Home

Verordening (EU) 2016/1035 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 inzake bescherming tegen schade veroorzakende prijzen van vaartuigen (codificatie)

Verordening (EU) 2016/1035 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 inzake bescherming tegen schade veroorzakende prijzen van vaartuigen (codificatie)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(1),

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Verordening (EG) nr. 385/96 van de Raad(2) is ingrijpend gewijzigd(3). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van die verordening te worden overgegaan.

  2. De onder auspiciën van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling gevoerde multilaterale onderhandelingen hebben geleid tot de sluiting, op 21 december 1994, van een overeenkomst inzake normale concurrentievoorwaarden in de commerciële scheepsbouw- en scheepsreparatiesector (hierna „Scheepsbouwovereenkomst” genoemd).

  3. In de Scheepsbouwovereenkomst wordt erkend dat, gezien de bijzondere kenmerken van transacties in verband met de aankoop van vaartuigen, de compenserende rechten en anti-dumpingrechten waarin is voorzien bij artikel VI van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel, de Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen en de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel 1994 (hierna „Antidumpingovereenkomst van 1994” genoemd), die als bijlage aan de overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie zijn gehecht, zijn in de praktijk moeilijk toepasbaar. Er is behoefte is aan een doeltreffend instrument om te voorkomen dat vaartuigen onder hun normale waarde worden verkocht en de betrokken bedrijfstak schade lijdt. Met het oog hierop is een code inzake schade veroorzakende prijzen in de scheepsbouw vastgesteld, die tezamen met de grondbeginselen in bijlage III bij de Scheepsbouwovereenkomst is opgenomen (hierna „SVP-code” genoemd).

  4. De tekst van de SVP-code is in hoofdzaak gebaseerd op de Antidumpingovereenkomst van 1994, doch wijkt van die overeenkomst af in gevallen waarin dit gerechtvaardigd is wegens het specifieke karakter van de transacties in verband met de verkoop van vaartuigen. De tekst van de SVP-code dient derhalve in het Unierecht tot uitdrukking te komen, voor zover zulks mogelijk is op basis van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad(4).

  5. De Scheepsbouwovereenkomst en de daaruit voortvloeiende wettelijke bepalingen zijn van aanzienlijk belang voor het Unierecht.

  6. Teneinde het in de Scheepsbouwovereenkomst vastgestelde evenwicht van rechten en verplichtingen te handhaven, dient de Unie maatregelen te nemen ten aanzien van elk vaartuig dat wordt verkocht tegen een schade veroorzakende prijs die lager is dan de normale waarde en die daardoor schade toebrengt aan de bedrijfstak van de Unie.

  7. Voor scheepsbouwers uit landen die overeenkomstsluitende partij zijn bij de Scheepsbouwovereenkomst kan de verkoop van een vaartuig slechts aan een onderzoek van de Unie worden onderworpen indien de koper van het vaartuig in de Unie gevestigd is en het geen militair vaartuig betreft.

  8. Het is dienstig duidelijke en gedetailleerde bepalingen betreffende de berekening van de normale waarde vast te stellen en, in het bijzonder, voor te schrijven dat deze in zoverre mogelijk op de representatieve verkoop van een soortgelijk vaartuig in het kader van normale handelstransacties in het land van uitvoer gebaseerd dient te zijn. Het is wenselijk nader aan te geven onder welke omstandigheden een verkoop op de binnenlandse markt wordt geacht met verlies te hebben plaatsgevonden en derhalve buiten beschouwing kan worden gelaten, en onder welke omstandigheden van de verkoop van een soortgelijk vaartuig aan een derde land of van een door berekening vastgestelde normale waarde kan worden uitgegaan. Het is bovendien wenselijk, zelfs voor de startfase van een bepaalde productie, in een correcte kostenallocatie te voorzien. Wanneer de normale waarde door berekening wordt vastgesteld, dient tevens te worden aangegeven op welke wijze de bedragen voor verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten worden vastgesteld en welke winstmarge in een dergelijke waarde wordt ingecalculeerd.

  9. Om het instrument ter bestrijding van schade veroorzakende prijzen correct te kunnen toepassen, moet de Commissie alle nodige maatregelen nemen om bij de grote conglomeraten of holdings van derde landen na te gaan of boekingen terecht zijn gemaakt wanneer het gaat om de beoordeling van de kostprijsstructuur.

  10. Voor het geval dat de normale waarde voor een land zonder markteconomie moet worden vastgesteld, lijkt het wenselijk voorschriften voor het selecteren van een geschikt derde land met een markteconomie op te nemen en te bepalen dat, wanneer geen geschikt derde land wordt gevonden, de normale waarde op elke andere redelijke grondslag kan worden vastgesteld.

