullend vermogen — Elementen die de indeling bepalen
Artikel 76 Tier 3-kernvermogen — Overzicht van eigenvermogensbestanddelen
Artikel 77 Tier 3-kernvermogen — Elementen die de indeling bepalen
Artikel 78 Tier 3-aanvullend vermogen — Overzicht van eigenvermogensbestanddelen
Artikel 79 Goedkeuring van de beoordeling en de indeling van eigenvermogensbestanddelen door de toezichthoudende autoriteiten

AFDELING 3 In aanmerking komend eigen vermogen

Onderafdeling 1 Afgezonderde fondsen
Artikel 80 Afgezonderde fondsen die aanpassingen vereisen
Artikel 81 Aanpassing voor afgezonderde fondsen en matchingopslagportefeuilles
Onderafdeling 2 Kwantitatieve grenzen
Artikel 82 In aanmerking komend eigen vermogen en grenzen met betrekking tot de Tiers 1, 2 en 3

HOOFDSTUK V SOLVABILITEITSKAPITAALVEREISTE — STANDAARDFORMULE

AFDELING 1 Algemene bepalingen

Onderafdeling 1 Berekeningen op basis van scenario's
Artikel 83
Onderafdeling 2 Doorkijkbenadering
Artikel 84
Onderafdeling 3 Regionale overheden en lokale autoriteiten
Artikel 85
Onderafdeling 4 Materieel basisrisico
Artikel 86
Onderafdeling 5 Berekening van het kernsolvabiliteitskapitaalvereiste
Artikel 87
Onderafdeling 6 Evenredigheid en vereenvoudigingen
Artikel 88 Evenredigheid
Artikel 89 Algemene bepalingen inzake vereenvoudigingen voor captive ondernemingen
Artikel 90 Vereenvoudigde berekening van het kapitaalvereiste voor premie- en reserverisico in het schadeverzekeringsbedrijf voor verzekerings- en herverzekeringscaptives
Artikel 91 Vereenvoudigde berekening van het kapitaalvereiste voor kortlevenrisico in het levensverzekeringsbedrijf
Artikel 92 Vereenvoudigde berekening van het kapitaalvereiste voor het langlevenrisico in het levensverzekeringsbedrijf
Artikel 93 Vereenvoudigde berekening van het kapitaalvereiste voor invaliditeits- en morbiditeitsrisico in het levensverzekeringsbedrijf
Artikel 94 Vereenvoudigde berekening van het kapitaalvereiste voor kostenrisico in het levensverzekeringsbedrijf
Artikel 95 Vereenvoudigde berekening van het kapitaalvereiste voor permanente wijzigingen van de vervalpercentages
Artikel 96 Vereenvoudigde berekening van het kapitaalvereiste voor rampenrisico in het levensverzekeringsbedrijf
Artikel 97 Vereenvoudigde berekening van het kapitaalvereiste voor kortlevenrisico in het ziekteverzekeringsbedrijf
Artikel 98 Vereenvoudigde berekening van het kapitaalvereiste voor langlevenrisico in het ziekteverzekeringsbedrijf
Artikel 99 Vereenvoudigde berekening van het kapitaalvereiste voor medische kosten in verband met het invaliditeits- en morbiditeitsrisico
Artikel 100 Vereenvoudigde berekening van het kapitaalvereiste voor inkomensbescherming in verband met invaliditeits- en morbiditeitsrisico
Artikel 101 Vereenvoudigde berekening van het kapitaalvereiste voor kostenrisico in het ziekteverzekeringsbedrijf
Artikel 102 Vereenvoudigde berekening van het kapitaalvereiste voor vervalrisico in verband met het SLT-ziekteverzekeringsbedrijf
Artikel 103 Vereenvoudigde berekening van het kapitaalvereiste voor renterisico voor verzekerings- en herverzekeringscaptives
Artikel 104 Vereenvoudigde berekening van spreadrisico van obligaties en leningen
Artikel 105 Vereenvoudigde berekening van het kapitaalvereiste voor spreadrisico van obligaties en leningen voor verzekerings- en herverzekeringscaptives
Artikel 106 Vereenvoudigde berekening van het kapitaalvereiste voor marktrisicoconcentratie voor verzekerings- en herverzekeringscaptives
Artikel 107 Vereenvoudigde berekening van het risicolimiteringseffect voor herverzekeringsregelingen of securitisatie
Artikel 108 Vereenvoudigde berekening van het risicolimiteringseffect voor proportionele herverzekeringsregelingen
Artikel 109 Vereenvoudigde berekeningen voor poolingregelingen
Artikel 110 Vereenvoudigde berekening — Groepering van singlenameblootstellingen
Artikel 111 Vereenvoudigde berekening van het risicolimiteringseffect
Artikel 112 Vereenvoudigde berekening van de risicogewogen waarde van een zakelijke zekerheid om rekening te houden met het economisch effect van die zekerheid
Onderafdeling 7 Reikwijdte van de verzekeringstechnische risicomodules
Artikel 113

