Home

Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/10 van de Commissie van 5 januari 2017 houdende wijziging van de Uitvoeringsbesluiten 2013/328/EU en 2012/807/EU tot vaststelling van specifieke controle- en inspectieprogramma's voor bepaalde demersale en pelagische visserijen in de Uniewateren van de Noordzee en de Uniewateren van ICES-sector IIa

Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/10 van de Commissie van 5 januari 2017 houdende wijziging van de Uitvoeringsbesluiten 2013/328/EU en 2012/807/EU tot vaststelling van specifieke controle- en inspectieprogramma's voor bepaalde demersale en pelagische visserijen in de Uniewateren van de Noordzee en de Uniewateren van ICES-sector IIa

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006(1), en met name artikel 95,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Bij Uitvoeringsbesluit 2013/328/EU van de Commissie(2) is een specifiek controle- en inspectieprogramma vastgesteld voor de visserijtakken die kabeljauw-, schol- en tongbestanden exploiteren in het Kattegat, de Noordzee, het Skagerrak, het oostelijke deel van het Kanaal, de wateren ten westen van Schotland en de Ierse Zee.

  2. Bij Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad(3) is een aanlandingsverplichting voor pelagische en demersale visserijen ingevoerd om de huidige hoge niveaus op het gebied van ongewenste vangsten te verlagen en de teruggooi geleidelijk tot nul terug te brengen. Nadere bepalingen voor de uitvoering van de aanlandingsverplichting zijn vastgelegd in Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1395/2014 van de Commissie(4) en in Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2440 van de Commissie(5). De naleving van de aanlandingsverplichting moet worden gecontroleerd en geïnspecteerd.

  3. Naast de visserijen op tong, schol en kabeljauw in de Noordzee, die onder Uitvoeringsbesluit 2013/328/EU vallen en waarvoor een specifiek controle- en inspectieprogramma moet blijven gelden, moeten ook de visserijen die zijn omschreven in de bijlage bij de teruggooiplannen als bedoeld in de Gedelegeerde Verordeningen (EU) nr. 1395/2014 en (EU) 2015/2440, onder het specifieke controle- en inspectieprogramma worden gebracht, zodat de betrokken lidstaten op efficiënte en doeltreffende wijze gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten kunnen uitvoeren.

  4. Op basis van de resultaten van de door de lidstaten uitgevoerde risicobeoordeling voor elk van de visserijen die onder de teruggooiplannen vallen, moeten de lidstaten de algemene ijkpunten voor inspecties, als vastgelegd in het onderhavige specifieke controle- en inspectieprogramma, ten uitvoer leggen.

  5. Om rekening te houden met specifieke regionale kenmerken en de noodzaak om de controle- en inspectieprocedures te harmoniseren en de doeltreffendheid ervan te verhogen, heeft het onderhavige specifieke controle- en inspectieprogramma betrekking op de Uniewateren van de Noordzee zoals afgebakend in Verordening (EU) nr. 1380/2013 (ICES-gebied IIIa, dat wil zeggen met inbegrip van het Kattegat en het Skagerrak, en ICES-gebied IV) en op de Uniewateren van ICES-sector IIa.

  6. Het onderhavige specifieke controle- en inspectieprogramma heeft betrekking op bepaalde demersale soorten en visserijen in de Uniewateren van de Noordzee en in de Uniewateren van ICES-sector IIa, en op bepaalde pelagische visserijen in de Uniewateren van de Noordzee (ICES-gebieden IIIa en IV) en in de Uniewateren van ICES-sector IIa. Bij Uitvoeringsbesluit 2012/807/EU van de Commissie(6), zoals gewijzigd bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1944 van de Commissie(7), is een specifiek controle- en inspectieprogramma vastgesteld voor de pelagische visserij in de westelijke wateren van het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de noordelijke Noordzee (ICES-gebied IVa). Daarom moet het toepassingsgebied van Uitvoeringsbesluit 2012/807/EU overeenkomstig het onderhavige besluit worden gewijzigd.

  7. Bij Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad(8), en met name titel III bis daarvan, zijn maatregelen ter beperking van de teruggooi vastgesteld. Het specifieke controle- en inspectieprogramma moet gericht zijn op de naleving van het verbod op highgrading, de gebiedsbepalingen en het verbod op uitgeleiding.

  8. De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1 Wijzigingen van Uitvoeringsbesluit 2013/328/EU

Uitvoeringsbesluit 2013/328/EU wordt als volgt gewijzigd:

  1. De titel wordt vervangen door:

    „Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 25 juni 2013 tot vaststelling van een specifiek controle- en inspectieprogramma voor bepaalde demersale en pelagische visserijen in de Uniewateren van de Noordzee en in de Uniewateren van ICES-sector IIa”.