  11. Het is dienstig het begrip uitvoerprijs nader te omschrijven en aan te geven welke correcties dienen te worden aangebracht wanneer het noodzakelijk wordt geacht die prijs op basis van de eerste prijs op de vrije markt samen te stellen.

  12. Het verdient aanbeveling, met het oog op een billijke vergelijking tussen de uitvoerprijs en de normale waarde, melding te maken van alle factoren, met inbegrip van contractuele sancties, die van invloed kunnen zijn op de prijzen en de onderlinge vergelijkbaarheid daarvan.

  13. Het is wenselijk duidelijk en gedetailleerd aan te geven welke factoren relevant kunnen zijn voor het beantwoorden van de vraag of de verkoop tegen een schade veroorzakende prijs aanmerkelijke schade heeft veroorzaakt dan wel dreigt te veroorzaken. Bij het aantonen van het oorzakelijk verband tussen de prijs van het betrokken vaartuig en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade, dient aandacht te worden geschonken aan de gevolgen van andere factoren en, in het bijzonder, aan de marktomstandigheden in de Unie.

  14. Het is dienstig het begrip „bedrijfstak van de Unie” zodanig te omschrijven dat dit eveneens van toepassing is op scheepswerven die in staat zijn een soortgelijk vaartuig te bouwen en te bepalen dat met exporteurs verbonden partijen van deze begripsomschrijving kunnen worden uitgesloten. Ook het begrip „verbonden” dient te worden gedefinieerd.

  15. Het is noodzakelijk de procedurevoorschriften en de materiële voorwaarden voor het indienen van klachten tegen schade veroorzakende prijzen aan te geven en te bepalen in welke mate deze door de bedrijfstak van de Unie dienen te worden gesteund en welke gegevens betreffende de koper van het vaartuig, de schade veroorzakende prijzen, de schade en het verband daartussen de klacht dient te bevatten. Het is tevens wenselijk de procedure voor de afwijzing van klachten of de inleiding van procedures te omschrijven.

  16. Wanneer de koper van het tegen een schade veroorzakende prijs verkochte vaartuig op het grondgebied van een andere overeenkomstsluitende partij bij de Scheepsbouwovereenkomst is gevestigd, kan de klacht bovendien een verzoek om een onderzoek door de autoriteiten van die overeenkomstsluitende partij bevatten. Een dergelijk verzoek dient, indien het gerechtvaardigd is, aan de autoriteiten van die overeenkomstsluitende partij te worden voorgelegd.

  17. Wanneer zulks dienstig wordt geacht, kan een onderzoek eveneens naar aanleiding van een schriftelijke klacht van de autoriteiten van een overeenkomstsluitende partij bij de Scheepsbouwovereenkomst worden geopend, overeenkomstig het bepaalde in deze verordening en in de Scheepsbouwovereenkomst.

  18. Er dient te worden bepaald op welke wijze belanghebbenden ervan in kennis worden gesteld welke informatie de autoriteiten nodig hebben. Zij moeten over voldoende tijd beschikken om het nodige bewijsmateriaal over te leggen en in de gelegenheid worden gesteld hun belangen te verdedigen. Het is bovendien wenselijk de bij het onderzoek te volgen regels en procedures duidelijk aan te geven en, in het bijzonder, te bepalen dat belanghebbenden zich binnen de gestelde termijn kenbaar dienen te maken, hun standpunt naar voren dienen te brengen en informatie dienen te verstrekken. Dergelijke standpunten en informatie worden slechts in aanmerking genomen indien zij binnen de gestelde termijn worden voorgelegd. Het is bovendien wenselijk te bepalen op welke voorwaarden een belanghebbende toegang heeft tot en opmerkingen kan maken over de door andere belanghebbenden verschafte informatie. De lidstaten dienen met de Commissie samen te werken bij het verzamelen van deze informatie.

  19. Het is noodzakelijk te bepalen dat, ongeacht of een prijsschadeheffing wordt opgelegd of niet, een procedure, al naar gelang van het geval, hetzij uiterlijk één jaar na de datum van inleiding van de procedure, hetzij uiterlijk één jaar na de opleveringsdatum van het vaartuig wordt beëindigd.

  20. Een onderzoek of procedure dient te worden beëindigd wanneer de prijsschademarge minimaal is.

  21. Een onderzoek kan zonder het opleggen van een prijsschadeheffing worden beëindigd indien de verkoop van het vaartuig tegen een schade veroorzakende prijs definitief en onvoorwaardelijk ongedaan wordt gemaakt of een alternatieve gelijkwaardige oplossing wordt aanvaard. Het met deze verordening nagestreefde doel mag daarbij evenwel niet uit het oog worden verloren.

