Home

Verordening (EU) 2016/646 van de Commissie van 20 april 2016 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 692/2008 wat de emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 6) betreft (Voor de EER relevante tekst)

Verordening (EU) 2016/646 van de Commissie van 20 april 2016 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 692/2008 wat de emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 6) betreft (Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie(1), en met name artikel 5, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Verordening (EG) nr. 715/2007 is een van de bijzondere regelgevingshandelingen in het kader van de typegoedkeuringsprocedure die is vastgesteld bij Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad(2).

  2. Bij Verordening (EG) nr. 715/2007 worden bepaalde emissiegrenswaarden opgelegd voor nieuwe lichte voertuigen en aanvullende voorschriften vastgesteld inzake de toegang tot informatie. De specifieke technische bepalingen die nodig zijn om die verordening ten uitvoer te leggen, zijn bij Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie(3) vastgesteld.

  3. De Commissie heeft in dit verband op basis van eigen onderzoek en externe gegevens een uitvoerige analyse uitgevoerd van de in Verordening (EG) nr. 692/2008 vastgestelde procedures, tests en voorschriften voor de typegoedkeuring, waarbij zij heeft vastgesteld dat de emissies van Euro 5/6-voertuigen in reële rijomstandigheden op de weg aanzienlijk hoger zijn dan de emissies die worden gemeten tijdens de voorgeschreven nieuwe Europese rijcyclus (New European Driving Cycle — NEDC), vooral wat de NOx-emissies van dieselvoertuigen betreft.

  4. De emissievoorschriften voor typegoedkeuring van motorvoertuigen zijn geleidelijk doch aanzienlijk aangescherpt door de invoering en de daaropvolgende herziening van de Euro-normen. De emissies van voertuigen zijn in het algemeen al aanzienlijk verminderd wat de gehele reeks gereglementeerde verontreinigende stoffen betreft, maar dat gold niet voor de NOx-emissies van dieselmotoren, vooral wat betreft lichte voertuigen. Daarom zijn maatregelen nodig om deze situatie te verbeteren.

  5. „Manipulatie-instrumenten”, zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 10, van Verordening (EG) nr. 715/2007, die het emissiebeperkingsniveau verlagen, zijn verboden. Recente gebeurtenissen hebben aangetoond dat op dit punt een scherpere handhaving nodig is. Daarom is het passend een beter toezicht op de ten tijde van de typegoedkeuring door de fabrikant toegepaste emissiebeperkingsstrategie te vereisen, volgens de beginselen die uit hoofde van de Euro VI-verordening (Verordening (EG) nr. 595/2009) en de uitvoeringsbepalingen daarvan reeds op zware voertuigen worden toegepast.

  6. De aanpak van de problematische NOx-emissies van dieselvoertuigen moet bijdragen aan een afname van de huidige aanhoudend hoge niveaus van NO2-concentraties in de lucht, die een grote bron van zorg voor de menselijke gezondheid zijn.

  7. In januari 2011 heeft de Commissie een werkgroep ingesteld met deelname van alle geïnteresseerde belanghebbenden voor het ontwikkelen van een testprocedure voor emissies in reële rijomstandigheden (real driving emissions — RDE) die een beter beeld geeft van de emissies in reële rijomstandigheden op de weg. Daartoe is, na grondige technische besprekingen, gebruikgemaakt van de in Verordening (EG) nr. 715/2007 voorgestelde optie om draagbare emissiemeetsystemen (portable emission measurement systems — PEMS) en niet te overschrijden grenswaarden (not-to-exceed — NTE) te gebruiken.

  8. Zoals met de belanghebbenden is overeengekomen in het CARS 2020-proces(4), dienen de RDE-testprocedures in twee fasen te worden ingevoerd: tijdens een eerste overgangsperiode dienen de testprocedures alleen te worden toegepast voor controledoeleinden, terwijl zij achteraf moeten worden toegepast in combinatie met bindende kwantitatieve RDE-voorschriften voor alle nieuwe typegoedkeuringen en nieuwe voertuigen.

  9. De RDE-testprocedures zijn bij Verordening (EU) 2016/427 van de Commissie(5) ingevoerd. Het is nu nodig de kwantitatieve RDE-voorschriften vast te stellen om de uitlaatemissies onder alle normale gebruiksomstandigheden te beperken overeenkomstig de emissiegrenswaarden die zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 715/2007. Daartoe moeten de statistische en technische onzekerheden van de meetprocedures in aanmerking worden genomen.