  2. Artikel 1 wordt vervangen door:

    Bij dit besluit wordt één enkel specifiek controle- en inspectieprogramma vastgesteld voor de visserijen die kabeljauw, tong en schol exploiteren in de Uniewateren van de ICES-gebieden IIIa en IV, en voor bepaalde visserijen die makreel, haring, horsmakreel, blauwe wijting, zilvervis, sprot; zandspiering, en kever; kabeljauw, schelvis, wijting, zwarte koolvis, langoustine, tong, schol, heek, Noordse garnaal exploiteren in de Uniewateren van de ICES-gebieden IIIa en IV en in de Uniewateren van ICES-sector IIa (hierna „de betrokken gebieden” genoemd).”.

  3. In artikel 2 wordt het volgende lid 1 bis ingevoegd:

    „1 bis.

    Het specifieke controle- en inspectieprogramma is van toepassing op:

    1. de visserijen die zijn omschreven in de bijlage bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1395/2014 van de Commissie(*);

    2. de visserijen die zijn omschreven in de bijlage bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2440 van de Commissie(**);

    3. de bestanden die vallen onder de Verordeningen (EG) nr. 1342/2008 en (EG) nr. 676/2007.

  4. Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 1 wordt vervangen door:

      „1.

      Het specifieke controle- en inspectieprogramma garandeert de eenvormige en doeltreffende uitvoering van de instandhoudings- en controlemaatregelen die op de in artikel 2, lid 1 bis, bedoelde visserijen en bestanden van toepassing zijn.”;

    2. in lid 2 wordt punt c) vervangen door:

      de verplichting tot het aanlanden van alle vangsten van soorten die vallen onder de aanlandingsverplichting op grond van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad(*), alsook de in titel III bis van Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad(**) vervatte maatregelen om teruggooi te verminderen;

  5. In artikel 4 wordt lid 2 vervangen door:

    „2.

    Alle vissersvaartuigen, groepen vissersvaartuigen, categorieën vistuig, exploitanten en/of visserijgerelateerde activiteiten die betrekking hebben op de in artikel 2, lid 1 bis, vermelde visserijen en bestanden, worden onderworpen aan controles en inspecties volgens de prioriteit die overeenkomstig lid 3 wordt toegekend.”.

  6. Artikel 5 wordt vervangen door:

    1.

    De betrokken lidstaten beoordelen de risico's ten aanzien van de in artikel 1 vermelde bestanden en gebieden volgens de methode die in samenwerking met het EBVC is vastgesteld.

    2.

    De in lid 1 bedoelde risicobeoordelingsmethode schrijft voor dat de betrokken lidstaat:

    1. op basis van vroegere ervaringen en aan de hand van alle beschikbare relevante informatie nagaat hoe waarschijnlijk het is dat de voorschriften niet worden nageleefd en wat de mogelijke gevolgen van een dergelijke niet-naleving zouden zijn;

    2. per visserij en bestand, betrokken gebied, tijd van het jaar een risiconiveau bepaalt op basis van de mate van voorkomen (frequent, af en toe, zelden, niet) en de mogelijke gevolgen (ernstig, significant, aanvaardbaar of marginaal). Het geraamde risiconiveau wordt aangemerkt als „zeer laag”, „laag”, „middelgroot”, „hoog” of „zeer hoog”.

    3.

    De betrokken lidstaten stellen een lijst van hun vaartuigen op, waarin zij ten minste vermelden voor welke vaartuigen een hoog en een zeer hoog risico geldt, en zij actualiseren die lijst regelmatig. De geactualiseerde lijst van naar risico's ingedeelde vaartuigen wordt waar relevant gebruikt tijdens de campagnes in het kader van gezamenlijke inzetplannen.

    4.

    Als een vissersvaartuig dat de vlag voert van een lidstaat die geen betrokken lidstaat is, of een vissersvaartuig van een derde land actief is in de in artikel 1 vermelde gebieden, wordt daaraan overeenkomstig lid 2 een risiconiveau toegekend. Als er geen informatie is, wordt het betrokken vaartuig beschouwd als een vissersvaartuig met een „zeer hoog” risiconiveau tenzij de autoriteiten van de vlaggenstaat van het vissersvaartuig in het kader van artikel 9 de resultaten van hun eigen, overeenkomstig artikel 4, lid 2, en onderhavig artikel, lid 3, uitgevoerde risicobeoordeling voorleggen en die tot een ander risiconiveau leiden.”.