  22. Wanneer aan alle in deze verordening vastgestelde voorwaarden is voldaan, dient bij besluit een prijsschadeheffing die gelijk is aan de prijsschademarge te worden opgelegd aan de scheepsbouwer die een vaartuig heeft verkocht tegen een prijs die schade toebrengt aan de bedrijfstak van de Unie. Er dienen nauwkeurige en gedetailleerde voorschriften te worden vastgesteld voor de tenuitvoerlegging van dit besluit, met inbegrip van alle voor de handhaving ervan vereiste maatregelen, meer bepaald de mogelijkheid tot het nemen van tegenmaatregelen indien de scheepsbouwer de prijsschadeheffing niet binnen de gestelde termijn voldoet.

  23. Het is noodzakelijk gedetailleerde bepalingen vast te stellen voor de ontzegging van het recht tot laden en lossen in havens van de Unie voor vaartuigen die zijn gebouwd door een scheepsbouwer waarop tegenmaatregelen van toepassing zijn.

  24. De verplichting tot betaling van de prijsschadeheffing vervalt alleen wanneer deze heffing geheel voldaan is of de periode gedurende welke de tegenmaatregelen van toepassing zijn, verstrijkt.

  25. Optreden op grond van deze verordening mag nooit strijdig zijn met het belang van de Unie.

  26. Bij de toepassing van deze verordening moet de Unie snel en doeltreffend optreden.

  27. Het is dienstig te bepalen dat controlebezoeken dienen plaats te vinden ter verificatie van de verstrekte informatie betreffende de schade veroorzakende prijzen en de schade, met dien verstande dat dergelijke bezoeken afhankelijk worden gesteld van de wijze waarop de vragenlijsten zijn ingevuld.

  28. Het is noodzakelijk te bepalen dat voor belanghebbenden die onvoldoende medewerking verlenen aan het onderzoek, andere informatie kan worden gebruikt en dat dergelijke informatie voor de betrokken belanghebbenden minder gunstig kan zijn dan indien zij wel medewerking aan het onderzoek hadden verleend.

  29. Bepalingen betreffende de vertrouwelijke behandeling van informatie dienen te worden vastgesteld om de openbaarmaking van zakengeheimen te voorkomen.

  30. Het is absoluut noodzakelijk te bepalen dat de belangrijkste feiten en overwegingen ter kennis worden gebracht van de partijen die voor een dergelijke behandeling in aanmerking komen en dat deze kennisgeving, met inachtneming van het besluitvormingsproces van de Unie, dient plaats te vinden binnen een termijn die de belanghebbenden voldoende tijd geeft om hun belangen naar behoren te verdedigen.

  31. De uitvoering van de procedures waarin deze verordening voorziet, vereist eenvormige voorwaarden voor de vaststelling van maatregelen voor de uitvoering ervan overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad(5),

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1 Beginselen en definities

1.

Een prijsschadeheffing kan worden opgelegd aan de bouwer van een vaartuig waarvan de verkoop tegen een schade veroorzakende prijs aan een in een ander land dan het land van oorsprong van het vaartuig gevestigde koper schade ten gevolge heeft.

2.

Een vaartuig wordt geacht tegen een schade veroorzakende prijs te worden verkocht indien zijn uitvoerprijs lager is dan een vergelijkbare prijs van een soortgelijk vaartuig dat in het kader van normale handelstransacties aan een koper in het land van uitvoer wordt verkocht.

3.

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a) „vaartuig” :
elk zeegaand vaartuig van 100 brt en meer met eigen beweegkracht voor het vervoer van goederen of personen of voor speciale werkzaamheden (bijvoorbeeld ijsbrekers en baggerschepen), evenals sleepboten van 365 kW en meer;
b) „soortgelijk vaartuig” :
een vaartuig van hetzelfde type, voor hetzelfde doel bestemd en van ongeveer dezelfde grootte als het betrokken vaartuig en dat kenmerken bezit die grote overeenkomst vertonen met die van het betrokken vaartuig;
c) „hetzelfde algemene type vaartuig” :
een vaartuig van hetzelfde type en voor hetzelfde doel bestemd, maar van een aanmerkelijk verschillende grootte;
d) „verkoop” :
het ontstaan of de overdracht van een eigendomsrecht op het vaartuig, met uitzondering van eigendomsrechten die ontstaan of worden verworven uitsluitend om als zekerheid voor een gewone commerciële lening te worden gebruikt;
e) „eigendomsrecht” :

ieder contractueel recht of recht als eigenaar dat de persoon of personen die in het genot zijn van dat recht de mogelijkheid biedt van de exploitatie van het vaartuig profijt te trekken op een wijze die in aanzienlijke mate vergelijkbaar is met de wijze waarop een eigenaar baat vindt bij de exploitatie van een vaartuig. Om te bepalen of deze aanzienlijke mate van vergelijkbaarheid aanwezig is, baseren de bevoegde instanties zich onder meer op de volgende factoren:

