Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/98 van de Commissie van 18 november 2014 betreffende de uitvoering van de internationale verplichtingen van de Unie, als bedoeld in artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad, in het kader van het Internationaal Verdrag voor de instandhouding van Atlantische tonijnen en van het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan
Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/98 van de Commissie van 18 november 2014 betreffende de uitvoering van de internationale verplichtingen van de Unie, als bedoeld in artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad, in het kader van het Internationaal Verdrag voor de instandhouding van Atlantische tonijnen en van het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad(1), en met name artikel 15, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
Verordening (EU) nr. 1380/2013 voorziet in de aanlanding van alle vangsten van soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden, en in de Middellandse Zee, ook van vangsten van soorten waarvoor minimummaten gelden („de aanlandingsverplichting”). Artikel 15, lid 1, van deze verordening is van toepassing op visserijactiviteiten die plaatsvinden in Uniewateren of door Unievissersvaartuigen in wateren buiten de Unie, in wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen.
De aanlandingsverplichting zal vanaf 1 januari 2015 gelden voor kleine en grote pelagische visserij, visserij voor industriële doeleinden en visserij op zalm in de Oostzee.
De Unie is overeenkomstsluitende partij bij een aantal regionale organisaties voor visserijbeheer („ROVB's”) en de maatregelen die door de betrokken ROVB's zijn vastgesteld, zijn derhalve bindend voor de Unie.
Volgens bepaalde ROVB-maatregelen dienen vissersvaartuigen die vissen in het gebied waarvoor de betrokken ROVB's verantwoordelijk zijn, bepaalde vangsten die in principe onder de aanlandingsverplichting vallen, terug te gooien.
Artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 verleent de Commissie de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde internationale verplichtingen in het Unierecht te implementeren, met inbegrip van, in het bijzonder, afwijkingen van de aanlandingsverplichting.
Derhalve moet worden verduidelijkt in welke gevallen de aanlandingsverplichting niet geldt, om ervoor te zorgen dat de Unie haar internationale verplichtingen naleeft en om rechtszekerheid te creëren voor vissers.
Overeenkomstig aanbeveling 11-01 van de Internationale Commissie voor de instandhouding van tonijn in de Atlantische Oceaan („ICCAT”) over een meerjarig programma voor de instandhouding en het beheer van grootoogtonijn en geelvintonijn, zou sommige vissersvaartuigen niet mogen worden toegestaan om grootoogtonijn te vissen, aan boord te houden, over te laden, te vervoeren, over te brengen, te verwerken of aan te landen in de Atlantische Oceaan.
In ICCAT-aanbeveling 13-07 wordt een teruggooiverplichting vastgesteld voor vaartuigen en tonnara's die Oost-Atlantische blauwvintonijn vangen in bepaalde situaties. Met name in punt 29 van deze aanbeveling wordt gesteld dat blauwvintonijn onder een minimaal gewicht of maat moet worden teruggegooid. Die minimummaat is momenteel vastgesteld in Verordening (EG) nr. 302/2009 van de Raad(2). Die teruggooiverplichting geldt voor alle Oost-Atlantische blauwvintonijnvisserij, met inbegrip van recreatie-en sportvisserij.
Voorts wordt in punt 31 van ICCAT-aanbeveling 13-07 een teruggooiverplichting vastgesteld voor blauwvintonijn met een gewicht tussen 8 en 30 kg of met een vorklengte tussen 75 en 115 cm die als bijvangst wordt gevangen door vaartuigen en tonnara's die actief vissen op deze soorten en die verantwoordelijk zijn voor meer dan 5 % van de totale blauwvintonijnvangsten.
De gewichtsklasse voor de bijvangst van blauwvintonijn, zoals vastgesteld in artikel 9, lid 12, van Verordening (EG) nr. 302/2009, verschilt van de in punt 31 van de ICCAT-aanbeveling 13-07 vastgestelde gewichtsklasse, welke is vastgesteld na de inwerkingtreding van deze verordening. In afwachting van de herziening van Verordening (EG) nr. 302/2009, dient lid 31 van die ICCAT-aanbeveling door deze verordening in het recht van de Unie te worden omgezet.