  10. Om de fabrikanten in staat te stellen zich geleidelijk aan de RDE-regels aan te passen, dienen de uiteindelijke kwantitatieve RDE-voorschriften te worden ingevoerd in twee opeenvolgende fasen. In de eerste fase, die van toepassing moet worden vanaf vier jaar na de data waarop toepassing van de Euro 6-normen verplicht wordt, moet een conformiteitsfactor van 2,1 worden toegepast. In de tweede fase, die één jaar en vier maanden na het begin van de eerste fase moet volgen, moet volledige naleving worden verlangd van de NOx-emissiegrenswaarde van 80 mg/km, zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr. 715/2007, plus een marge waarbij rekening wordt gehouden met de extra meetonzekerheden in verband met het gebruik van draagbare emissiemeetsystemen (PEMS).

  11. Het is weliswaar van belang dat alle mogelijke rijsituaties potentieel door de RDE-tests worden bestreken, maar vermeden moet worden dat op partijdige wijze met de geteste voertuigen wordt gereden, d.w.z. dat een positief of juist negatief testresultaat wordt nagestreefd met behulp van extreme rijpatronen — en dus niet op basis van de technische prestaties van het voertuig. Daarom worden aanvullende grensomstandigheden voor RDE-tests ingevoerd teneinde dergelijke situaties te ondervangen.

  12. Vanwege hun specifieke aard stemmen de rijomstandigheden tijdens individuele PEMS-ritten mogelijkerwijs niet volledig overeen met de „normale gebruiksomstandigheden van een voertuig”. De strengheid van de emissiebeperking tijdens dergelijke ritten kan bijgevolg variëren. Om die reden, en teneinde de statistische en technische onzekerheden van de meetprocedures in aanmerking te nemen, kan in de toekomst worden overwogen in de NTE-emissiegrenswaarden voor individuele PEMS-ritten de kenmerken van die ritten, beschreven door middel van een aantal meetbare parameters die bijvoorbeeld verband houden met het dynamisch rijgedrag of de belasting, mee te wegen. Als dat beginsel wordt toegepast, mag dit niet leiden tot afzwakking van het milieueffect en de doeltreffendheid van de RDE-testprocedures, die door middel van een collegiaal getoetste wetenschappelijke studie moeten worden aangetoond. Bovendien dienen voor de beoordeling van de strengheid van de emissiebeperking tijdens een PEMS-rit alleen parameters in aanmerking te worden genomen die op objectieve wetenschappelijke gronden kunnen worden gerechtvaardigd, en niet slechts om redenen die verband houden met de kalibratie van de motor, de systemen voor verontreinigingsbeheersing of de systemen voor emissiebeperking.

  13. Ten slotte moet, met het oog op de noodzaak om de NOx-emissies in het stadsverkeer te beperken, dringend worden overwogen het relatieve gewicht van de stads-, buitenweg- en snelwegcomponenten van de RDE-test aan te passen, om ervoor te zorgen dat in de praktijk een lage conformiteitsfactor kan worden bereikt; hierdoor wordt in het hierboven bedoelde derde RDE-regelgevingspakket een aanvullende grensomstandigheid met betrekking tot het dynamisch rijgedrag ingevoerd, boven welke de uitgebreide omstandigheden gelden met ingang van de invoeringsdata voor fase 1.

  14. De Commissie dient de bepalingen van de RDE-testprocedure regelmatig te beoordelen en ze aan te passen om rekening te houden met nieuwe voertuigtechnologieën en om hun doeltreffendheid te waarborgen. Ook dient de Commissie jaarlijks het geschikte niveau van de definitieve conformiteitsfactor te beoordelen in het licht van de technische vooruitgang. Met name dient zij de twee alternatieve methoden voor de beoordeling van PEMS-emissiegegevens die in bijlage IIIA, aanhangsels 5 en 6, bij Verordening (EG) nr. 692/2008 zijn opgenomen, te herzien met het oog op de ontwikkeling van één enkele methode.

  15. Het is daarom passend Verordening (EG) nr. 692/2008 dienovereenkomstig te wijzigen.

  16. De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het technisch comité motorvoertuigen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 692/2008 wordt als volgt gewijzigd:

  1. In artikel 2 worden de volgende punten 43 en 44 toegevoegd:

    „43. „primaire emissiestrategie” :
    een emissiestrategie die over het hele toerental- en belastingsbereik van het voertuig actief is, tenzij een aanvullende emissiestrategie is geactiveerd;
    44. „aanvullende emissiestrategie” :
    een emissiestrategie die naar aanleiding van een specifieke reeks omgevings- of bedrijfsomstandigheden actief wordt en een primaire emissiestrategie vervangt of wijzigt met een specifiek doeleinde, en alleen operationeel blijft zolang deze omstandigheden zich voordoen.”.

  2. In artikel 3, lid 10, wordt de derde alinea vervangen door:

    „Tot drie jaar na de in artikel 10, lid 4, van Verordening (EG) nr. 715/2007 genoemde data en tot vier jaar na in artikel 10, lid 5, van die verordening genoemde data gelden de volgende bepalingen:”.

  3. Artikel 3, lid 10, onder a), wordt vervangen door:

    „De voorschriften van punt 2.1 van bijlage IIIA zijn niet van toepassing.”.