  1. de voorwaarden en omstandigheden van de transactie,

  2. de gangbare commerciële praktijken binnen de betrokken sector,

  3. de vraag of het vaartuig waarop de transactie betrekking heeft, in de activiteiten van de rechthebbende of rechthebbenden wordt geïntegreerd, en

  4. de vraag of in de praktijk mag worden aangenomen dat de rechthebbende of rechthebbenden gedurende een aanzienlijk gedeelte van de levensduur van het vaartuig de voordelen genieten en de risico's dragen die aan de exploitatie van het vaartuig verbonden zijn;

f) „koper” :
elke persoon of onderneming die bij de oorspronkelijke overdracht door de scheepsbouwer, hetzij rechtstreeks, hetzij onrechtstreeks, een eigendomsrecht verwerft, onder meer door leasing of in het kader van een rompbevrachtingscontract op lange termijn, met inbegrip van een persoon of onderneming die eigenaar is van of zeggenschap heeft over een koper of deze instructies geeft. Een persoon of onderneming is eigenaar van een koper wanneer deze persoon of onderneming voor meer dan 50 % in de koper participeert. Een persoon of onderneming wordt geacht zeggenschap te hebben over een koper wanneer deze persoon of onderneming rechtens of feitelijk in staat is beperkingen op te leggen of instructies te geven aan de koper, hetgeen verondersteld wordt het geval te zijn bij een kapitaalparticipatie van 25 %. Indien wordt bewezen dat een persoon of onderneming eigenaar is van een koper, wordt ervan uitgegaan dat met betrekking tot die persoon of onderneming er niet ook nog een van dat eigendomsrecht te onderscheiden zeggenschap bestaat, tenzij anders wordt bewezen. Er kan voor elk vaartuig meer dan een koper zijn;
g) „onderneming” :
vennootschappen naar burgerlijk recht of handelsrecht, coöperatieve verenigingen of vennootschappen daaronder begrepen, alsmede andere rechtspersonen naar publiek- of privaatrecht, met inbegrip van vennootschappen welke geen winst beogen;
h) „overeenkomstsluitende partij” :
elk derde land dat partij is bij de Scheepsbouwovereenkomst.

Artikel 2 Vaststelling van prijsschade

A. Normale waarde

1.

De normale waarde is in beginsel gebaseerd op de prijs die door een onafhankelijke koper in het land van uitvoer in het kader van een normale handelstransactie voor een soortgelijk vaartuig wordt betaald of dient te worden betaald.

2.

Prijzen die worden toegepast tussen belanghebbenden die kennelijk geassocieerd zijn of met elkaar een compensatieregeling hebben getroffen, mogen niet worden beschouwd als in het kader van normale handelstransacties te zijn toegepast en mogen niet voor de berekening van de normale waarde worden gebruikt, tenzij wordt vastgesteld dat de relatie tussen deze belanghebbenden de prijs niet heeft beïnvloed.

3.

Wanneer in het kader van normale handelstransacties geen soortgelijke vaartuigen zijn verkocht of indien, wegens de bijzondere marktsituatie, deze verkoop geen duidelijke vergelijking mogelijk maakt, wordt de normale waarde van het soortgelijke vaartuig berekend op basis van de prijs bij uitvoer van een soortgelijk vaartuig in het kader van normale handelstransacties naar een passend derde land, mits deze prijs representatief is. Indien geen verkoop van een dergelijk vaartuig, naar een passend derde land heeft plaatsgevonden of indien deze verkoop geen deugdelijke vergelijking mogelijk maakt, wordt de normale waarde van het soortgelijke vaartuig berekend op basis van de productiekosten in het land van oorsprong vermeerderd met een redelijk bedrag voor verkoopkosten, algemene kosten, administratiekosten en winst.

4.

De verkoop van soortgelijke vaartuigen op de binnenlandse markt van het land van uitvoer of de verkoop voor uitvoer naar een derde land tegen prijzen die lager zijn dan de (vaste en variabele) productiekosten per eenheid, vermeerderd met verkoopkosten, administratiekosten en algemene kosten, mag worden beschouwd als een verkoop die, wegens de prijs, niet in het kader van normale handelstransacties heeft plaatsgevonden en bij de vaststelling van de normale waarde buiten beschouwing worden gelaten, enkel indien wordt vastgesteld dat dergelijke verkoop plaatsvindt tegen prijzen die het niet mogelijk maakten binnen een redelijke termijn, die normaliter vijf jaar bedraagt, alle kosten terug te verdienen.

5.