AFDELING 2 Module schadeverzekeringstechnisch risico

Artikel 114 Module schadeverzekeringstechnisch risico
Artikel 115 Ondermodule premie- en reserverisico in het schadeverzekeringsbedrijf
Artikel 116 Volumemaatstaf voor premie- en reserverisico in het schadeverzekeringsbedrijf
Artikel 117 Standaardafwijking voor premie- en reserverisico in het schadeverzekeringsbedrijf
Artikel 118 De ondermodule vervalrisico in het schadeverzekeringsbedrijf
Artikel 119 Ondermodule rampenrisico in het schadeverzekeringsbedrijf
Artikel 120 Ondermodule natuurramprisico
Artikel 121 Ondermodule stormrisico
Artikel 122 Ondermodule aardbevingsrisico
Artikel 123 Ondermodule overstromingsrisico
Artikel 124 Ondermodule hagelrisico
Artikel 125 Ondermodule aardverzakkingsrisico
Artikel 126 Interpretatie van rampscenario's
Artikel 127 Ondermodule voor rampenrisico van niet-proportionele zaakherverzekering
Artikel 128 Ondermodule risico van antropogene rampen
Artikel 129 Ondermodule risico van wettelijke aansprakelijkheid voor motorvoertuigen
Artikel 130 Ondermodule zeerisico
Artikel 131 Ondermodule luchtvaartrisico
Artikel 132 Ondermodule brandrisico
Artikel 133 Ondermodule aansprakelijkheidsrisico
Artikel 134 Ondermodule krediet- en borgtochtrisico
Artikel 135 Ondermodule voor ander rampenrisico in het schadeverzekeringsbedrijf

AFDELING 3 Module levensverzekeringstechnisch risico

Artikel 136 Correlatiecoëfficiënten
Artikel 137 Ondermodule kortlevenrisico
Artikel 138 Ondermodule langlevenrisico
Artikel 139 Ondermodule invaliditeits- en morbiditeitsrisico
Artikel 140 Ondermodule kostenrisico in het levensverzekeringsbedrijf
Artikel 141 Ondermodule herzieningsrisico
Artikel 142 Ondermodule vervalrisico
Artikel 143 Ondermodule rampenrisico in het levensverzekeringsbedrijf

AFDELING 4 Module ziekteverzekeringstechnisch risico

Artikel 144 Module ziekteverzekeringstechnisch risico
Artikel 145 Ondermodule NSLT-ziekteverzekeringstechnisch risico
Artikel 146 Ondermodule premie- en reserverisico in het NSLT-ziekteverzekeringsbedrijf
Artikel 147 Volumemaatstaf voor premie- en reserverisico in het NSLT-ziekteverzekeringsbedrijf
Artikel 148 Standaardafwijking voor premie- en reserverisico in het NSLT-ziekteverzekeringsbedrijf
Artikel 149 Risicovereveningssystemen voor zorgverzekeraars
Artikel 150 Ondermodule vervalrisico in het NSLT-ziekteverzekeringsbedrijf
Artikel 151 Ondermodule SLT-ziekteverzekeringstechnisch risico
Artikel 152 Ondermodule kortlevenrisico in het ziekteverzekeringsbedrijf
Artikel 153 Ondermodule langlevenrisico in het ziekteverzekeringsbedrijf
Artikel 154 Ondermodule invaliditeits- en morbiditeitsrisico in het ziekteverzekeringsbedrijf
Artikel 155 Kapitaalvereiste voor invaliditeits- en morbiditeitsrisico in het ziektekostenverzekeringsbedrijf
Artikel 156 Kapitaalvereiste voor invaliditeits- en morbiditeitsrisico inkomensbescherming
Artikel 157 Ondermodule kostenrisico in het ziekteverzekeringsbedrijf
Artikel 158 Ondermodule herzieningsrisico in het ziekteverzekeringsbedrijf
Artikel 159 Ondermodule vervalrisico in het SLT-ziekteverzekeringsbedrijf
Artikel 160 Ondermodule rampenrisico in het ziekteverzekeringsbedrijf
Artikel 161 Ondermodule risico van massaal ongeval
Artikel 162 Ondermodule risico van ongevalconcentratie
Artikel 163 Ondermodule risico van pandemie