In punt 32 van ICCAT-aanbeveling 13-07 wordt bepaald dat op vaartuigen die niet actief op blauwvistonijn vissen, de totale vangst in gewicht of aantal stuks niet voor meer dan 5 % uit blauwvistonijn mag bestaan.
De punten 34 en 41 van ICCAT-aanbeveling 13-07 bepalen dat blauwvintonijn moet worden teruggegooid als deze levend wordt gevangen in het kader van recreatie-en sportvisserij.
Bij ICCAT-aanbeveling 13-02 voor de instandhouding van Noord-Atlantische zwaardvis is een teruggooiverplichting vastgesteld voor vaartuigen die op Noord-Atlantische zwaardvis vissen in bepaalde situaties. Met name in punt 9 wordt gesteld dat blauwvintonijn onder een minimaal referentiegewicht of maat moet worden teruggegooid. Deze minimummaat is momenteel vastgesteld in Verordening (EG) nr. 520/2007 van de Raad(3).
Bovendien wordt er in hetzelfde punt van aanbeveling 13-02 een teruggooiverplichting vastgesteld voor zwaardvis van minder dan 25 kg levend gewicht of met een vorklengte van de onderkaak van 125 cm, die gevangen is als bijvangst en meer dan 15 % uitmaakt van het totale door het vaartuig aantal gevangen zwaardvissen per aanlanding.
Met het oog op de samenhang tussen ICCAT-aanbevelingen 11-01, 13-07 en 13-02 en het recht van de Unie, mag de aanlandingsverplichting niet van toepassing zijn op Unievaartuigen die deelnemen aan de visserij waarop deze aanbevelingen betrekking hebben.
In artikel 5, artikel 6.3 en bijlage I.A van de instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan („NAFO”), wordt een teruggooiverplichting vastgesteld voor de vangst van lodde boven de vastgestelde quota of boven het toegestane percentage bijvangst. In bijlage I.A wordt voor lodde momenteel een totale toegestane vangst („TAC”) van nul vastgesteld. Bovendien is loddebijvangst in andere visserijtakken die ook onder de aanlandingsverplichting vallen, onder bepaalde voorwaarden, ook onderworpen aan een teruggooiverplichting overeenkomstig NAFO-voorschriften.
Met het oog op de samenhang tussen de instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de NAFO en het recht van de Unie, mag de aanlandingsverplichting niet van toepassing zijn op visserijtakken die onder deze maatregelen vallen.
Met het oog op de termijn die is vastgesteld in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, dient deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking te treden.
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Onderwerp en toepassingsgebied
Deze verordening bevat afwijkingen van de aanlandingsverplichting, als bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, teneinde de internationale verplichtingen van de Unie te implementeren in het kader van het Internationaal Verdrag voor de instandhouding van Atlantische tonijnen en van het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan. Zij is van toepassing op visserijactiviteiten die plaatsvinden in Uniewateren of door Unievissersvaartuigen in wateren buiten de Unie, in wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen.
Artikel 2 Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
- 1.„NAFO-gebied”:
- de geografische gebieden bedoeld in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 217/2009 van het Europees Parlement en de Raad(4);
- 2.„visserijtakken onder de werkingssfeer van NAFO”:
- de visserijtakken in het NAFO-verdragsgebied van alle visbestanden, met de volgende uitzonderingen: zalm, tonijn en zeilvis, walvisachtigen die onder beheer van de Internationale Walvisvaartcommissie of een andere opvolgerorganisatie vallen, en sedentaire soorten van het continentaal plat, dat wil zeggen, organismen die ten tijde dat ze kunnen worden geoogst, hetzij zich onbeweeglijk op of onder de zeebodem bevinden, hetzij zich niet kunnen verplaatsen dan in voortdurend fysiek contact met de zeebodem of de ondergrond;
- 3.„Noord-Atlantische Oceaan”:
- het gebied van de Atlantische Oceaan ten noorden van 5° NB;
- 4.„recreatievisserij”:
- niet-commerciële visserij waarbij de betrokkenen niet zijn aangesloten bij een nationale sportorganisatie of niet in het bezit zijn van een nationale sportvergunning;
- 5.„sportvisserij”:
- niet-commerciële visserij door leden van een nationale sportorganisatie of houders van een nationale sportvergunning.