De kosten worden normaal berekend aan de hand van de administratie van de scheepsbouwer waarop het onderzoek betrekking heeft, mits deze administratie wordt gevoerd overeenkomstig de algemeen aanvaarde boekhoudkundige beginselen van het betrokken land en wordt aangetoond dat deze een redelijk beeld geeft van de aan de vervaardiging en de verkoop van het betrokken vaartuig verbonden kosten.

Al het voorgelegde bewijsmateriaal betreffende de correcte kostenallocatie wordt in aanmerking genomen, op voorwaarde dat wordt aangetoond dat deze methode van kostenallocatie ook in het verleden is gebruikt. Bij gebreke van een geschiktere methode, wordt de voorkeur gegeven aan kostenallocatie op basis van de omzet. Tenzij bij de in dit lid bedoelde kostenallocatie hiermede reeds rekening is gehouden, worden de kosten op passende wijze gecorrigeerd voor éénmalige kosten die ten behoeve van de toekomstige en/of de huidige productie zijn gemaakt, of voor omstandigheden waarin de kosten door het opstarten van productieprocessen werden beïnvloed.

6.

De bedragen voor verkoopkosten, algemene kosten, administratiekosten en winst worden gebaseerd op feitelijke gegevens betreffende de bouw en de verkoop, in het kader van normale handelstransacties, van soortgelijke vaartuigen door de scheepsbouwer waarop het onderzoek betrekking heeft. Wanneer deze bedragen niet op de bovenomschreven grondslag kunnen worden vastgesteld, mogen zij worden vastgesteld op basis van:

  1. het gewogen gemiddelde van de werkelijke bedragen die voor andere scheepsbouwers van het land van oorsprong zijn vastgesteld in verband met de bouw en de verkoop van soortgelijke vaartuigen op de binnenlandse markt van dat land;

  2. de werkelijke bedragen die in het kader van normale handelstransacties van toepassing zijn bij de bouw en de verkoop van dezelfde algemene categorie van vaartuigen door de betrokken scheepsbouwer op de binnenlandse markt van het land van oorsprong;

  3. elke andere redelijke methode, mits het aldus vastgestelde bedrag voor winst niet hoger is dan de winst die andere scheepsbouwers gewoonlijk maken bij de verkoop van vaartuigen van dezelfde algemene categorie op de binnenlandse markt van het land van oorsprong.

De bij de berekening van de waarde toegevoegde winst is, in alle gevallen, gebaseerd op de gemiddelde winst over een redelijke termijn van normaal zes maanden, zowel voor als na de verkoop waarop het onderzoek betrekking heeft, en stemt met een redelijke winst op het tijdstip van de verkoop overeen. Bij deze berekening worden bijzondere omstandigheden waarvan wordt aangetoond dat zij een winst opleveren die op het tijdstip van de verkoop niet als redelijk kan worden aangemerkt buiten beschouwing gelaten.

7.

Gezien het lange tijdsverloop tussen de ondertekening van het contract en de oplevering van het vaartuig worden in de normale waarde niet de feitelijke kosten opgenomen waarvan de scheepsbouwer aantoont dat zij het gevolg zijn van overmacht en aanmerkelijk hoger zijn dan de kostenstijging die hij redelijkerwijze kon voorzien en waarmee bij de vaststelling van de materiële verkoopvoorwaarden rekening werd gehouden.

8.

Bij de verkoop van vaartuigen door scheepsbouwers uit landen zonder markteconomie, in het bijzonder die waarop Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad(6) van toepassing is, wordt de normale waarde vastgesteld op basis van de prijs of de door berekening vastgestelde waarde in een derde land met een markteconomie, dan wel op basis van de prijs bij uitvoer uit een dergelijk derde land naar andere landen, met inbegrip van de Unie, of, indien zulks niet mogelijk is, op elke andere redelijke grondslag, met inbegrip van de werkelijk betaalde of te betalen prijs van het soortgelijke vaartuig in de Unie, indien nodig verhoogd met een redelijke winstmarge.

Er wordt op redelijke wijze een geschikt derde land met een markteconomie geselecteerd, met inachtneming van alle betrouwbare informatie die op het tijdstip van de selectie beschikbaar is. Voorts wordt rekening gehouden met de termijnen.

De naam van het derde land met een markteconomie wordt de bij het onderzoek betrokken partijen kort na de opening van het onderzoek medegedeeld, waarna deze tien dagen tijd hebben om opmerkingen te maken.

B. Uitvoerprijs

9.

De uitvoerprijs is de werkelijk betaalde of te betalen prijs van het betrokken vaartuig.

10.