AFDELING 5 Module marktrisico

Onderafdeling 1 Correlatiecoëfficiënten
Artikel 164
Onderafdeling 2 Ondermodule renterisico
Artikel 165 Algemene bepalingen
Artikel 166 Stijging van de rentetermijnstructuur
Artikel 167 Daling van de rentetermijnstructuur
Onderafdeling 3 Ondermodule aandelenrisico
Artikel 168 Algemene bepalingen
Artikel 169 Ondermodule standaard aandelenrisico
Artikel 170 Ondermodule aandelenrisico op basis van duration
Artikel 171 Strategische aandelenbeleggingen
Artikel 172 Symmetrische aanpassing van het aandelenkapitaalvereiste
Artikel 173 Criteria voor het gebruik van een overgangsmaatregel voor standaard aandelenrisico
Onderafdeling 4 Ondermodule vastgoedrisico
Artikel 174
Onderafdeling 5 Ondermodule spreadrisico
Artikel 175 Toepassingsgebied van de ondermodule spreadrisico
Artikel 176 Spreadrisico van obligaties en leningen
Artikel 177 Spreadrisico van securitisatieposities: algemene bepalingen
Artikel 178 Spreadrisico van securitisatieposities: berekening van het kapitaalvereiste
Artikel 179 Spreadrisico van kredietderivaten
Artikel 180 Specifieke blootstellingen
Artikel 181 Toepassing van de spreadrisicoscenario's op matchingopslagportefeuilles
Onderafdeling 6 Ondermodule marktrisicoconcentraties
Artikel 182 Singlenameblootstelling
Artikel 183 Berekening van het kapitaalvereiste voor marktrisicoconcentratie
Artikel 184 Excedentblootstelling
Artikel 185 Relatieve excedentblootstellingsdrempels
Artikel 186 Risicofactor voor marktrisicoconcentratie
Artikel 187 Specifieke blootstellingen
Onderafdeling 7 Ondermodule valutarisico
Artikel 188

AFDELING 6 Module tegenpartijkredietrisico

Onderafdeling 1 Algemene bepalingen
Artikel 189 Toepassingsgebied
Artikel 190 Singlenameblootstellingen
Artikel 191 Hypotheekleningen
Artikel 192 Verlies bij wanbetaling
Artikel 193 Verlies bij wanbetaling voor poolblootstellingen van type A
Artikel 194 Verlies bij wanbetaling voor poolblootstellingen van type B
Artikel 195 Verlies bij wanbetaling voor poolblootstellingen van type C
Artikel 196 Risicolimiteringseffect
Artikel 197 Voor risico aangepaste waarde van zekerheid
Artikel 198 Voor risico aangepaste waarde van een hypotheek
Onderafdeling 2 Blootstellingen van type 1
Artikel 199 Kans op wanbetaling
Artikel 200 Blootstellingen van type 1
Artikel 201 Variantie van de verdeling van verliezen van blootstellingen van type 1
Onderafdeling 3 Blootstellingen van type 2
Artikel 202 Blootstellingen van type 2

AFDELING 7 Module immateriële activa

Artikel 203

AFDELING 8 Operationeel risico

Artikel 204

AFDELING 9 Correctie voor het vermogen van technische voorzieningen en uitgestelde belastingen om verliezen te compenseren

Artikel 205 Algemene bepalingen
Artikel 206 Correctie voor het verliescompensatievermogen van technische voorzieningen
Artikel 207 Correctie voor het verliescompensatievermogen van uitgestelde belastingen

