Gezien Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad(1), en met name artikel 52, lid 12, onder a) en b),
Het is essentieel om gedetailleerde regels vast te stellen over de minimumelementen die in een bedrijfssaneringsplan moeten worden opgenomen om te worden goedgekeurd, alsook over de minimuminhoud van de verslagen die worden opgesteld in geval van sanering van de instellingen en entiteiten die aan de bepalingen van Richtlijn 2014/59/EU onderworpen zijn.
De richtsnoeren en mededelingen die de Commissie heeft aangenomen aangaande de beoordeling van de naleving van het EU-kader inzake staatssteun met betrekking tot de herstructurering van ondernemingen die in moeilijkheden verkeren in de financiële sector, overeenkomstig artikel 107, lid 3, van het Verdrag, kunnen nuttige aanknopingspunten bieden voor de uitwerking van het bedrijfssaneringsplan, zelfs wanneer geen staatssteun werd toegekend, daar die net als het bedrijfssaneringsplan tot doel hebben de levensvatbaarheid op lange termijn van de instelling of entiteit te herstellen.
Bedrijfssaneringsplannen moeten informatie uit het herstelplan en het afwikkelingsplan kunnen gebruiken, voor zover dergelijke informatie nog steeds relevant is voor het herstellen van de levensvatbaarheid op lange termijn van de in artikel 1, lid 1, onder b), c) of d), van Richtlijn 2014/59/EU bedoelde instelling of entiteit, en rekening houdend met de toepassing van het instrument van bail-in.
De herstructurering van de in artikel 1, lid 1, onder b), c) of d), van Richtlijn 2014/59/EU bedoelde instelling of entiteit en haar activiteiten na de toepassing van het instrument van bail-in moet de redenen voor haar falen aanpakken. De basis voor de saneringsstrategie moet daarom bestaan uit de factoren die hebben veroorzaakt dat een instelling of entiteit in afwikkeling moest gaan. Die strategie kan ook rekening houden met de crisispreventiemaatregelen of de crisisbeheersingsmaatregelen die werden genomen en uitgevoerd door de bevoegde autoriteit respectievelijk de afwikkelingsautoriteit. De oorzaak en de omvang van de moeilijkheden die de instelling of entiteit ondervindt, kunnen worden geïllustreerd door informatie op te nemen over de naleving van de desbetreffende regelgevingsvereisten en prudentiële vereisten voorafgaand aan de afwikkeling.
Hoewel het falen van de in artikel 1, lid 1, onder b), c) en d), van Richtlijn 2014/59/EU bedoelde instelling of entiteit kan zijn veroorzaakt door een bepaald aantal redenen, kan deze instelling of entiteit ook andere ernstige tekortkomingen hebben vertoond die het falen niet hebben veroorzaakt, maar wel haar levensvatbaarheid op lange termijn zouden kunnen ondermijnen. De sanering moet alle tekortkomingen aanpakken. Een succesvolle saneringsstrategie moet een allesomvattende analyse volgen van zowel de te saneren instelling of entiteit en haar sterke en zwakke punten, als de relevante markten waarin de instelling of entiteit actief is en de risico's en kansen die deze markten met zich brengen. Om ervoor te zorgen dat de afwikkelingsautoriteit en de bevoegde autoriteit een bedrijfssaneringsplan geloofwaardig achten, moet het plan de levensvatbaarheid op lange termijn van de instelling herstellen op basis van prudentiële aannames.
Het herstellen van de levensvatbaarheid op lange termijn van de in artikel 1, lid 1, onder b), c) en d), van Richtlijn 2014/59/EU bedoelde instelling of entiteit na afwikkeling betekent dat de instelling of entiteit uiterlijk voor het einde van de saneringsperiode in staat is om op toekomstgerichte basis te voldoen aan haar intern beoordelingsproces van kapitaaltoereikendheid en aan alle toepasselijke prudentiële en andere regelgevingsvereisten, en dat zij een levensvatbaar bedrijfsmodel heeft dat ook op lange termijn duurzaam wordt geacht.
De afwikkelingsautoriteit en de bevoegde autoriteit moeten voldoende gedetailleerde informatie krijgen om het bedrijfssaneringsplan te beoordelen en toezicht houden op de uitvoering ervan. Bij deze informatieplicht moet rekening worden gehouden met de relevantie van de informatie voor de bedrijfsstructuur van de in artikel 1, lid 1, onder b), c) en d), van Richtlijn 2014/59/EU bedoelde instelling of entiteit, en de relevantie ervan voor de sanering en de betrouwbaarheid, vooral in het geval van een systeemcrisis.
Schommelingen maken onlosmakelijk deel uit van de economische cyclus. Elk ondernemingsplan moet daarom worden onderworpen aan een analyse van alternatieve scenario's, met passende wijzigingen in de belangrijkste onderliggende aannames. Hoewel de levensvatbaarheid op lange termijn moet worden hersteld ongeacht het scenario, zou de ontwikkeling van volwaardige alternatieve saneringsstrategieën buitensporige kosten met zich brengen voor de in artikel 1, lid 1, onder b), c) en d), van Richtlijn 2014/59/EU bedoelde instelling of entiteit, terwijl alternatieve scenario's in principe minder waarschijnlijk zijn dan het basisscenario.
Het bedrijfssaneringsplan moet het voor de afwikkelingsautoriteit en de bevoegde autoriteit mogelijk maken om te beoordelen welke impact het plan zal hebben op het verwezenlijken van de afwikkelingsdoelstellingen, meer bepaald de doelstelling de continuïteit van de kritieke functies te waarborgen en aanzienlijke negatieve gevolgen voor het financiële stelsel te vermijden.
De frequentie en de gedetailleerdheid van het toezicht op de uitvoering van het bedrijfssaneringsplan moeten het mogelijk maken om eventuele afwijkingen of andere problemen snel vast te stellen. Driemaandelijkse rapportage van gegevens en prestaties is een gebruikelijke methodologie in de financiële sector en maakt die snelle vaststelling mogelijk. Het bedrijfssaneringsplan moet het ook mogelijk maken om de oorspronkelijk daarin vastgestelde mijlpalen of maatregelen aan te passen indien de omstandigheden dat rechtvaardigen.
Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Bankautoriteit (EBA) bij de Commissie heeft ingediend.
De EBA heeft openbare publieksraadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, heeft de mogelijke kosten en baten geanalyseerd en het advies van de Stakeholdergroep bankwezen ingewonnen, die overeenkomstig artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad(2) werd opgericht,