Wanneer geen uitvoerprijs voorhanden is of deze onbetrouwbaar blijkt wegens het bestaan van een associatie of een compensatieregeling tussen de scheepsbouwer en de koper of een derde partij, mag de uitvoerprijs worden samengesteld op basis van de prijs waartegen het vaartuig voor het eerst aan een onafhankelijke koper wordt doorverkocht of, indien het vaartuig niet aan een onafhankelijke koper wordt doorverkocht of niet wordt doorverkocht in de staat waarin het oorspronkelijk werd verkocht, op elke redelijke grondslag.

In dergelijke gevallen wordt voor alle tussen de oorspronkelijke verkoop en de wederverkoop gemaakte kosten, met inbegrip van rechten en heffingen, en voor de winst, een correctie toegepast teneinde een betrouwbare uitvoerprijs te verkrijgen.

De elementen waarvoor een correctie wordt toegepast zijn, onder meer, die welke gewoonlijk door een koper worden gedragen, doch worden betaald door een partij binnen of buiten de Unie die kennelijk met de scheepsbouwer of de koper is geassocieerd of met deze een compensatieregeling heeft. Bedoeld worden, onder meer, de gebruikelijke kosten van vervoer, verzekering, lading, overlading, lossing en bijkomende kosten, evenals de douanerechten en alle andere heffingen die in het land van invoer uit hoofde van de aankoop van het vaartuig verschuldigd zijn, alsmede een redelijke marge voor verkoopkosten, algemene kosten, administratiekosten en winst.

C. Vergelijking

11.

De uitvoerprijs wordt op billijke wijze met de normale waarde vergeleken. Deze vergelijking geschiedt in hetzelfde handelsstadium voor verkopen op zo dicht mogelijk bij elkaar liggende data, normaliter binnen een termijn van drie maanden voor of na de verkoop waarop het onderzoek betrekking heeft, dan wel, bij gebreke van een dergelijke verkoop, binnen elke passende termijn. Bij elke zaak wordt, al naar gelang van het geval, rekening gehouden met verschillen die van invloed zijn op de vergelijkbaarheid van de prijzen, zoals verschillen in verkoopvoorwaarden, contractuele sancties, belastingen en heffingen, handelsstadium, hoeveelheden, fysieke kenmerken en alle andere verschillen waarvan wordt aangetoond dat zij eveneens van invloed zijn op de vergelijkbaarheid van de prijzen. Wanneer, in de in lid 10 bedoelde gevallen de prijzen niet geheel vergelijkbaar zijn, wordt de normale waarde vastgesteld in een handelsstadium dat gelijkwaardig is aan het handelsstadium van de door berekening vastgestelde exportprijs of worden de krachtens dit lid toegestane correcties aangebracht. Dubbele correcties dienen te worden vermeden, in het bijzondere wat de kortingen en de contractuele sancties betreft. Wanneer ten behoeve van de prijsvergelijking valuta dienen te worden omgerekend, wordt daarvoor de wisselkoers op de datum van verkoop gebruikt. Is de verkoop van vreemde valuta op de termijnmarkt rechtstreeks aan de betrokken verkoop voor uitvoer gekoppeld, dan dient de bij de termijnverkoop gebruikte wisselkoers te worden toegepast. Voor de toepassing van deze bepaling wordt onder de verkoopdatum de datum verstaan waarop de materiële voorwaarden van de verkoop zijn vastgesteld. Deze datum is normalerwijze de datum van het contract. Worden de materiële verkoopvoorwaarden op een latere datum ingrijpend gewijzigd, dan wordt de wisselkoers gebruikt die op de datum van de wijziging van toepassing was. In dergelijk geval worden de nodige correcties aangebracht ter compensatie van onredelijke gevolgen voor de prijsschademarge die enkel aan het koersverschil tussen de oorspronkelijke verkoopdatum en de datum van de wijziging te wijten zijn.

D. Prijsschademarge

12.

Onverminderd de bepalingen betreffende de billijke vergelijking, wordt het bestaan van prijsschademarges normaal vastgesteld door vergelijking van een gewogen gemiddelde normale waarde met een gewogen gemiddelde prijs van alle verkooptransacties, dan wel door vergelijking, per transactie, van afzonderlijke normale waarden en afzonderlijke uitvoerprijzen. Een op een gewogen gemiddelde gebaseerde normale waarde mag evenwel met de prijzen van alle afzonderlijke verkooptransacties worden vergeleken indien die uitvoerprijzen voor de verschillende afnemers, gebieden of tijdvakken sterk uiteenlopen en de in de eerste zin omschreven methoden de prijsschade niet volledig tot uitdrukking zouden brengen.

13.

De prijsschademarge is het bedrag waarmee de normale waarde de uitvoerprijs overschrijdt. Wanneer prijsschademarges variëren, kan een gewogen gemiddelde prijsschademarge worden vastgesteld.

Artikel 3 Vaststelling van schade

1.