AFDELING 10 Risicolimiteringstechnieken

Artikel 208 Methodes en aannames
Artikel 209 Kwalitatieve criteria
Artikel 210 Effectieve cessie van risico
Artikel 211 Risicolimiteringstechnieken aan de hand van herverzekeringsovereenkomsten of special purpose vehicles
Artikel 212 Financiële risicolimiteringstechnieken
Artikel 213 Status van de tegenpartijen
Artikel 214 Zekerheidsovereenkomsten
Artikel 215 Garanties

AFDELING 11 Afgezonderde fondsen

Artikel 216 Berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste in geval van afgezonderde fondsen en matchingopslagportefeuilles
Artikel 217 Methode voor berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste voor afgezonderde fondsen en matchingopslagportefeuilles

AFDELING 12 Ondernemingsspecifieke parameters

Artikel 218 Subset van standaardparameters die door ondernemingsspecifieke parameters mogen worden vervangen
Artikel 219 Criteria betreffende gegevens
Artikel 220 Gestandaardiseerde methoden om de ondernemingsspecifieke parameters te berekenen

AFDELING 13 Procedure voor het actualiseren van correlatieparameters

Artikel 221

HOOFDSTUK VI SOLVABILITEITSKAPITAALVEREISTE — GEHEEL EN GEDEELTELIJK INTERNE MODELLEN

AFDELING 1 Definities

Artikel 222 Materialiteit

AFDELING 2 Gebruikstest

Artikel 223 Gebruik van het interne model
Artikel 224 Aansluitend bij het bedrijf
Artikel 225 Inzicht in het interne model
Artikel 226 Ondersteuning van de besluitvorming en integratie met het risicomanagement
Artikel 227 Vereenvoudigde berekening

AFDELING 3 Statistische kwaliteitsnormen

Artikel 228 Kansverdelingsprognose
Artikel 229 Deugdelijke, toepasselijke en relevante actuariële technieken
Artikel 230 Voor de berekening van de kansverdelingsprognose gebruikte informatie en aannamen
Artikel 231 In het interne model gebruikte gegevens
Artikel 232 Vermogen om risico's te classificeren
Artikel 233 Dekking van alle materiële risico's
Artikel 234 Diversificatie-effecten
Artikel 235 Risicolimiteringstechnieken
Artikel 236 Toekomstige beheeractiviteiten
Artikel 237 Inzicht in externe modellen en gegevens

AFDELING 4 Kalibratienormen

Artikel 238

AFDELING 5 Integratie van gedeeltelijk interne modellen

Artikel 239

AFDELING 6 Toeschrijving van winsten en verliezen

Artikel 240

AFDELING 7 Valideringsnormen

Artikel 241 Modelvalideringsproces
Artikel 242 Valideringsinstrumenten

AFDELING 8 Documentatienormen

Artikel 243 Algemene bepalingen
Artikel 244 Minimuminhoud van de documentatie
Artikel 245 Omstandigheden waaronder het interne model niet doeltreffend werkt
Artikel 246 Wijzigingen in het interne model

AFDELING 9 Externe modellen en gegevens

Artikel 247

HOOFDSTUK VII MINIMUMKAPITAALVEREISTE

Artikel 248 Minimumkapitaalvereiste

Artikel 249 Lineair minimumkapitaalvereiste

Artikel 250 Lineaire-formulecomponent voor schadeverzekerings- en -herverzekeringsverplichtingen

Artikel 251 Lineaire-formulecomponent voor levensverzekerings- en -herverzekeringsverplichtingen

Artikel 252 Minimumkapitaalvereiste: gemengde verzekeringsondernemingen

Artikel 253 Absolute ondergrens van het minimumkapitaalvereiste

HOOFDSTUK VIII BELEGGINGEN IN SECURITISATIEPOSITIES

Artikel 254 Risicobehoudvereisten met betrekking tot de initiators, sponsors of oorspronkelijke kredietverstrekkers

Artikel 255 Vrijstellingen van de risicobehoudvereisten

Artikel 256 Kwalitatieve vereisten voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen

Artikel 257 Vereisten inzake beleggingen in securitisatie die niet meer aan de kwalitatieve en de risicobehoudvereisten voldoen

