Home

Besluit (EU) 2017/933 van de Europese Centrale Bank van 16 november 2016 betreffende een algemeen kader voor de delegatie van besluitvormingsbevoegdheden voor met toezichttaken verband houdende rechtsinstrumenten (ECB/2016/40)

Besluit (EU) 2017/933 van de Europese Centrale Bank van 16 november 2016 betreffende een algemeen kader voor de delegatie van besluitvormingsbevoegdheden voor met toezichttaken verband houdende rechtsinstrumenten (ECB/2016/40)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, en met name artikel 12.3,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. De toedeling van toezichttaken krachtens Verordening (EU) nr. 1024/2013(1) van de Europese Centrale Bank (ECB) is een uitdaging voor de doeltreffendheid en de efficiëntie van het besluitvormingsproces van de ECB, gezien het hoge aantal besluiten dat is vereist met betrekking tot de bankentoezichttaken van de ECB.

  2. Luidens artikel 13, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie handelt iedere instelling binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar in de Verdragen zijn toegedeeld en volgens de daarin bepaalde procedures, voorwaarden en doelstellingen. Artikel 9.3 van de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (ECB) (hierna: de „ESCB-statuten”) bepaalt dat de ECB twee besluitvormende organen heeft, te weten de Raad van bestuur en de directie.

  3. Artikel 11.6 van de ESCB-statuten stelt de verantwoordelijkheid van de directie voor de lopende zaken van de ECB vast. Dienaangaande bepalen artikel 10.1 en artikel 10.2 van het reglement van orde van de Europese Centrale Bank (hierna, het „reglement van orde”), zoals vastgesteld in Besluit ECB/2004/2(2), dat alle ECB-arbeidseenheden onder het beheer van de directie vallen. Luidens artikel 13 quaterdecies.1. van het reglement van orde behoren toezichttaken tot de bevoegdheden van de directie met betrekking tot de interne structuur en het personeel van de ECB.

  4. Overeenkomstig artikel 25 van Verordening (EU) nr. 1024/2013 vervult de ECB de haar opgedragen taken zonder afbreuk te doen aan en gescheiden van haar taken op het gebied van monetair beleid en andere taken. Voorts bepaalt artikel 25 dat personeelsleden die zijn betrokken bij de uitvoering van deze taken, in de organisatiestructuur zijn gescheiden van het personeel dat betrokken is bij de uitvoering van andere aan de ECB opgedragen taken, en vallen onder afzonderlijke rapportagelijnen. Aan deze organisatorische scheiding, waarbij personeelsleden die zijn betrokken bij de uitvoering van de aan de ECB krachtens Verordening (EU) nr. 1024/2013 opgedragen taken, rapporteren aan de voorzitter van de Raad van toezicht, is uitvoering gegeven overeenkomstig Besluit ECB/2014/39(3).

  5. De directie heeft geen besluitvormende bevoegdheden met betrekking tot toezichtbesluiten. Luidens artikel 26, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 is de Raad van toezicht het interne orgaan dat taken plant en uitvoert die Verordening (EU) nr. 1024/2013 aan de ECB heeft opgedragen. Luidens artikel 26, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 verricht de Raad van toezicht de voorbereiding met betrekking tot de aan de ECB opgedragen toezichttaken en legt hij de Raad van bestuur volledige ontwerpbesluiten voor ter aanneming door laatstgenoemde, indien de Raad van bestuur geen bezwaar maakt. Overeenkomstig artikel 129, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en artikel 9.3 van de ESCB-statuten is de Raad van toezicht geen besluitvormend orgaan van de ECB.

  6. De jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ) behelst dat een procedure voor delegatie van besluiten noodzakelijk kan zijn, rekening houdend met het aanzienlijke aantal besluiten dat een instelling moet vaststellen, opdat de instelling haar taken kan uitvoeren. Het HvJ heeft bevestigd dat het een aan alle institutionele stelsels(4) inherent beginsel is dat de werking van een besluitvormend orgaan wordt gewaarborgd. Derhalve omvatten de aan een instelling opgedragen bevoegdheden het recht om overeenkomstig de bepalingen van het VWEU een aantal van die bepalingen te delegeren, behoudens door de instelling nader uitgewerkte voorwaarden. Een Unie-instelling kan derhalve maatregelen van organisatorische aard vaststellen houdende de delegatie van bevoegdheden aan haar eigen interne besluitvormende organen, voor zover die maatregelen gerechtvaardigd zijn en het evenredigheidsbeginsel respecteren.