  4. In artikel 5 worden de volgende leden 11 en 12 toegevoegd:

    1. De fabrikant verstrekt tevens een uitgebreid documentatiepakket met daarin de volgende informatie:

      1. informatie over de werking van de primaire en aanvullende emissiestrategieën, waaronder een beschrijving van de parameters die door een aanvullende emissiestrategie worden gewijzigd en de grensomstandigheden waaronder de aanvullende emissiestrategie werkt, en een aanduiding welke emissiestrategieën bij de omstandigheden van de in deze verordening beschreven testprocedures waarschijnlijk actief zullen zijn;

      2. een beschrijving van de besturingslogica, de timingstrategieën en de schakelpunten van het brandstofsysteem in alle werkingsmodi.

    2. Het uitgebreide documentatiepakket zoals bedoeld in lid 11 blijft strikt vertrouwelijk. Het kan door de goedkeuringsinstantie of, met het akkoord van de goedkeuringsinstantie, door de fabrikant worden bewaard. Indien de fabrikant het documentatiepakket bewaart, moet het, na controle en goedkeuring, door de goedkeuringsinstantie van een kenmerk worden voorzien en worden gedateerd. Het pakket moet bij de goedkeuring of op elk ogenblik tijdens de geldigheidsduur van de goedkeuring beschikbaar worden gesteld voor inspectie door de goedkeuringsinstantie.”.

  5. Bijlage I, aanhangsel 6, wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

  6. Bijlage IIIA wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 april 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude Juncker

BIJLAGE I

In bijlage I, aanhangsel 6, bij Verordening (EG) nr. 692/2008 wordt tabel 1 als volgt gewijzigd:

  1. De rijen ZD, ZE en ZF worden vervangen door:

    „ZD

    Euro 6c

    Euro 6-2

    M, N1 klasse I

    PI, CI

    1.9.2018

    31.8.2019

    ZE

    Euro 6c

    Euro 6-2

    N1 klasse II

    PI, CI

    1.9.2019

    31.8.2020

    ZF

    Euro 6c

    Euro 6-2

    N1 klasse III, N2

    PI, CI

    1.9.2019

    31.8.2020 ”

  2. Na rij ZF worden de volgende rijen ingevoegd:

    „ZG

    Euro 6d-TEMP

    Euro 6-2

    M, N1 klasse I

    PI, CI

    1.9.2017

    1.9.2019

    31.12.2020

    ZH

    Euro 6d-TEMP

    Euro 6-2

    N1 klasse II

    PI, CI

    1.9.2018

    1.9.2020

    31.12.2021

    ZI

    Euro 6d-TEMP

    Euro 6-2

    N1 klasse III, N2

    PI, CI

    1.9.2018

    1.9.2020

    31.12.2021

    ZJ

    Euro 6d

    Euro 6-2

    M, N1 klasse I

    PI, CI

    1.1.2020

    1.1.2021

    ZK

    Euro 6d

    Euro 6-2

    N1 klasse II

    PI, CI

    1.1.2021

    1.1.2022

    PLN

    Euro 6d

    Euro 6-2

    N1 klasse III, N2

    PI, CI

    1.1.2021

    1.1.2022 ”

  3. In de legenda bij de tabel worden na de alinea over de emissienorm „Euro 6b” de volgende alinea's ingevoegd:

      „emissienorm „Euro 6c” =
      alle Euro 6-emissievoorschriften, maar zonder kwantitatieve RDE-voorschriften, d.w.z. emissienorm Euro 6b, definitieve deeltjesaantalnormen voor PI-voertuigen, gebruik van de referentiebrandstof E10 en B7 (indien van toepassing) aan de hand van de voorgeschreven laboratoriumtestcyclus, en RDE-tests uitsluitend voor monitoringdoeleinden (geen toepassing van niet te overschrijden emissiegrenswaarden);
      emissienorm „Euro 6d-TEMP” =
      alle Euro 6-emissievoorschriften, d.w.z. emissienorm Euro 6b, definitieve deeltjesaantalnormen voor PI-voertuigen, gebruik van de referentiebrandstof E10 en B7 (indien van toepassing) aan de hand van de voorgeschreven laboratoriumtestcyclus, en RDE-tests met tijdelijke conformiteitsfactoren;”.

  4. In de legenda bij de tabel wordt de alinea over de emissienorm „Euro 6c” vervangen door:

      „emissienorm „Euro 6d” =
      alle Euro 6-emissievoorschriften, d.w.z. emissienorm Euro 6b, definitieve deeltjesaantalnormen voor PI-voertuigen, gebruik van de referentiebrandstof E10 en B7 (indien van toepassing) aan de hand van de voorgeschreven laboratoriumtestcyclus, en RDE-tests met definitieve conformiteitsfactoren;”.

BIJLAGE II

Aanhangsel 7A

Aanhangsel 7B