HOOFDSTUK IX GOVERNANCESYSTEEM

AFDELING 1 Elementen van het governancesysteem

Artikel 258 Algemene governancevereisten
Artikel 259 Risicomanagementsysteem
Artikel 260 Risicomanagementgebieden
Artikel 261 Risicomanagement in ondernemingen die krediet verstrekken en/of hypotheekverzekeringen of -herverzekeringen aanbieden
Artikel 262 Algehele solvabiliteitsbehoeften
Artikel 263 Alternatieve waarderingsmethoden
Artikel 264 Waardering van technische voorzieningen — validering
Artikel 265 Waardering van technische voorzieningen — documentatie
Artikel 266 Internecontrolesysteem
Artikel 267 Interne controle van de waardering van activa en passiva

AFDELING 2 Functies

Artikel 268 Specifieke bepalingen
Artikel 269 Risicomanagementfunctie
Artikel 270 Compliancefunctie
Artikel 271 Interneauditfunctie
Artikel 272 Actuariële functie

AFDELING 3 Deskundigheids- en betrouwbaarheidsvereisten

Artikel 273

AFDELING 4 Uitbesteding

Artikel 274

AFDELING 5 Beloningsbeleid

Artikel 275

HOOFDSTUK X OPSLAGFACTOR VAN HET KAPITAALVEREISTE

AFDELING 1 Omstandigheden waarin een opslagfactor van het kapitaalvereiste wordt opgelegd

Artikel 276 Beoordeling van een significante afwijking van het solvabiliteitskapitaalvereiste
Artikel 277 Beoordeling van een significante afwijking van de governance
Artikel 278 Beoordeling van een significante afwijking van de aanpassingen in de relevante risicovrije rente en de overgangsmaatregelen
Artikel 279 Opslagfactoren in verband met afwijkingen van de aannamen die aan het solvabiliteitskapitaalvereiste ten grondslag liggen
Artikel 280 Beoordeling van het vereiste om een intern model te gebruiken
Artikel 281 Passend tijdskader voor de aanpassing van het interne model

AFDELING 2 Methoden voor de berekening van opslagfactoren van het kapitaalvereiste

Artikel 282 Berekening van opslagfactoren in verband met afwijkingen van aannamen inzake het solvabiliteitskapitaalvereiste
Artikel 283 Reikwijdte en aanpak van wijzigingen in verband met een afwijking van aannamen inzake het solvabiliteitskapitaalvereiste
Artikel 284 Berekening van opslagfactoren van het kapitaalvereiste in verband met aanpassingen in de relevante risicovrije rente of overgangsmaatregelen
Artikel 285 Reikwijdte en aanpak van wijzigingen in verband met aanpassingen in de relevante risicovrije rente en overgangsmaatregelen
Artikel 286 Berekening van opslagfactoren in verband met afwijkingen van de governancenormen
Artikel 287 Verdeelsleutel van opslagfactoren voor ondernemingen die gelijktijdig het levens- en het schadeverzekeringsbedrijf uitoefenen

HOOFDSTUK XI Verlenging van de herstelperiode

Artikel 288 Beoordeling van uitzonderlijke ongunstige omstandigheden

Artikel 289 Factoren en criteria ter bepaling van de verlenging van de herstelperiode

HOOFDSTUK XII BEKENDMAKING VAN INFORMATIE

AFDELING 1 Verslag over de solvabiliteit en financiële toestand: structuur en inhoud

Artikel 290 Structuur
Artikel 291 Materialiteit
Artikel 292 Samenvatting
Artikel 293 Bedrijf en resultaten
Artikel 294 Governancesysteem
Artikel 295 Risicoprofiel
Artikel 296 Waardering voor solvabiliteitsdoeleinden
Artikel 297 Kapitaalbeheer
Artikel 298 Aanvullende facultatieve informatie

AFDELING 2 Verslag over de solvabiliteit en financiële toestand: niet-bekendmaking van informatie

Artikel 299

AFDELING 3 Verslag over de solvabiliteit en financiële toestand: termijnen, bekendmakingswijze en actualiseringen

Artikel 300 Termijnen
Artikel 301 Bekendmakingswijze
Artikel 302 Actualiseringen
Artikel 303 Overgangsregelingen met betrekking tot vergelijkende informatie