  7. In artikel 7 wordt lid 1 vervangen door:

    „1.

    In het kader van een gezamenlijk inzetplan deelt elke betrokken lidstaat in voorkomend geval het EBVC de resultaten van zijn overeenkomstig artikel 5, lid 2, uitgevoerde risicobeoordeling mee, en met name een lijst van de geraamde risiconiveaus met de overeenkomstige streefniveaus voor de inspectie.”.

  8. Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 1 wordt vervangen door:

      „1.

      Onverminderd de streefijkpunten die in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1224/2009 en in artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad(*) zijn omschreven, zijn voor de in artikel 2, lid 1 bis, onder c), bedoelde bestanden de in bijlage II omschreven streefijkpunten van toepassing voor vissersvaartuigen en/of andere exploitanten met een „hoog” of „zeer hoog” risiconiveau.

    2. lid 2 wordt vervangen door:

      „2.

      Voor de in artikel 2, lid 1 bis, onder a) en b), bedoelde visserijen zijn de in bijlage II omschreven streefijkpunten van toepassing voor vissersvaartuigen en/of andere exploitanten met een „hoog” of „zeer hoog” risiconiveau.”.

  9. Bijlage I wordt geschrapt.

  10. Bijlage II wordt vervangen door de tekst in bijlage I bij dit besluit.

  11. Bijlage IV wordt vervangen door de tekst in bijlage II bij dit besluit.

„Artikel 1 Onderwerp

Uitvoeringsbesluit 2013/328/EU wordt als volgt gewijzigd:

  1. De titel wordt vervangen door:

    „Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 25 juni 2013 tot vaststelling van een specifiek controle- en inspectieprogramma voor bepaalde demersale en pelagische visserijen in de Uniewateren van de Noordzee en in de Uniewateren van ICES-sector IIa”.

  2. Artikel 1 wordt vervangen door:

    Bij dit besluit wordt één enkel specifiek controle- en inspectieprogramma vastgesteld voor de visserijen die kabeljauw, tong en schol exploiteren in de Uniewateren van de ICES-gebieden IIIa en IV, en voor bepaalde visserijen die makreel, haring, horsmakreel, blauwe wijting, zilvervis, sprot; zandspiering, en kever; kabeljauw, schelvis, wijting, zwarte koolvis, langoustine, tong, schol, heek, Noordse garnaal exploiteren in de Uniewateren van de ICES-gebieden IIIa en IV en in de Uniewateren van ICES-sector IIa (hierna „de betrokken gebieden” genoemd).”.

  3. In artikel 2 wordt het volgende lid 1 bis ingevoegd:

    „1 bis.

    Het specifieke controle- en inspectieprogramma is van toepassing op:

    1. de visserijen die zijn omschreven in de bijlage bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1395/2014 van de Commissie(*);

    2. de visserijen die zijn omschreven in de bijlage bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2440 van de Commissie(**);

    3. de bestanden die vallen onder de Verordeningen (EG) nr. 1342/2008 en (EG) nr. 676/2007.

  4. Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 1 wordt vervangen door:

      „1.

      Het specifieke controle- en inspectieprogramma garandeert de eenvormige en doeltreffende uitvoering van de instandhoudings- en controlemaatregelen die op de in artikel 2, lid 1 bis, bedoelde visserijen en bestanden van toepassing zijn.”;

    2. in lid 2 wordt punt c) vervangen door:

      de verplichting tot het aanlanden van alle vangsten van soorten die vallen onder de aanlandingsverplichting op grond van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad(*), alsook de in titel III bis van Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad(**) vervatte maatregelen om teruggooi te verminderen;

  5. In artikel 4 wordt lid 2 vervangen door:

    „2.

    Alle vissersvaartuigen, groepen vissersvaartuigen, categorieën vistuig, exploitanten en/of visserijgerelateerde activiteiten die betrekking hebben op de in artikel 2, lid 1 bis, vermelde visserijen en bestanden, worden onderworpen aan controles en inspecties volgens de prioriteit die overeenkomstig lid 3 wordt toegekend.”.

  6. Artikel 5 wordt vervangen door:

    1.

    De betrokken lidstaten beoordelen de risico's ten aanzien van de in artikel 1 vermelde bestanden en gebieden volgens de methode die in samenwerking met het EBVC is vastgesteld.

    2.