Voor de toepassing van deze verordening wordt onder „schade”, tenzij anders bepaald, verstaan aanmerkelijke schade of dreiging van aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie dan wel een aanmerkelijke vertraging van de vestiging van een dergelijke bedrijfstak, en wordt dit begrip overeenkomstig de bepalingen van dit artikel uitgelegd.

2.

De vaststelling van schade is gebaseerd op positief bewijsmateriaal en houdt een objectief onderzoek in van:

  1. de gevolgen van de verkoop onder de normale waarde voor de prijzen van soortgelijke vaartuigen op de markt van de Unie, en

  2. de gevolgen van deze verkoop voor de bedrijfstak van de Unie.

3.

Om de gevolgen van de verkoop onder de normale waarde voor de prijzen te beoordelen, wordt nagegaan of bij de verkoop van het vaartuig onder de normale waarde een aanzienlijke prijsonderbieding heeft plaatsgevonden in vergelijking met de prijs van soortgelijke vaartuigen van de bedrijfstak van de Unie, dan wel of deze verkoop op enige andere wijze een sterke neerwaartse druk uitoefent op de prijzen of prijsverhogingen die zonder deze invoer hadden plaatsgevonden grotendeels onmogelijk maakt, met dien verstande dat geen van deze factoren op zich, noch verscheidene van deze factoren tezamen noodzakelijkerwijze doorslaggevend is of zijn.

4.

Wanneer verkooptransacties in verband met uit meerdere landen herkomstige vaartuigen gelijktijdig aan een prijsschadeonderzoek worden onderworpen, worden de gevolgen van deze verkooptransacties uitsluitend cumulatief beoordeeld indien wordt vastgesteld dat:

  1. de prijsschademarge voor het in elk land aangekochte vaartuig meer dan minimaal is in de zin van artikel 7, lid 3, en

  2. een cumulatieve beoordeling van de gevolgen van deze verkooptransacties aangewezen lijkt in het licht van de concurrentieverhoudingen tussen de door scheepsbouwers van buiten de Unie aan de koper verkochte vaartuigen en de concurrentieverhoudingen tussen dergelijke vaartuigen en soortgelijke vaartuigen uit de Unie.

5.

Het onderzoek naar de gevolgen van de verkoop onder de normale waarde voor de betrokken bedrijfstak van de Unie houdt een beoordeling in van alle relevante economische factoren en indicatoren die op de situatie van die bedrijfstak van invloed zijn, zoals het feit dat een bedrijfstak nog steeds herstellende is van de gevolgen van eerdere invoer met dumping, schade veroorzakende prijzen of subsidiëring; de werkelijke hoogte van de prijsschademarge; de werkelijke en potentiële daling van de verkoop, de winst, de productie, het marktaandeel, de productiviteit, de rentabiliteit en de bezettingsgraad; factoren die van invloed zijn op de prijzen in de Unie, de werkelijke en potentiële negatieve gevolgen voor de cashflow, de voorraden, de werkgelegenheid, de lonen, de groei en het vermogen om kapitaal of investeringen aan te trekken. Deze lijst is niet limitatief, noch zijn één of meer van deze factoren noodzakelijkerwijze doorslaggevend.

6.

Aan de hand van het overeenkomstig lid 2 voorgelegde bewijsmateriaal moet worden aangetoond dat de verkoop onder de normale waarde schade in de zin van deze verordening veroorzaakt of heeft veroorzaakt. Hierbij moet in het bijzonder worden aangetoond dat de overeenkomstig lid 3 vastgestelde prijzen de in lid 5 omschreven gevolgen kunnen hebben voor de bedrijfstak van de Unie en dat deze gevolgen als ernstig kunnen worden beschouwd.

7.

Andere bekende factoren dan de verkoop onder de normale waarde die de bedrijfstak van de Unie terzelfder tijd schade toebrengen, worden ook onderzocht om te voorkomen dat de door deze andere factoren veroorzaakte schade overeenkomstig het bepaalde in lid 6 aan de invoer met dumping wordt toegeschreven. Relevant kunnen wat dit betreft bijvoorbeeld zijn: de omvang en de prijzen van de verkoop door scheepsbouwers uit andere landen dan het uitvoerland die niet onder de normale waarde plaatsvinden; een inkrimping van de vraag of wijzigingen in de consumptiepatronen; handelsbeperkende praktijken van en concurrentie tussen buitenlandse producenten en producenten in de Unie; technologische ontwikkelingen; en exportprestaties en productiviteit van de bedrijfstak van de Unie.

8.