  7. Een algemeen kaderbesluit inzake delegatie is vereist als onderdeel van de interne organisatie van de ECB en haar besluitvormende organen. De rechtsinstrumenten wier vaststelling kan worden gedelegeerd, omvatten toezichtbesluiten, zoals bedoeld in artikel 2, lid 26, van Verordening (EU) nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank (ECB/2014/17)(5), of met toezichttaken verband houdende instructies zoals bedoeld in artikel 17 bis.3. van het reglement van orde. Dit algemene kaderbesluit strekt ter verduidelijking van de te volgen procedure voor de vaststelling van specifieke toezichtbesluiten en moet de reikwijdte van de verantwoordelijkheden van de directie vaststellen, en van hoofden van ECB-arbeidseenheden aan wie de besluitvormingsbevoegdheden worden gedelegeerd. Dit algemene kaderbesluit mag aan de uitvoering van ECB-toezichttaken geen afbreuk doen en moet de bevoegdheden van de Raad van toezicht om volledige ontwerpbesluiten aan de Raad van bestuur voor te leggen, onverlet laten.

  8. Binnen dit kader moet de Raad van bestuur overeenkomstig dit algemene kaderbesluit en de geen-bezwaarprocedure in artikel 26, lid 8, van Verordening (EU) nr 1024/2013 delegatiebesluiten vaststellen. Zulks strookt met de jurisprudentie van het HvJ, dat stelt dat een delegatiebesluit moet worden genomen krachtens de procedure die van toepassing zou zijn indien de delegerende autoriteit een finaal besluit zou vaststellen. De Raad van toezicht kan overeenkomstig artikel 26, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 steeds volledige ontwerpbesluiten aan de Raad van bestuur voorleggen ter intrekking of wijziging van een specifiek delegatiebesluit. Die intrekking of wijziging laat enig vastgesteld gedelegeerd besluit onverlet. Besluiten inzake aangelegenheden die buiten de werkingssfeer van het delegatiebesluit vallen, moeten overeenkomstig de geen-bezwaarprocedure worden vastgesteld,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1 Aanvullende karakter

Dit besluit vult het reglement van orde aan.

Artikel 2 Onderwerp en werkingssfeer

Dit besluit stelt regels vast inzake de delegatie van duidelijk afgebakende besluitvormingsbevoegdheden van de Raad van bestuur in verband met toezichtrechtsinstrumenten.

Artikel 3 Definities

De in dit besluit gebezigde terminologie heeft dezelfde betekenis als de in het reglement van orde bedoelde termen, samen met de volgende definities:

    1) „toezichtrechtsinstrument” :
    een rechtsinstrument aangaande de ECB-toezichttaken;
    2) „delegatiebesluit” :
    een besluit van de Raad van bestuur om besluitvormingsbevoegdheden in verband met toezichtrechtsinstrumenten te delegeren aan hoofden van ECB-arbeidseenheden;
    3) „benoemingsbesluit” :
    een directiebesluit tot benoeming van een of meerdere hoofden van ECB-arbeidseenheden om besluiten te nemen op basis van een delegatiebesluit;
    4) „gedelegeerd besluit” :
    een besluit in verband met toezichtrechtsinstrumenten dat werd genomen op basis van gedelegeerde besluitvormingsbevoegdheden.

Artikel 4 Delegatiebesluiten

De Raad van bestuur kan besluitvormingsbevoegdheden in verband met toezichtrechtsinstrumenten delegeren aan hoofden van ECB-arbeidseenheden door overeenkomstig de procedure van artikel 26, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 een delegatiebesluit vast te stellen. Een delegatiebesluit omvat een gedetailleerde uiteenzetting van het toepassingsgebied van de te delegeren aangelegenheid en de voorwaarden op grond waarvan die bevoegdheden mogen worden uitgeoefend; het delegatiebesluit treedt in werking na vaststelling van een benoemingsbesluit van de directie overeenkomstig artikel 5.

Artikel 5 Benoemingsbesluiten

Artikel 6 Gedelegeerde besluiten

Artikel 7 Registratie van en rapportage betreffende gedelegeerde besluiten

Artikel 8 Toetsing van gedelegeerde besluiten

Artikel 9 Inwerkingtreding