HOOFDSTUK XIII PERIODIEKE TOEZICHTRAPPORTAGE

AFDELING 1 Elementen en inhoud

Artikel 304 Elementen van de periodieke toezichtrapportage
Artikel 305 Materialiteit
Artikel 306 ORSA-toezichtrapport
Artikel 307 Bedrijf en resultaten
Artikel 308 Governancesysteem
Artikel 309 Risicoprofiel
Artikel 310 Waardering voor solvabiliteitsdoeleinden
Artikel 311 Kapitaalbeheer

AFDELING 2 Termijnen en mededelingswijze

Artikel 312 Termijnen
Artikel 313 Mededelingswijze
Artikel 314 Overgangsvereisten voor de informatieverstrekking

HOOFDSTUK XIV TRANSPARANTIE EN VERANTWOORDING VAN TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEITEN

Artikel 315 Vertrouwelijke informatie

Artikel 316 Geaggregeerde statistische gegevens

Artikel 317 Bekendmakingswijze

HOOFDSTUK XV SPECIAL PURPOSE VEHICLES

AFDELING 1 Vergunningverlening

Artikel 318

AFDELING 2 Verplichte voorwaarden in de overeenkomst

Artikel 319 Volledige financiering
Artikel 320 Doeltreffende overdracht van risico
Artikel 321 Rechten van de verstrekkers van schuld- of financieringsmechanismen

AFDELING 3 Governancesysteem

Artikel 322 Deskundigheids- en betrouwbaarheidsvereisten voor de personen die een special purpose vehicle daadwerkelijk besturen
Artikel 323 Deskundigheids- en betrouwbaarheidsvereisten voor de aandeelhouders of leden met een gekwalificeerde deelneming
Artikel 324 Deugdelijke administratieve en boekhoudprocedures, adequate internecontrolemechanismen en vereisten op het gebied van risicomanagement

AFDELING 4 Toezichtrapportage

Artikel 325 Toezichtrapportage

AFDELING 5 Solvabiliteitsvereisten

Artikel 326 Solvabiliteitsvereisten
Artikel 327 Solvabiliteitsvereisten inzake beleggingen

TITEL II VERZEKERINGSGROEPEN

HOOFDSTUK I SOLVABILITEITSBEREKENING OP GROEPSNIVEAU

AFDELING 1 Groepssolvabiliteit: keuze van de berekeningsmethode en algemene beginselen

Artikel 328 Methodekeuze
Artikel 329 Behandeling van specifieke verbonden ondernemingen
Artikel 330 Beschikbaarheid op groepsniveau van het in aanmerking komend eigen vermogen van verbonden ondernemingen

AFDELING 2 Groepssolvabiliteit: berekeningsmethoden

Artikel 331 Indeling op groepsniveau van eigenvermogensbestanddelen van verbonden verzekerings- en herverzekeringsondernemingen
Artikel 332 Indeling op groepsniveau van eigenvermogensbestanddelen van verbonden verzekerings- of herverzekeringsondernemingen van derde landen
Artikel 333 Indeling op groepsniveau van eigenvermogensbestanddelen van verzekeringsholdings, gemengde financiële holdings en dochterondernemingen die nevendiensten verrichten
Artikel 334 Indeling van eigenvermogensbestanddelen van resterende verbonden ondernemingen
Artikel 335 Methode 1: bepaling van de geconsolideerde gegevens
Artikel 336 Methode 1: berekening van het geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep
Artikel 337 Methode 1: bepaling van de lokale valuta voor de berekening van het valutarisico
Artikel 338 Methode 1: groepsspecifieke parameters
Artikel 339 Methode 1: beste schatting
Artikel 340 Methode 1: risicomarge
Artikel 341 Combinatie van de methoden 1 en 2: geconsolideerd minimumsolvabiliteitskapitaalvereiste van de groep
Artikel 342 Methode 2: eliminatie van kapitaalschepping binnen de groep uit de beste schatting

HOOFDSTUK II INTERNE MODELLEN VOOR DE BEREKENING VAN HET GECONSOLIDEERDE SOLVABILITEITSKAPITAALVEREISTE VAN DE GROEP

AFDELING 1 Volledige en gedeeltelijke intern modellen die alleen voor de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep worden gebruikt