    De in lid 1 bedoelde risicobeoordelingsmethode schrijft voor dat de betrokken lidstaat:

    1. op basis van vroegere ervaringen en aan de hand van alle beschikbare relevante informatie nagaat hoe waarschijnlijk het is dat de voorschriften niet worden nageleefd en wat de mogelijke gevolgen van een dergelijke niet-naleving zouden zijn;

    2. per visserij en bestand, betrokken gebied, tijd van het jaar een risiconiveau bepaalt op basis van de mate van voorkomen (frequent, af en toe, zelden, niet) en de mogelijke gevolgen (ernstig, significant, aanvaardbaar of marginaal). Het geraamde risiconiveau wordt aangemerkt als „zeer laag”, „laag”, „middelgroot”, „hoog” of „zeer hoog”.

    3.

    De betrokken lidstaten stellen een lijst van hun vaartuigen op, waarin zij ten minste vermelden voor welke vaartuigen een hoog en een zeer hoog risico geldt, en zij actualiseren die lijst regelmatig. De geactualiseerde lijst van naar risico's ingedeelde vaartuigen wordt waar relevant gebruikt tijdens de campagnes in het kader van gezamenlijke inzetplannen.

    4.

    Als een vissersvaartuig dat de vlag voert van een lidstaat die geen betrokken lidstaat is, of een vissersvaartuig van een derde land actief is in de in artikel 1 vermelde gebieden, wordt daaraan overeenkomstig lid 2 een risiconiveau toegekend. Als er geen informatie is, wordt het betrokken vaartuig beschouwd als een vissersvaartuig met een „zeer hoog” risiconiveau tenzij de autoriteiten van de vlaggenstaat van het vissersvaartuig in het kader van artikel 9 de resultaten van hun eigen, overeenkomstig artikel 4, lid 2, en onderhavig artikel, lid 3, uitgevoerde risicobeoordeling voorleggen en die tot een ander risiconiveau leiden.”.

  7. In artikel 7 wordt lid 1 vervangen door:

    „1.

    In het kader van een gezamenlijk inzetplan deelt elke betrokken lidstaat in voorkomend geval het EBVC de resultaten van zijn overeenkomstig artikel 5, lid 2, uitgevoerde risicobeoordeling mee, en met name een lijst van de geraamde risiconiveaus met de overeenkomstige streefniveaus voor de inspectie.”.

  8. Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 1 wordt vervangen door:

      „1.

      Onverminderd de streefijkpunten die in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1224/2009 en in artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad(*) zijn omschreven, zijn voor de in artikel 2, lid 1 bis, onder c), bedoelde bestanden de in bijlage II omschreven streefijkpunten van toepassing voor vissersvaartuigen en/of andere exploitanten met een „hoog” of „zeer hoog” risiconiveau.

    2. lid 2 wordt vervangen door:

      „2.

      Voor de in artikel 2, lid 1 bis, onder a) en b), bedoelde visserijen zijn de in bijlage II omschreven streefijkpunten van toepassing voor vissersvaartuigen en/of andere exploitanten met een „hoog” of „zeer hoog” risiconiveau.”.

  9. Bijlage I wordt geschrapt.

  10. Bijlage II wordt vervangen door de tekst in bijlage I bij dit besluit.

  11. Bijlage IV wordt vervangen door de tekst in bijlage II bij dit besluit.

„Artikel 5 Procedures voor risicobeoordeling

1.

De betrokken lidstaten beoordelen de risico's ten aanzien van de in artikel 1 vermelde bestanden en gebieden volgens de methode die in samenwerking met het EBVC is vastgesteld.

2.

De in lid 1 bedoelde risicobeoordelingsmethode schrijft voor dat de betrokken lidstaat:

  1. op basis van vroegere ervaringen en aan de hand van alle beschikbare relevante informatie nagaat hoe waarschijnlijk het is dat de voorschriften niet worden nageleefd en wat de mogelijke gevolgen van een dergelijke niet-naleving zouden zijn;

  2. per visserij en bestand, betrokken gebied, tijd van het jaar een risiconiveau bepaalt op basis van de mate van voorkomen (frequent, af en toe, zelden, niet) en de mogelijke gevolgen (ernstig, significant, aanvaardbaar of marginaal). Het geraamde risiconiveau wordt aangemerkt als „zeer laag”, „laag”, „middelgroot”, „hoog” of „zeer hoog”.

3.

De betrokken lidstaten stellen een lijst van hun vaartuigen op, waarin zij ten minste vermelden voor welke vaartuigen een hoog en een zeer hoog risico geldt, en zij actualiseren die lijst regelmatig. De geactualiseerde lijst van naar risico's ingedeelde vaartuigen wordt waar relevant gebruikt tijdens de campagnes in het kader van gezamenlijke inzetplannen.

4.