De gevolgen van de verkoop onder de normale waarde worden beoordeeld met betrekking tot de productie van soortgelijke vaartuigen door de bedrijfstak van de Unie, mits deze productie duidelijk kan worden onderscheiden aan de hand van de beschikbare gegevens betreffende, onder meer, het productieproces, de omzet en de winst van de producenten. Is deze productie niet op de bovenomschreven wijze te onderscheiden, dan worden de gevolgen van de verkoop onder de normale waarde beoordeeld aan de hand van een onderzoek van de kleinste groep of het kleinste assortiment vaartuigen waartoe het soortgelijke vaartuig behoort en waarover de nodige gegevens kunnen worden verkregen.

9.

De vaststelling dat aanmerkelijke schade dreigt, is op feiten gebaseerd en niet enkel op veronderstellingen, ramingen of vage mogelijkheden. De verandering van omstandigheden waardoor een situatie zou ontstaan waarin een verkoop onder de normale waarde schade veroorzaakt, moet duidelijk te voorzien zijn en op handen zijn.

Ten behoeve van de vaststelling van dreigende aanmerkelijke schade worden onder meer de volgende factoren in aanmerking genomen:

  1. voldoende vrij beschikbare productiecapaciteit van de scheepsbouwer of een aanmerkelijke toename daarvan in de zeer nabije toekomst, waardoor de verkoop onder de normale waarde waarschijnlijk nog aanzienlijk zal toenemen, waarbij evenwel rekening moet worden gehouden met de beschikbaarheid van andere exportmarkten die de eventuele extra uitvoer kunnen absorberen;

  2. het feit dat vaartuigen worden uitgevoerd tegen prijzen die een sterke neerwaartse druk op de binnenlandse prijzen zullen uitoefenen of een stijging van deze prijzen zullen verhinderen en die de vraag naar vaartuigen uit andere landen vermoedelijk nog zullen doen toenemen.

Geen van deze factoren behoeft op zich doorslaggevend te zijn, maar alle in aanmerking genomen factoren tezamen moeten als zodanig tot de conclusie leiden dat op korte termijn nog meer vaartuigen onder de normale waarde zullen worden verkocht en dat, tenzij beschermende maatregelen worden genomen, aanzienlijke schade zal worden veroorzaakt.

Artikel 4 Omschrijving van het begrip bedrijfstak van de Unie

1.

Voor de toepassing van deze verordening wordt onder „bedrijfstak van de Unie” verstaan de gezamenlijke producenten in de Unie die met hun bestaande uitrusting een soortgelijk vaartuig kunnen bouwen of waarvan de uitrusting op korte termijn voor de bouw van een soortgelijk vaartuig kan worden aangepast, dan wel dat deel van de producenten in de Unie wier gezamenlijke vermogen om een soortgelijk vaartuig te bouwen een groot deel van het totale in de Unie aanwezige vermogen om een soortgelijk vaartuig te bouwen, als omschreven in artikel 5, lid 6, vertegenwoordigt. Wanneer producenten evenwel met de scheepsbouwer of met de exporteurs of kopers verbonden zijn dan wel zelf kopers zijn van het vaartuig dat tegen een schade veroorzakende prijs zou zijn verkocht, dan kunnen onder de term „bedrijfstak van de Unie” de overige producenten worden verstaan.

2.

Voor de toepassing van lid 1 worden producenten uitsluitend geacht met scheepsbouwers, exporteurs of kopers te zijn verbonden indien:

  1. één van hen rechtstreeks of onrechtstreeks zeggenschap over de ander heeft;

  2. een derde persoon rechtstreeks of onrechtstreeks zeggenschap over hen beiden heeft, of

  3. zij tezamen rechtstreeks of onrechtstreeks zeggenschap over een derde persoon hebben, voor zover er redenen zijn om aan te nemen of te vermoeden dat de betrokken producent zich door deze relatie anders gedraagt dan niet verbonden producenten.

Voor de toepassing van dit lid wordt een persoon geacht zeggenschap over een andere persoon te hebben wanneer hij rechtens of feitelijk in een positie is het handelen van de andere persoon te beperken of te leiden.

3.

De bepalingen van artikel 3, lid 8, zijn op dit artikel van toepassing.

Artikel 5 Inleiding van de procedure

Artikel 6 Onderzoek

Artikel 7 Beëindiging zonder maatregelen, instelling en inning van prijsschadeheffingen

Artikel 8 Alternatieve maatregelen

Artikel 9 Tegenmaatregelen, ontzegging van ladings- en lossingsrechten

Artikel 10 Comitéprocedure

Artikel 11 Controlebezoeken

Artikel 12 Niet-medewerking

Artikel 13 Vertrouwelijkheid

Artikel 14 Mededeling van feiten en overwegingen

Artikel 15 Verslag

Artikel 16 Slotbepalingen

Artikel 17 Intrekking

Artikel 18 Inwerkingtreding

BIJLAGE I

BIJLAGE II