Artikel 343 Aanvraag om uitsluitend het geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep met behulp van een intern model te berekenen
Artikel 344 Beoordeling van de aanvraag om uitsluitend het geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep met behulp van een intern model te berekenen
Artikel 345 Besluit over de aanvraag en over het overgangsplan om het toepassingsgebied uit te breiden van een gedeeltelijk intern model dat uitsluitend voor de berekening van het geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep wordt gebruikt
Artikel 346 Gebruikstest van interne modellen die uitsluitend voor de berekening van het geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep worden gebruikt

AFDELING 2 Gebruik van een intern model van een groep

Artikel 347 Aanvraag om een intern model van een groep te mogen gebruiken
Artikel 348 Beoordeling van de volledigheid van een aanvraag om een intern model van de groep te mogen gebruiken
Artikel 349 Gezamenlijk besluit over de aanvraag en over het overgangsplan om het toepassingsgebied van het model uit te breiden
Artikel 350 Gebruikstest van interne modellen van groepen

HOOFDSTUK III TOEZICHT OP DE GROEPSSOLVABILITEIT VAN GROEPEN MET EEN GECENTRALISEERD RISICOBEHEER

Artikel 351 Beoordeling van de voorwaarden: criteria

Artikel 352 Beoordeling van de voorwaarden: procedures

Artikel 353 Beoordeling van een noodsituatie: criteria

HOOFDSTUK IV COÖRDINATIE VAN HET GROEPSTOEZICHT

AFDELING 1 Colleges van toezichthouders

Artikel 354 Deelname van toezichthouders van belangrijke bijkantoren en verbonden ondernemingen
Artikel 355 Coördinatieafspraken
Artikel 356 Goedkeuring van groepsspecifieke parameters door de toezichthoudende autoriteiten

AFDELING 2 Uitwisseling van informatie

Artikel 357 Systematisch uit te wisselen informatie

AFDELING 3 Nationaal of regionaal toezicht op het niveau van een ondergroep

Artikel 358

HOOFDSTUK V BEKENDMAKING VAN INFORMATIE

AFDELING 1 Verslag over de solvabiliteit en financiële toestand van de groep

Artikel 359 Structuur en inhoud
Artikel 360 Talen
Artikel 361 Niet-openbaarmaking van informatie
Artikel 362 Termijnen
Artikel 363 Actualiseringen
Artikel 364 Overgangsregelingen met betrekking tot vergelijkende informatie

AFDELING 2 Dubbelverslag over de solvabiliteit en financiële toestand

Artikel 365 Structuur en inhoud
Artikel 366 Talen
Artikel 367 Niet-openbaarmaking van informatie
Artikel 368 Termijnen
Artikel 369 Actualiseringen
Artikel 370 Verwijzing
Artikel 371 Overgangsregelingen met betrekking tot vergelijkende informatie

HOOFDSTUK VI TOEZICHTRAPPORTAGE VAN EEN GROEP

AFDELING 1 Periodieke rapportage

Artikel 372 Elementen en inhoud
Artikel 373 Termijnen
Artikel 374 Talen
Artikel 375 Aanvullende overgangsinformatie over groepen

AFDELING 2 Rapportage over risicoconcentraties en intragroeptransacties

Artikel 376 Significante risicoconcentraties (definitie, detectie en drempels)
Artikel 377 Significante intragroeptransacties (definitie, detectie)

TITEL III GELIJKWAARDIGHEID VAN DERDE LANDEN EN SLOTBEPALINGEN

HOOFDSTUK I ONDERNEMINGEN DIE HERVERZEKERINGSACTIVITEITEN UITOEFENEN EN WAARVAN HET HOOFDKANTOOR IN EEN DERDE LAND GELEGEN IS

Artikel 378 Criteria voor de beoordeling van de gelijkwaardigheid van een derde land

HOOFDSTUK II VERBONDEN VERZEKERINGS- EN HERVERZEKERINGSONDERNEMINGEN VAN DERDE LANDEN

Artikel 379 Criteria voor de beoordeling van de gelijkwaardigheid van een derde land

HOOFDSTUK III VERZEKERINGS- EN HERVERZEKERINGSONDERNEMINGEN MET MOEDERONDERNEMINGEN VAN BUITEN DE UNIE

Artikel 380 Criteria voor de beoordeling van de gelijkwaardigheid van een derde land