Als een vissersvaartuig dat de vlag voert van een lidstaat die geen betrokken lidstaat is, of een vissersvaartuig van een derde land actief is in de in artikel 1 vermelde gebieden, wordt daaraan overeenkomstig lid 2 een risiconiveau toegekend. Als er geen informatie is, wordt het betrokken vaartuig beschouwd als een vissersvaartuig met een „zeer hoog” risiconiveau tenzij de autoriteiten van de vlaggenstaat van het vissersvaartuig in het kader van artikel 9 de resultaten van hun eigen, overeenkomstig artikel 4, lid 2, en onderhavig artikel, lid 3, uitgevoerde risicobeoordeling voorleggen en die tot een ander risiconiveau leiden.”.

Artikel 2 Wijzigingen van Uitvoeringsbesluit 2012/807/EU

Uitvoeringsbesluit 2012/807/EU wordt als volgt gewijzigd:

  1. De titel wordt vervangen door:

    „Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 19 december 2012 tot vaststelling van een specifiek controle- en inspectieprogramma voor de pelagische visserij in de westelijke wateren van het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan”.

  2. Artikel 1 wordt vervangen door:

    Bij dit besluit wordt een specifiek controle- en inspectieprogramma vastgesteld voor de bestanden van makreel, haring, horsmakreel, blauwe wijting, evervis, ansjovis, zilvervis, sardine en sprot in de EU-wateren van de ICES-deelgebieden V, VI, VII, VIII en IX en in de EU-wateren van CECAF 34.1.11 (hierna de „westelijke wateren” genoemd).”.

  3. In artikel 3, lid 2, wordt punt b) vervangen door:

    de rapporteringsverplichtingen die voor visserijactiviteiten in de westelijke wateren gelden, met name de betrouwbaarheid van de geregistreerde en gerapporteerde gegevens;”.

  4. Artikel 5 wordt vervangen door:

    1.

    De betrokken lidstaten beoordelen de risico's ten aanzien van de in artikel 1 vermelde bestanden en gebieden volgens de methode die in samenwerking met het EBVC is vastgesteld.

    2.

    De in lid 1 bedoelde risicobeoordelingsmethode schrijft voor dat de betrokken lidstaat:

    1. op basis van vroegere ervaringen en aan de hand van alle beschikbare relevante informatie nagaat hoe waarschijnlijk het is dat de voorschriften niet worden nageleefd en wat de mogelijke gevolgen van een dergelijke niet-naleving zouden zijn;

    2. per visserij en bestand, betrokken gebied, tijd van het jaar een risiconiveau bepaalt op basis van de mate van voorkomen (frequent, af en toe, zelden, niet) en de mogelijke gevolgen (ernstig, significant, aanvaardbaar of marginaal). Het geraamde risiconiveau wordt aangemerkt als „zeer laag”, „laag”, „middelgroot”, „hoog” of „zeer hoog”.

    3.

    De betrokken lidstaten stellen een lijst van hun vaartuigen op, waarin zij ten minste vermelden voor welke vaartuigen een hoog en een zeer hoog risico geldt, en zij actualiseren die lijst regelmatig. De geactualiseerde lijst van naar risico's ingedeelde vaartuigen wordt waar relevant gebruikt tijdens de campagnes in het kader van gezamenlijke inzetplannen.

    4.

    Als een vissersvaartuig dat de vlag voert van een lidstaat die geen betrokken lidstaat is, of een vissersvaartuig van een derde land actief is in de in artikel 1 vermelde gebieden, wordt daaraan overeenkomstig lid 2 een risiconiveau toegekend. Als er geen informatie is, wordt het betrokken vaartuig beschouwd als een vissersvaartuig met een „zeer hoog” risiconiveau tenzij de autoriteiten van de vlaggenstaat van het vissersvaartuig in het kader van artikel 9 de resultaten van hun eigen, overeenkomstig artikel 4, lid 2, en onderhavig artikel, lid 3, uitgevoerde risicobeoordeling voorleggen en die tot een ander risiconiveau leiden.”.

  5. In artikel 7 wordt lid 1 vervangen door:

    „1.

    In het kader van een gezamenlijk inzetplan deelt elke betrokken lidstaat in voorkomend geval het EBVC de resultaten van zijn overeenkomstig artikel 5, lid 2, uitgevoerde risicobeoordeling mee, en met name een lijst van de geraamde risiconiveaus met de overeenkomstige streefniveaus voor de inspectie.”.

„Artikel 1 Onderwerp

„Artikel 5 Procedures voor risicobeoordeling

Artikel 3 Inwerkingtreding

BIJLAGE I

„BIJLAGE II

BIJLAGE II

„BIJLAGE IV