HOOFDSTUK IV SLOTBEPALINGEN

Artikel 381

BIJLAGE IVERZEKERINGSBRANCHES

BIJLAGE IISEGMENTATIE VAN SCHADEVERZEKERINGS- EN HERVERZEKERINGSVERPLICHTINGEN EN STANDAARDAFWIJKINGEN VOOR DE ONDERMODULE PREMIE- EN RESERVERISICO IN HET SCHADEVERZEKERINGSBEDRIJF

BIJLAGE IIIFACTOR VOOR GEOGRAFISCHE DIVERSIFICATIE VAN PREMIE- EN RESERVERISICO

BIJLAGE IVCORRELATIEMATRIX VOOR HET PREMIE- EN RESERVERISICO IN HET SCHADEVERZEKERINGSBEDRIJF

BIJLAGE V

BIJLAGE VI

BIJLAGE VII

BIJLAGE VIII

BIJLAGE IXDE GEOGRAFISCHE VERDELING IN RISICOZONES VAN DE IN BIJLAGE V VERMELDE REGIO'S

BIJLAGE XRISICOGEWICHTEN VOOR RAMPENRISICOGEBIEDEN

BIJLAGE XIAANSPRAKELIJKHEIDSRISICOGROEPEN, RISICOFACTOREN EN CORRELATIECOËFFICIËNTEN VOOR DE ONDERMODULE AANSPRAKELIJKHEIDSRISICO

BIJLAGE XIIVERPLICHTINGENGROEPEN EN RISICOFACTOREN VOOR DE ONDERMODULE RAMPENRISICO IN HET SCHADEVERZEKERINGSBEDRIJF

BIJLAGE XIIILIJST VAN REGIO'S WAARVOOR HET NATUURRAMPENRISICO NIET WORDT BEREKEND OP BASIS VAN PREMIES

BIJLAGE XIVSEGMENTATIE VAN NSLT-ZIEKTEKOSTENVERZEKERINGS- EN HERVERZEKERINGSVERPLICHTINGEN EN STANDAARDAFWIJKINGEN VOOR DE ONDERMODULE PREMIE- EN RESERVERISICO IN HET NSLT-ZIEKTEKOSTENVERZEKERINGSBEDRIJF

BIJLAGE XVCORRELATIEMATRIX VOOR PREMIE- EN RESERVERISICO IN HET NSLT-ZIEKTEKOSTENVERZEKERINGSBEDRIJF

BIJLAGE XVIONDERMODULE RAMPENRISICO IN HET ZIEKTEVERZEKERINGSBEDRIJF VAN DE STANDAARDFORMULE VAN HET SOLVABILITEITSKAPITAALVEREISTE

BIJLAGE XVIIMETHODESPECIFIEKE GEGEVENSVEREISTEN EN METHODESPECIFICATIES VOOR ONDERNEMINGSSPECIFIEKE PARAMETERS VAN DE STANDAARDFORMULE

BIJLAGE XVIIITECHNIEKEN VOOR DE INTEGRATIE VAN GEDEELTELIJK INTERNE MODELLEN

BIJLAGE XIXMCR-RISICOFACTOREN VOOR DE VERZEKERINGS- OF HERVERZEKERINGSVERPLICHTINGEN IN HET SCHADE- EN ZIEKTEVERZEKERINGSBEDRIJF

BIJLAGE XXDE STRUCTUUR VAN DE RAPPORTAGE OVER DE SOLVABILITEIT EN FINANCIËLE TOESTAND EN DE PERIODIEKE TOEZICHTRAPPORTAGE

BIJLAGE XXIGEAGGREGEERDE STATISTISCHE GEGEVENS

BIJLAGE XXIICORRELATIECOËFFICIËNTEN VOOR STORMRISICO'S

BIJLAGE XXIIICORRELATIECOËFFICIËNTEN VOOR AARDBEVINGSRISICO'S

BIJLAGE XXIVCORRELATIECOËFFICIËNTEN VOOR OVERSTROMINGSRISICO'S

BIJLAGE XXVCORRELATIECOËFFICIËNTEN VOOR HAGELRISICO'S

BIJLAGE XXVICORRELATIECOËFFICIËNTEN VOOR VERZAKKINGSRISICO'S